Hoofdbanner

Een eigenschap van de mens is dat hij behoefte heeft aan het hebben van een identiteit. Hij moet iets zijn in de wereld, tot een bepaalde groep behoren, gezien worden door soortgenoten, anders gaat hij aan zichzelf twijfelen en wordt hij onzeker. Pubers in de leeftijd van 14 tot 18 jaar, nog volop in ontwikkeling, ervaren die onzekerheid het sterkst, is mijn ervaring. De angst om buiten de groep te vallen, je aanpassen aan wat wenselijk is, of juist er regelrecht tegenin gaan, om zo tot een nieuwe (alternatieve) groep te behoren: zo herkenbaar op die leeftijd.
Die behoefte aan het hebben van een identiteit is, naar mijn mening, een teken dat de innerlijke eigenheid nog weinig ontwikkeld is. De mens vertrouwt niet genoeg op zichzelf. Waardoor hij zichzelf als het ware vastklampt aan een groep waarin hij zich veilig voelt. Geen verantwoordelijkheid hoeft te dragen ook, want dat doet de groep voor hem. Hij is iemand binnen een groter geheel. Om zich op zijn beurt vanuit die positie af te zetten tegen een wereld die vaak als vijandig wordt ervaren.
Je ziet het bij jongens die zich opeens heel stoer bij de harde kern van een voetbalclub aansluiten, expres zo veel mogelijk rottigheid uithalen om hun aanzien binnen de groep te vergroten, bij de gangs in achterstandswijken, waar de getoonde macht op straat allesbepalend is, in ander grensoverschrijdend gedrag, maar ook in het blindelings volgen van influencers op de sociale media, waar vooral meisjes gevoelig voor zijn.

Het is, zo blijkt, voor veel volwassenen moeilijk om hier overheen te groeien. Waarmee ik bedoel, die onzekerheid uit hun pubertijd, van wie ben ik in de wereld, wat stel ik voor, blijft aan hun knagen, doorsudderend in hun onbewuste. Men richt zich op wat het dichtst bij hen staat, de stad waar ze wonen, de plaatselijke voetbalclub, hun land. Dat is waar ze zich mee verbinden. Dat bepaalt hun identiteit. En daar hoort bij: het je afzetten tegen die andere stad, die andere voetbalclub, andere landen. Zie daar de haat tussen Amsterdam en Rotterdam, tussen voetbalclubs als Ajax en Feijenoord, Vitesse en NEC, Sc Cambuur en Heerenveen. Maar ook, de trots die Nederlanders ervaren als een landgenoot goud wint op de Olympische Spelen, of als ons voetballend Oranje een keer zegeviert. We identificeren ons zodanig met onze winnende landgenoten dat we het gevoel hebben zelf te hebben gewonnen.

Je kunt dit volks noemen, dit soort identificatie met de groep waartoe men behoort. Ikzelf noem het eerder onvolwassenheid. Je bent onvrij, afhankelijk. Er is sprake van een bepaalde groepsdiscipline waaraan je je dient te houden. Deze speelt zich af in het onbewuste, maar werkt wel degelijk door in de praktijk. We zijn onderdeel van onze groep, ons volk. Vandaar dat je kunt spreken van een volksgeest ofwel volksidentiteit.
De Duitse filosoof Herder (1744-1803) introduceerde het begrip ‘Volksgeist’, een herkenbaar eigen beleving van de cultuur binnen een volk, hetgeen terugkomt in de taal, in gewoontes, religie, normen en waarden etc. Het is een wat vaag begrip. Vandaar dat ikzelf liever het woord volksidentiteit gebruik. We herkennen ons in onze directe soortgenoten in een streek, een stad of een land. Natuurlijk in de taal, soms ook een dialect, maar vooral in de onuitgesproken manier van met elkaar omgaan.

In de NRC van vorige week stond een artikel van Steije Hofhuis over dit onderwerp*. Hij betoogde dat er de laatste 30 jaar flink aan onze volksidentiteit is geknaagd, veroorzaakt door andere culturen die ons land zijn binnengestroomd. Nieuwe gewoontes, vaak haaks staand op de onze, werden door veelal links georiënteerde groepen verwelkomd als een rijke aanvulling op de onze, terwijl onze eigen gewoontes steeds meer in de verdrukking raakten, soms zelfs vijandig bejegend werden. Denk aan de discussies rond Zwarte Piet, het in diskrediet brengen van onze voormalige zeehelden, het opperen van het afschaffen van feesten als Pasen en Pinksteren om dat plaats te laten maken voor islamitische feesten als het Suikerfeest en het Offerfeest. En, dat wij ons als witte Nederlanders schuldig moeten voelen over onze oorsprong, vanwege de slavenhandel in het verleden waar wij onze rijkdom aan te danken zouden hebben.
Volgens Steije Hofhuis zou dit alles bijdragen aan een toenemende ontwrichting in ons land.  Want, we herkennen ons niet meer in wat ons omgeeft aan nieuwe mensen, aan nieuwe gewoontes. Denk aan vrouwen in boerka’s op straat, de vijandigheid die homo’s ervaren wanneer ze hand in hand over straat lopen, de jonge vrouwen die in de bus of metro regelmatig sisgeluiden te horen krijgen. De ergernis die dat oproept is volgens Hofhuis min of meer terecht. De groep immigranten die ons land binnenkomt, zal zich moeten aanpassen, zegt hij. Er moeten, zoals gebeurde in de 17e eeuw volgens Hofhuis, duidelijke grenzen gesteld worden aan de normen en waarden waar zij zich aan dienen te houden. Dat hoeft niet opgevat te worden als superioriteitsdenken: ‘Nederlandse cultuur verdient bescherming, niet omdat ze superieur is, maar omdat dit Nederland is; de enige plek waar de Nederlandse cultuur kan bestaan’.

Dit (door mij) doortrekkend naar de politiek: al die PVV-stemmers zijn niet zozeer dom, xenofoob of ondemocratisch. Nee, ze zijn gewoon bang hun volksidentiteit te verliezen. Dat maakt ze boos en opstandig. Ze worden voor hun gevoel te weinig serieus genomen, zeker door politiek links. Nederland is vol, roepen ze. Maar ze bedoelen, we voelen ons bedreigd door al die nieuwkomers in wie wij ons niet herkennen. Hun geloof, hun cultuur, hun gedrag, hun huidskleur, het is ons allemaal vreemd. En dus bedreigend. En wat doet onze overheid? Ze zegt: kom maar binnen met jullie nieuwe gebruiken, we schuiven de onze wel opzij, jullie zijn welkom hoor, neem alsjeblieft plaats op de voorste rij, het gaat om jullie, veel minder om ons, wij schikken wel in. Weg met deze overheid dus.
Hofhuis haalt het volgende aan: ‘bij het 750-jarig bestaan van Amsterdam verspreidde de gemeente onder basisschoolleerlingen een boekje over feesten in de stad. Keti Koti, Holi Phagwa en Eid al-Fitr werden uitgelicht, traditionele Nederlandse feesten als Koningsdag, Kerst en Sinterklaas ontbraken.’

Koren op de molen van het rechtse populisme dat tegenwoordig steeds meer de overhand dreigt te raken. Roep angst op! Angst voor andere culturen, voor andere religies, voor mensen met een andere kleur. Zaai verdeelheid! Benoem een zondebok: degene die zichtbaar anders is en zich niet kan verdedigen: de vluchteling, de asielzoeker, de gekleurde medemens. Wij bieden bescherming tegen hunnie, bij ons ben je veilig. Wij zijn de sterke leider die alle problemen voor jullie op zal lossen. Geen compromissen meer, maar eenduidige besluiten. Wij, en wij alleen, komen op voor het volk, voor jullie. We sluiten de grenzen, we zorgen ervoor dat er geen instroom meer is van gelukzoekers die alleen maar van ons willen profiteren, de AZC’s dicht, we sluiten moskeeën, verbieden de islam (die geen religie is maar een ideologie) etc.

Tja, wat een teken van innerlijke zwakte van de mensen die zich door dit soort politici laten opjutten, zeg ikzelf. Hoe weinig eigenheid heb je als je je zo laat beïnvloeden? Dat je alleen nog maar in een wij/zij denken gelooft. Jij behoort tot de goede groep, de anderen zijn de vijand, het kwaad. Alsof je niet kunt spiegelen, kritisch naar jezelf kunt kijken. Wat een innerlijk gebrek. Het heeft niets met intelligentie te maken, deze angst voor alles wat niet tot de eigen groep behoort. Nee, er zijn ook wetenschappers die zich aan de meest opruiende taal, gericht op de ander, te buiten gaan. Het gevolg, nog meer polarisatie, nog minder verbinding. En, een samenleving in verval.

De kunstenaars, de journalisten, de wetenschappers, daar moeten we het van hebben in deze tijd. Zij zijn over het algemeen (en als het even kan) oordeelvrij. Want, niet afhankelijk van lobby’s, bepaalde stromingen, geld, economie, politieke partijen of media.
Maar ook bepaalde bestuurders, zoals onze (in mijn ogen) voortreffelijk functionerende burgemeesters, met name die van de grote steden die, in tegenstelling tot veel Haagse politici, wel de boel bij elkaar proberen te houden. En eerder tegenwerking vanuit Den Haag ondervinden dan medewerking. 
Maar het meest belangrijke, en dat met nadruk, is de individuele burger die vertrouwt op zijn eigen innerlijk. Die kunstenaar is in zichzelf. Met een vrije geest, zoals Nietzsche dat zou noemen. Die zich niet mee laat slepen door de nieuwste hype, de nieuwste angsten die vanuit de sociale media op ons worden uitgestort. Die bij zichzelf blijft, in verbinding met de natuur en alle mensen om zich heen. Ook als dat andere gewoontes en culturen inhouden dan hij gewend is.
In de praktijk is dit: de burger die creatief en scheppend is, in zijn eigen huis, in zijn tuin, in zijn beroep, in de zorg voor anderen en zichzelf. Die dingen doet, zichzelf nuttig maakt, in plaats van passief (en lafhartig) achter zijn toetsenbord, gevangen in zijn eigen bubbel, allemaal haat en andere rotzooi de wereld in probeert te slingeren. Get a life, zouden de Engelsen roepen. Ga leven, vanuit je eigen creatieve bron, in plaats van dat je je laat leiden door wat van buitenaf op je afkomt.
Een vrije geest, van binnenuit levend, kijkt door buitenkanten heen en ziet dat wij allemaal hetzelfde zijn; mensen van vlees en bloed, op zoek naar begrip, warmte, liefde.
 

*Steije Hofhuis – Succesvolle integratie? Stel een culturele norm, NRC, zaterdag 20 september 2025