Een scabreuze hond, dan wel een man die zich als zodanig manifesteert, gezeten aan een avondmaaltijd van wild gevogelte, waarbij de vleugels nog altijd lijken te klapperen en de kraaloogjes je aankijken alsof ze je elk moment willen verslinden, opgediend op een antieke azuurblauwe schotel, gemaakt uit de puinsteen van het Rifgebergte, die hond - eh man dus - is verdwaald in een dichotomisch verlangen de entropische omgeving van roze-wit om te toveren naar het duister zwart van ondergrondse, asemische folterkamers. Alsof hij in een gefermenteerde droom is beland, opgetekend door een delirant brein met een passie voor de gevaarlijkste letters van het toetsenbord en een diepe wrok tegen alle wetten van menselijkheid.
Jawel, Safae el Khannoussi heeft een exuberante roman afgeleverd die zich laat lezen als een literair manifest geschreven tijdens een hevige aanval van voedselvergiftiging. Ofwel, als een endoscopische zoektocht naar wat de West-Europese rioolmaatschappij (Oroppa = Europa) ons met geweld aan stinkende uitwerpselen in ons, tot voor kort, naïeve gezicht smijt.
Oroppa oogt als een geëxalteerd dagboek dat met onzichtbare inkt is gevuld, maar dat op onverklaarbare wijze bloed begint te zweten wanneer je het leest bij kaarslicht. Elke alinea barst uit haar voegen van zinsneden die klinken alsof een marxistisch-leninistisch manifest en een module over kwantummechanica elkaar in een stormachtige affaire hebben gevonden. De roman kent een antagonist: Salomé Abergel, maar zij is eerder een nevelige gedaante bestaande uit gebarsten spiegels, gefluisterde geheimen en de geur van in onbruik geraakte olieverf en vergeelde doeken. Zij strompelt door het boek als een fantoom door een woud van koloniale repressie, achtervolgd door vele risées (haar zoon Irad, kroegbaas Hbib, serveerster Hind) die vaak al te zeer naar wiet en sterke drank ruiken. Met speciale aandacht voor de misantrope beroepsfolteraar Slaoui, bijgenaamd De Pelgrim, symbool voor alle folteringen, mutilaties en verkrachtingen van vermeend politieke tegenstanders die het vroegere Marokkaanse bewind kenmerkten.
In feite gaat Oroppa gewoon over mensen die elkaar het leven zuur maken. Er wordt gepraat, gerookt, gedronken, en af en toe iets onthuld wat belangrijk lijkt maar het niet is. Dat is alles.
De plot, voor zover die verklaard kan worden zonder een doctorandus in de kwantumsemiotiek, draait om een spiraal van voorvallen uit de krochten van de zelfkant van de samenleving, keurig verdeeld over Parijs en Amsterdam, met op het laatst een stukje Tunesië. De verschillende vertellers hebben ieder op hun beurt de gestadig voorttikkende klok verruild voor een halve liter existentiële twijfel, oncologisch gebotteld in een jampot met het label: Niet openen voor het Derde Verval.
Wat het boek met name memorabel maakt, zijn de dialogen. Iedereen klinkt als een deplorabele toneelschrijver die zich vastgebeten heeft in een fata morgana terwijl hij op een te hard opgeblazen skippybal zit.
Soms lijkt Oroppa zich geheel af te spelen binnen het innerlijke gehoororgaan van een insomnieuze voorbijganger, die, al ijsberend in een woestijn van herinneringen, probeert te reconstrueren wat er werkelijk is gebeurd, of wat slechts werd ingeademd tijdens het reciteren van halfvergeten dromen op een rieten stoel die nooit heeft bestaan. De roman laat zich niet eenvoudig ontvouwen alswel uitklappen, ongeveer als een accordeon gespeeld door een tandeloze zwerver in een lege metrohal die de muziek haat, maar door een sadistische zetbaas contractueel verplicht is toch iedere noot uit te voeren. Soms is het ook gewoon onduidelijk.
De stijl blijft onverbiddelijk. Zinnen tuimelen over elkaar heen als tribunes vol slapende filosofen, opgejaagd door een wervelstorm van bijvoeglijke woorden die zich pas met de grootste moeite laten vervoegen. Soms is een alinea niets meer dan een fonetisch labyrint, een brij aan klanken die het net-niet-zegbare omcirkelen als een auditieve mummie die zichzelf inpakt met ontelbare lappendekens aan betekenissen.
Je leest Oroppa niet, je ondergaat het. Je wordt meegezogen in een centrifuge van symboliek, waar ieder beeld zich onmiddellijk ontbindt in iets anders: een monoloog verandert in een geur, een herinnering wordt een kleur, een argument als een zucht onder water. Wat rest is verwarring, en de vaste gewaarwording dat je zojuist getuige was van iets groots, of op zijn minst iets met veren.
Wie de roman begrijpt, heeft het waarschijnlijk mis. Wie hem niet begrijpt, heeft de kans dat hij zich in een hogere bewustzijnstoestand bevindt, of in een diepere lade van de IKEA-kast die van zichzelf denkt het universum te vertegenwoordigen.
Oroppa kan worden beschouwd als een pulgerend meesterwerk, een exploderende vuilnisbak vol temporele erupties die met een dystrofische katapult richting de tere Hollandse lezersziel wordt geschoten. Het heeft mij tijdens het lezen veranderd. Niet in de zin van innerlijke groei, maar meer als een afonische passant die na een blikseminslag besluit om te gaan operazingen.
Wie dit allemaal teveel vindt, kan ook gewoon een kort verhaal lezen. Daar is niks mis mee. Maar voor wie hiervoor openstaat, tegen hen zou ik zeggen: kopen dit boek, ga het haten, en dan in liefde aan iedereen aanbevelen.
Safae el Khannoussi - Oroppa
-
Lijst met reacties vernieuwen0 # Henricus 19-aug-2025 @23:09Prachtig!Antwoorden | Antwoorden met citaat | Citeer0 # Fred 20-aug-2025 @10:44Mijn streven was, met een zekere eigenzinnigheid – voor wie mij kent onmiddellijk herkenbaar – het snijpunt van evenwijdige lijnen ergens in de verste verte te bereiken, in weerwil van hun eigen definitie en zelfs van de werkelijkheid zelf, om uiteindelijk de vermetele logica te ontdekken dat niets hen van elkaar scheidt, maar precies op het moment dat ik mij koesterde in de illusie dat dit denkbeeldige rendez-vous een zekere bestendigheid bevatte, wrong zich een bocht – grillig, banaal en tamelijk demonisch – tussen mijn geconstrueerde verwachtingen, en werd ik, als een overbodig bijvoeglijk naamwoord in een zin die zichzelf al nauwelijks dragen kon, met een onwillige onderworpenheid die – ik moet het toegeven – mijn krachten te boven ging, geworpen in een vacuüm dat zich niet alleen onbegrijpelijk, maar ook kil en onverschillig openbaarde, een leegte die zich met de gulzigheid van een onoplosbaar raadsel uitbreidde, des te meer naarmate ik haar trachtte te benoemen.Antwoorden | Antwoorden met citaat | Citeer0 # Henricus 20-aug-2025 @10:47Precies! Je haalt me de woorden uit mijn toetsenbord.Antwoorden | Antwoorden met citaat | Citeer