Hoofdbanner

Toen ik een jaar of tien was fietste ik meestal samen met mijn buurjongen naar school. En weer terug natuurlijk. Altijd de harde westenwind die over de kale vlakten van West-Friesland waaide. Drie kilometer is op die leeftijd best wel veel.
Op de terugweg kwamen we onder andere voorbij een huis waar vaak lege melkbussen langs de weg stonden. Achter het huis was een stal met koeien. We vonden het reuze spannend om al fietsend deze metalen bussen met onze rechtervoet omver te trappen. De melkbussen kletterden dan met veel geluid tegen elkaar aan, rolden een stukje over de grond. Wij natuurlijk hard wegfietsen. Nog voor de vrouw des huizes haar deur had kunnen openen om ons terecht te wijzen.
Maar één keer stond ze ons al van tevoren op te wachten. Ojee. Omkeren was geen optie, dit was de enige weg naar huis. In plaats van dat ze boos was, sprak ze ons heel vriendelijk aan. Dat van dat omtrappen vond ze niet erg, zei ze. Maar wat vervelend was dat er dan zand in de bussen terecht kwam. Wat vervolgens de melk aantastte.
Ik was daar zwaar van onder de indruk. Mijn buurjongen ook. Dat ze begrip had voor ons gedrag. Maar dat de gevolgen voor haarzelf zo vervelend waren. We werden aangesproken op ons verantwoordelijkheidsgevoel. Voor het eerst in ons leven. Nooit hebben we nog melkbussen omgetrapt, hoe aantrekkelijk ze er ook bij lagen.