Hoofdbanner

Het begrip hoogbegaafd, dat tegenwoordig te pas en te onpas op een bepaald slag leerlingen wordt geplakt, zorgt vaak voor verwarring. De meeste mensen denken dat het gaat om extreem goed presterende leerlingen in de exacte vakken, met als bijbehorend gedrag een groot gebrek aan sociale vaardigheden. Oftewel de zogenaamde nerds, met specifiek autistische kenmerken. Geniaal, maar tegelijk sociaal gestoord. Alsof hoogbegaafdheid samenvalt met een sterk afwijkend menselijk gedrag. Dit beeld wordt ook door de media aangereikt. Zie films als Rainman en Little man Tate, en boeken als De eenzaamheid van de priemgetallen en Het wonderlijke voorval met de hond in de nacht. Goede films, prachtige boeken, daar niet van, maar dit heeft met hoogbegaafdheid weinig tot niets te maken. Ik gebruik voor dit soort mensen liever het begrip eenzijdig begaafd. Juist door het ontbreken van sociale vaardigheden, vaak veroorzaakt door een overgevoeligheid voor prikkels van buitenaf, storten dit soort kinderen /mensen zich op gebieden waar niet aan emoties en andere ongemakkelijke gevoelens wordt geappelleerd, namelijk waar een rechtlijnigheid geldt als bij getallen en een 'koud' wiskundig denken. 

Hoogbegaafd in de oorspronkelijke betekenis, en ik zou dat graag in ere willen herstellen, houdt in dat iemand uitblinkt op zoveel mogelijk gebieden. Een hoogbegaafde is niet alleen goed in de exacte vakken, maar juist ook in de talen. Daarnaast is zo iemand muzikaal, kunstzinnig, sportief en met name heel sociaal. Ik heb ze op de Radboud Universiteit, waar ik jarenlang heb gewerkt, meegemaakt. De vrolijke studenten, altijd in voor een grapje, in hun vrije tijd piano spelend, uitblinkend in de sport die ze beoefenden, filosofie lezend, breed georiënteerd, zeer sociaal, altijd openstaand om anderen te helpen, en tegelijk de hoogste cijfers voor hun tentamens halend. Zij zijn voor mij de werkelijk hoogbegaafden.
Voorbeelden van hoogbegaafden in ons eigen nationale landschap zijn wellicht (ik ben daar voorzichtig mee) Robbert Dijkgraaf, Jan Terlouw en Ionica Smeets

Een aardige anekdote tussendoor. Zo'n zes jaar geleden stond er in het universiteitsblad een interview met een student natuur-/sterrenkunde die alleen maar tienen voor zijn tentamens haalde. Men wilde hem een excellentieprogramma aanbieden, alsmede een voorzitterschap en andere functies waarmee hij de universiteit naar buiten toe kon uitdragen. Hij bedankte ervoor, met als reden dat hij zoveel andere prioriteiten in zijn leven had. Op de vraag wat hij van zijn studie vond, antwoordde hij dat die over het algemeen als prachtig ervoer. Wat zijn dan de minpunten van je studie, was de volgende vraag. Zijn antwoord: dat zijn de tentamenperiodes. Oh? Ik verveel me dan rot, mijn studievrienden hebben dan geen tijd voor me, want ze zitten alleen maar achter hun boeken. Tja, denk je dan als eenvoudige universiteitsmedewerker, deze jongen is pas echt hoogbegaafd.

Een andere anekdote. Zo'n 12 jaar geleden gaf ik les op een school met een speciale gym+ afdeling. Hele slimme leerlingen hoefden niet alle lessen te volgen, ze kregen de ruimte om de dag op school goeddeels zelf in te vullen om ze gemotiveerd te houden en tegelijk verantwoordelijkheid te laten ontwikkelen. Het gevolg was dat de helft van mijn 3 gym+ klas er weinig van bakte (liever spelletjes op de computer speelde dan met de lesstof bezig was) en de andere helft uitstekende resultaten haalde. Het lag erg ver uit elkaar. 
Er was één jongen die voor alle vakken alleen maar dikke onvoldoendes haalde. Ook voor mijn vak (natuurkunde). Hij viel op door steeds te roepen wat spontaan in hem opkwam. Dat waren meestal dommige opmerkingen. Hij was nogal dominant in zijn gedrag, schreeuwerig ook, alsof de wereld alleen om hem draaide. Een klein opscheppertje dat door zijn klasgenoten nauwelijks serieus werd genomen. Tijdens de laatste rapportvergadering was iedereen het erover eens dat hij het jaar over moest doen. Met 7 onvoldoendes, waaronder veel vieren, was dat toch wel duidelijk. Tot de mentor met het bericht kwam dat hij door zijn ouders was laten testen en wat bleek: de jongen was hoogbegaafd! Nog zie ik alle gezichten opklaren: oh, dat verandert de zaak, hij presteert dus onder, de lesstof is te makkelijk voor hem. Nou, dan moet hij zeker overgaan naar leerjaar 4, anders zou hij zich nog meer gaan vervelen. Ik was verbaasd, was het er als enige niet mee eens, maar liet de anderen uitpraten. Ten slotte stak ik mijn vinger op en zei dat de jongen in mijn beleving niet hoogbegaafd was, hooguit kinderlijk en impulsief, maar als het wel zo was, dat hij dan direct over kon gaan naar leerjaar 5, de lesstof van de vierde kon hij met gemak tussendoor tot zich nemen, als hoogbegaafde zou dat een makkie voor hem zijn. Niemand zei iets terug, sommigen knikten, anderen keken voor zich uit.
Een paar jaar later kwam ik een paar van die (goed scorende) oud-leerlingen tegen in de trein naar Nijmegen. Ik gaf inmiddels les op een andere school, maar was wel benieuwd hoe het deze jongen was vergaan. Ze moesten lachen, maakten een paar opmerkingen waaruit ik kon opmaken dat ze hem dom en irritant tegelijk vonden. Hij had het niet gered, was in de vierde blijven zitten en verder wisten ze het niet. Tja, dacht ik bij mezelf, dus toch niet hoogbegaafd. Wel iemand die zichzelf naar buiten toe goed kan verkopen. Iets voor de politiek misschien?

Een ander voorbeeld: in de kleuterklas van mijn jongste zoon destijds zat een werkelijk onhandelbare jongen. De juf wist niet wat ze met hem aan moest, de onzekere ouders schaamden zich voor zijn gedrag, misschien moest ie naar speciaal onderwijs. Totdat ze hoorden dat hun zoon misschien hoogbegaafd was, dat dat de reden was voor zijn 'onhandelbaar gedrag'. Ineens liepen ze apetrots door de school, alsof iets van de vermeende genialiteit van hun zoon ook op hen afstraalde. 

Natuurlijk zijn er ook kinderen die wel hoogbegaafd zijn maar niet in ons onderwijssysteem passen. Dat zijn de eenlingen, de eigenzinnig oorspronkelijke denkers die door verschillende oorzaken een sociale aansluiting met hun tijd en omgeving missen. Die kunnen nogal eens de boot missen en diep wegzakken. Met voldoende aandacht en betrokkenheid zouden zij alsnog kunnen opbloeien en functioneren. Het is aan de politiek en het onderwijssysteem zelf om dit te herkennen en op te pakken.