‘Kijk mama, hij leeft nog.’
De stem van kleine Koen dreunt dwars door haar heen. Haar hele lijf schudt ervan. Wanhopig probeert ze zich los te rukken. Ze maakt krabbende bewegingen, heft haar kopje op, zet nogmaals aan. Kansloos. Hoewel Koen nog maar net vier is, heeft hij in verhouding de kracht van een reus.
Ze ziet hoe Koen haar als een jonge onderzoeker van alle kanten bekijkt. Zou hij haar herkennen? Onzin natuurlijk. Hoe moet hij weten van de experimenten die tot deze situatie hebben geleid? Als hij er wel van wist, hij zou het niet geloven. Ook haar medecursisten op het instituut niet. Ha, de empathisch zo begaafde Ellen die zich met het grootste gemak in iedereen kan verplaatsen. Kijk haar nu eens. Hun jaloezie zou in afschuw overgaan als ze haar zo zouden zien spartelen.
Vier weken eerder. Ze paste op bij Bart en Sema, haar buren, toen die een etentje hadden. Hun twee koters Koen en Willemijn waren al in bed gestopt en verkeerden in dromenland. Heerlijk, de hele avond voor zich alleen. Haar enige gezelschap was Boef, de tweejarige labrador. Het gebodene op tv was nog saaier en voorspelbaarder dan anders. Steeds dezelfde gezichten in dezelfde praatprogramma’s, alsof hun op onderbuik gebaseerde meningen haar interesseerden. Ze richtte zich op Boef, die haar vanaf de bank slaafs aankeek. Ze kreeg een idee, een gevaarlijk idee. Nee, toch niet, ja toch wel. Ze besloot het erop te wagen. Wat kon er misgaan?
Ze knielde op de grond en beval Boef op de bank te blijven liggen. Ze ademde een keer heel diep door, vanuit haar buik. Dat had ze van Sonja geleerd. Ze keek hem strak aan, eerst in beide ogen, daarna in zijn meest gevoelige, de linker. Ze hield zich keurig aan de voorgeschreven afstand van 30 centimeter. Er gebeurde niets, wat ze ook probeerde, hoe ze zich ook inspande. Boef keek gewoon terug met die typische hondenblik. Ze moest verder tot hem doordringen. Ze concentreerde zich op de kleuren van zijn iris, zag donkere vlekjes, de openingen naar zijn ziel. Ze probeerde zichzelf te vergeten. Het ging alleen om Boef, om zijn gevoel, om zijn beleving. Het lukte niet, ze bleef ergens haken, botsen ook. Alsof haar blik gespiegeld werd en als een boemerang terugkeerde. De barrière was te groot, zijn façade te sterk.
De doctoren zeggen dat ze hoog sensitief is. Het is natuurlijk een beladen woord in een tijd dat het wemelt van de zogenaamde nieuwetijdskinderen, wier hoogbegaafdheid alleen door de ouders zelf geconstateerd en begrepen wordt. Op het instituut scoorde ze tijdens de intake van alle deelnemers het hoogst op de EQ-test. Ze werd daarom al snel werd uitbesteed en kreeg opdrachten om bepaalde mensen te ‘doorgronden’. Om aan de hand van beeldopnames hun werkelijke motieven te achterhalen. Tegenstanders van de regering, dissidenten die voor de nodige ophef in de media zorgden. Ze kon er flink geld mee verdienen. Zeker na de recente politieke aardverschuivingen. Maar ze paste niet in een overheidssysteem van controle, achtervolging en opsluiting. Ze haakte al in een vroegtijdig stadium af, wat haar niet in dank werd afgenomen. Ze werd achtervolgd met anonieme brieven en lastercampagnes in de plaatselijke media. Ze was gedwongen te verhuizen en een andere naam aan te nemen.
Later op de avond, na een wel boeiende, korte documentaire op tv, posteerde ze hem opnieuw op de bank, de voorpoten braaf naar haar toe. Boef liet het zich welgevallen, ze had niet anders verwacht. Weer gebeurde er niets. Althans, ze voelde niets. Ze moest dijken slechten, muren omver hakken, in rotsen beitelen. Uiterste concentratie was nodig. Ogen als scherpe naalden met gloeiende punten om door de dikste pantsers heen te kunnen breken. En dan doorgaan, poorten ontsluiten, als een stormram doordenderen. Dwars door zijn vlies van bescherming heen.
Hoe ze het deed, deed ze het. Ineens zat ze ‘achter’ de ogen van Boef. Niet op zijn netvlies, maar nog verder. Alsof ze tot in zijn hersenen was doorgedrongen. Een scala aan kleuren zag ze. Het was wonderlijk. Ze ‘las’ hem, zoals dat in het jargon van het instituut heet. Oh, en wat ze zag. Veel rood en zwart. Weinig glans. Een paar gele lichtpuntjes, gekoppeld aan een knuffel van zijn baas, de opwinding van uitgelaten worden, eten dat werd klaargezet. Maar de droefheid overheerste. Ze werd er triest van.
Ze voelde dat Boef voelde wat zij voelde. De liefde van Boef stroomde in volle bakken door haar lijf. Het was te heftig, ze moest ervan huilen. Fout, fout. Ze dacht aan de waarschuwing van Sonja. Je mag meeleven, maar jezelf nooit in de ander verliezen. Je loopt de kans op dissociatie. Probeer dan nog maar eens jezelf weer te worden.
Ze trok zich terug op bank, pakte een boek. Boef wilde op haar schoot liggen, haar gezicht likken. Alsof hij verliefd op haar was. Ze maakte duidelijk daar niet gediend van te zijn. Vol ongeloof, met de blik van de vernedering van een afgewezen minnaar accepteerde hij haar bevel. Wel bleef hij aan haar voeten liggen, gereed om elk moment weer naar haar op te springen.
Een paar weken later op de boerderij van Hermien. Haar groentepakket lag al op de bekende plek op haar te wachten. Eerst naar de stal met de pas uitgekomen kuikens. Het gepiep en gescharrel onder de warmtelamp stemde haar vrolijk. Daarna naar Maartje, haar lievelingskoe. Deze zwaaide als altijd uitbundig met haar staart, blij om Ellen weer te zien. Haar koeienkop scheef opzij. Vandaag zou hun ontmoeting anders zijn. Ellen wilde verder gaan met haar experiment. Zij zou als eerste het gevoelsleven van dieren in kaart brengen. Onderzoek doen, erop promoveren, de kranten halen, voor diverse talkshows gevraagd worden. Ze zag het helemaal voor zich, tussen al die saaie opiniemakers in, eindelijk een origineel en verfrissend verhaal. Waar ze vooral op uit was, rehabilitatie. Alle aanvallen op haar persoon hadden haar gekrenkt tot in het diepst van haar ziel.
Ze aaide Maartje geruststellend over de kop. Ze sprak wat lieve woordjes en richtte zich op het linkeroog. Diep ademhalen, concentratie. Het ging bliksemsnel, ze schrok er zelf van. Binnen de kortste keren zat ze in Maartjes kop. Een wirwar aan draden die vanzelf leidden naar waterige holtes vol emoties. Het klotste daar vol golven herinneringen. Grijs als beschimmeld voedsel. De ellende droop er van af. Gehuil, geschreeuw. Haar kalveren die keer op keer direct na de geboorte weggehaald werden. Zonder reden, zonder uitleg. Het verlies, het gigantische gemis. Holtes verder voelde Ellen hoe Maartje zelf als wees was opgegroeid, zonder moeder om haar te koesteren of bij wie ze melk kon drinken. Vanaf de eerste dag alleen, gevangen in een donkere stal met twee meter beweging. De pijn was te heftig. Ellen moest zich terugtrekken voor ze er zelf aan onderdoor ging. Beschaamd sloeg ze haar ogen neer. Ze voelde zich schuldig omdat ze zelf onderdeel was van het leed dat Maartje werd aangedaan. Miljoenen koeien in ons land moeten elke dag hetzelfde ondergaan. Zwaar getraumatiseerd, diep ongelukkig. Hoeveel mensen zouden dit beseffen?
Het duurde een tijd voordat ze hiervan hersteld was. Ze moest ermee stoppen, het leidde nergens toe. Na een week begon het toch weer te kriebelen. Gedreven door nieuwsgierigheid en haar drang om iets te bewijzen. Ze wilde sporen achterlaten, tonen dat ze ertoe deed. Ze had nu een hond en een koe uitgeprobeerd, zou ze haar gave ook op andere dieren kunnen richten? Zoals een kikker of een vis? Koudbloedig en waarschijnlijk minder gevoelig. Hoe kon ze die vasthouden zonder dat ze wegsprongen? Ze ergens op vastprikken zou te veel pijn veroorzaken.
Op een avond zat ze thuis op de bank wat voor zich uit te staren. Een irritante bromvlieg haalde haar uit haar dromerijen. Haar impuls was hem met haar hand weg te slaan. Maar ze bedacht zich. Er verscheen een glimlach om haar mond. Ze opende de tuindeur, het was een vroege herfstavond. In de klimhortensia aan de muur bevond zich een groot spinnenweb. Goed zichtbaar door de condens dat als een tapijt de bladeren met elkaar verbond. Ze prikte er met een stokje in. Jawel, de spin kwam tevoorschijn om zijn vermeende buit te verorberen. Ze haalde de satéprikker tevoorschijn. De spin trapte erin, hechtte zich aan het stokje. Met een zwaai wist ze de spin ver weg de tuin in te werpen. Die zou voorlopig niet terugkomen. Snel terug naar binnen. Het was even zoeken. Ha, gezoem bij het raam. Een handige greep met een papieren zakdoek, de tuin weer in, en ja, de bromvlieg lag te spartelen in het web. Ze boog zich voorover. Het duurde lang voordat de vlieg niet meer bewoog. Ze zocht zijn facetoog. Het lukte. Eerst zag ze alleen maar glas, niets dan glas. Opeens brak ze er doorheen, heel anders dan gedacht. Het was volslagen leeg daarbinnen. Geen herinneringen, geen gedachten. Ze ervoer maar één ding, een gigantische angst. Intens en alles overheersend. Het zoog haar naar binnen, slokte haar op. Alsof zijzelf die angst werd. Ze wilde terug, maar de pas was afgesneden. Alsof er achter haar een luikje dichtklapte. Ze zat volledig in de bromvlieg. Ze was de bromvlieg! Ze sloeg met haar vleugels. Kleverige draden, wanhoop. Beweging, eindelijk. Poten strak, kop omhoog. Nog een paar keer en ja, ze was vrij. Met een lijf vol ragrestanten vloog ze de avondruimte in. Weg van die kwaadaardige heks die haar gevangen had. Maar die heks was zijzelf. Ze moest terug, de heks weer in. Zichzelf zijn. De angst was te overweldigend. Nadenken lukte niet. Ze vloog omhoog, zomaar een richting op. Regelrecht de schutting van de buren over. Ze dwarrelde in het rond, belandde via openstaande deuren op een tafel in een grote kamer. Twee kinderen speelden met blokken op de grond. Ze merkte niet dat er een groot geel gevaarte uit de lucht kwam vallen. Voor ze kon vluchten lag ze languit op de vloer, vol op haar vleugels geraakt.
“Kijk mama, hij leeft nog,” hoorde ze Koen zeggen.
Ze wordt door Koen op een wit schoteltje gelegd, pal naast zijn etensbord. Ze zou kunnen ontsnappen. Maar verlamd van schrik is ze nauwelijks tot iets in staat. Er ontbreekt iets aan haar onderlijf. Ze ziet kleurloos bloed naar buiten sijpelen. Gek genoeg doet het geen pijn. Naast haar op het schoteltje ligt een dun sprietje. Was dat ooit haar arm of been? Hoe zit dat eigenlijk bij een transformatie? Hoe kon ze zo stom zijn? Ze kan zich wel voor haar kop slaan. Nou ja, dat zal niet gaan met die gebrekkige pootjes van haar. Of wat daar nog van over is.
Ze verzamelt opnieuw al haar krachten. Haar lijf richt zich op om af te kunnen zetten. Er volgt een fraaie pirouette met dubbele schroef. Even zweeft ze als een onhandige acrobaat door de lucht, dan belandt ze hard op de grond, alle pootjes gestrekt. Met grote moeite sleept ze zich tot onder de bank. Uit het zicht van haar potentiële moordenaar.
“En nou is ie weg. Je had harder moeten slaan, mama,” klinkt het teleurgesteld.
Ze drukt zich tegen een plint aan. Haar gedachten gaan naar de laatste cursusdagen. Wat zei Sonja ook alweer in geval van nood? Had ze maar beter opgelet. Heeft Elvira toen ook niet zo’n case aangedragen? Ze weet het niet meer. Ze heeft ook geen tijd om verder na te denken. Een luid eentonig gebrom komt snel dichterbij. Ze kent dit geluid, het is irritant en gevaarlijk tegelijk.
“Onder de bank, mam. Daar ligt ie.”
Een gigantisch lagedrukgebied stormt op haar af. Elk verzet is zinloos. Ze slingert hulpeloos door donkere tunnels. Gaat bochten om, slaat verschillende keren over de kop en is elk oriëntatiegevoel kwijt. Ze komt tot stilstand in een ruimte vol stof en een ongelooflijk benauwde lucht. Beduusd kijkt ze om zich heen. Pikkedonker hier. Ademhalen is niet mogelijk. Het is het einde. Weg zijn haar dromen om succesvol te zijn, de voorpagina’s van kranten te halen, alle mensen die niet in haar geloofden versteld te doen staan. In een flits ziet ze Bart en Sema aan zich voorbijtrekken, hun kinderen Koen en Willemijn, Boef met zijn trouwe hondenogen, boerin Hermien, de groentepakketten, haar lievelingskoe Maartje met al haar verdriet. Nog eenmaal aait ze de koe over de kop, stelt ze haar gerust dat ze haar begrijpt en met haar meevoelt. Dan sluit ze haar ogen en is het stil.
Experimenten
Plaats reactie