Iedereen kent het verschil, je favoriete muziek die thuis uit de boxen komt of die je live in het theater of concertzaal ondergaat. Bij het live aanwezig zijn staan al je zintuigen open, voel je de muziek, proef je de sfeer, beleef je de intentie van de muzikanten haast zelf. Thuis kun je weliswaar ook van de muziek genieten, maar de beleving moet min of meer vanuit jezelf opgewekt worden, het gaat niet vanzelf. Het is vlakker en oppervlakkiger. Alsof de ziel er een beetje uit is.
Hetzelfde gaat op bij het ervaren van een natuurlandschap. Het maakt nogal uit of je je daarin fysiek bevindt en alle natuurschoon oogverblindend op jou afkomt of dat je het vanaf een plaatje of bijvoorbeeld op een scherm ziet. In het echt ervaar je alles veel intenser, of anders gezegd, veel echter.
Je kunt stellen, de mens die de omgeving met zijn zintuigen waarneemt, ervaart het direct levende. We zien een bloem en zijn verrukt, hetzelfde geldt bij een schilderij, zoals gezegd het live horen van muziek, het in de ogen kijken van een geliefde, het aanraken van diezelfde geliefde, het ruiken en proeven van gerechten. Tot zo’n 350 jaar geleden was dat de manier waarop de mens zijn omgeving waarnam. Heel direct vanuit zijn zintuigen. Met de intrede van de moderne wetenschap veranderde dat. Men gebruikte instrumenten om bijvoorbeeld de manen van Jupiter te kunnen waarnemen, die met het blote oog immers niet te zien zijn, de microscoop deed zijn intrede waardoor er een hele nieuwe wereld (die van het kleine) ontdekt werd. Een vooruitgang, zou je denken. De wereld werd in al zijn facetten steeds meer in beeld gebracht en dus begrepen. Er werden wiskundige formules uitgewerkt die al die nieuwe ontdekkingen een stevige basis gaven. Sterker, ze waren uitermate praktisch, konden voorspellingen uitvoeren en zorgden voor een ongelooflijke materiële vooruitgang die tot op de dag van vandaag voortduurt. Dit gebruik maken van steeds geavanceerdere apparatuur was en is nog altijd een fantastisch succes. De zegeningen van al onze materiële welvaart zal iedereen onderschrijven. Denk alleen maar aan de wasmachine die in een handomdraai doet waar men vroeger een hele maandag mee bezig was, maandag wasdag. Of aan de landbouw waar vroeger zo’n 60 % van de mensen fysieke arbeid verrichtte en nu door alle machines nog maar zo’n 2 % van de mensen nodig zijn.
En toch, er is ook iets verloren gegaan. Er is een verschil of je waarneemt met je eigen zintuigen of door middel van instrumenten. Zoals gezegd, met je zintuigen sta je in direct contact met je omgeving, met het gebruik van instrumenten is dat directe contact er niet. Tussen jou en het geobserveerde zit namelijk het instrument dat niets anders dan levenloze materie is. Je waarneming is daardoor gefilterd, uitgekleed tot uiterlijke kenmerken. Het levende is eruit gehaald. Ofwel, de ziel is weg. Wat je waarneemt zijn wetenschappelijke feiten als atomen en moleculen, ontdaan van enige zin of beleving. Ze zijn er, meer valt er niet te zeggen.
Dat geldt voor het kijken door een microscoop om het kleine te observeren, door een telescoop om het grote te kunnen aanschouwen, maar ook bijvoorbeeld bij het dragen van een bril om scherp te kunnen zien. De bijziende is geneigd om de dingen van dichtbij te willen zien, daarom is hij bijziend. Een bril met een negatieve lens doet hem weliswaar in de verte scherp zien, maar het sluit minder aan op zijn innerlijke beleving. Sterker, het verstoort en verstart zijn innerlijke gemoedsrust.
Zo is een verziende erop uit de dingen ver van zich af willen houden. Dat is zijn aard. Met een bril met positieve lens kan hij dichtbij scherper zien, maar ook dit verstoort hem. De wereld komt te dichtbij. Dat geldt tevens bij het gebruik maken van een leesbril. Heel handig in de praktijk, maar het zorgt voor (een relatieve) wanorde en onrust in het innerlijk.
In de wetenschap zijn er drie gebieden te onderscheiden die niet in overeenstemming met elkaar zijn te brengen. Dat is niet toevallig, dat komt door de manier waarop we binnen die wetenschap waarnemen. Er is de wereld van de grote afstanden, vervat in de relativiteitsleer van Einstein, er is de wereld van de menselijke schaal, vervat in de wetten van Newton, en er is de wereld van het kleine tot zeer kleine, in de orde van grootte van elektronen, vervat in de quantummechanica.
De middenwereld, die van Newton, kennen we en beleven we elke dag. We gebruiken daarvoor over het algemeen onze zintuigen. Hoewel ook hier de instrumenten steeds meer in opmars zijn. Bij de wereld van het grote, van het heelal en de sterren, kijken we door telescopen en gebruiken we fijngevoelige apparatuur om de diverse soorten straling op te vangen. Zaken als het versterkt uitdijende heelal begrijpen we niet of nauwelijks. Hetzelfde geldt voor de bizarre verschijnselen die zich middels instrumenten als de elektronenmicroscoop vanuit de quantumwereld aan ons voordoen. Zoals Richard Feynman eens zei: degene die beweert dat hij quantummechanica begrijpt is òf gek òf hij liegt. Globaal kun je zeggen, instrumenten zijn niet in staat ‘het voor ons herkenbare' over te brengen. Het vitaal menselijke wordt weggefilterd. Wat overblijft zijn de uiterlijke verschijnselen, die van de materiële vorm. Weg zijn de eigenschappen die corresponderen met ons mens-zijn. Waardoor het waargenomene ons vreemd overkomt.
Wat er verloren gaat met al deze wetenschappelijke ontdekkingen en toepassingen, hoe ingenieus en waardevol ook, is een stuk directe beleving die je de ziel van de mens zou kunnen noemen. Gepaard daaraan is er sprake van een toenemende vervreemding. Dit uit zich in een verlies van zingeving, het gevoel van verbonden te zijn met de natuur en de medemens, een diepgang in het eigen innerlijk. In plaats daarvan zie je een toenemende onrust, een gejaagdheid om (oppervlakkige) materiële doelen na te streven, een steeds grotere maatschappelijke druk om te presteren, met burn-outs, depressies en ander ellendig uitval als gevolg. Het is de mechanisering van de wereld, van ons denken vooral, die ons richting het gefocust zijn op de uiterlijkheden van de wereld drijft.
Het is de wind die momenteel door onze maatschappij waait. Of dat erg is? Nee, zo lang je je hier bewust van bent en af en toe maatregelen neemt om afstand van alle onrust in de wereld te nemen. Door bijvoorbeeld op bepaalde momenten te bukken, terug te treden, je bril af te nemen, even niets te doen, in de natuur te wandelen, naar een concert te gaan, muziek te maken, kunst te proeven. Anders gezegd, door gewoon weer mens te zijn, vertrouwend op je eigen zintuigen.
De zintuiglijke waarneming is zeker een basis voor ons beleven van de voor ons toegankelijke werkelijkheid. Toch ontbreekt er nog iets.
De begrippen of categorieën zoals Kant ze noemt.
De mens heeft een taal ontwikkeld om te kunnen communiceren maar ook om theorieën over de werkelijkheid te vormen.
Husserl: “ We gooien ons ideeënkleed over de werkelijkheid”.
Dit is de ‘bril’ waardoor we de werkelijkheid ervaren.