Het onderwijs is in beweging. Dat is een goede zaak, omdat de maatschappij zelf in beweging is. En zo hoort het ook. Elke tijd heeft zijn eigen specifieke kwaliteiten. Daarin mee te gaan is aanhaken bij de tijdsgeest, bij wat van belang is voor zowel leerlingen, studenten als docenten.
Een veelgehoorde kreet is tegenwoordig 21th century skills. Daarmee wordt, kort door de bocht, mee bedoeld dat we in het onderwijs minder moeten uitgaan van kennis en kennisoverdracht, maar meer specieke vaardigheden moeten ontwikkelen die passen bij deze tijd. Die vaardigheden betreffen bijvoorbeeld het door de leerlingen bijhouden van portfolio's, gekoppeld aan leerling-docentgesprekken, het zelf ontdekken (door de leerlingen!) van eigen leerstrategieën, het zelfstandig leren werken, het liefst met ICT, zonder dat de docent er al te veel aan te pas komt. De leerling neemt de regie voor de ontwikkeling in eigen hand. De docenten zijn daarbij slechts ondersteunend aanwezig. Ze zijn geworden tot begeleiders. Het ouderwetse klassikale lesgeven is natuurlijk voorbij. Dat deed men vroeger, tijdens de middeleeuwen, maar is nu een achterhaald concept. Kennis is nu overal op te zoeken op internet, daar zijn docenten niet meer voor nodig. Voortaan staat de leerling daadwerkelijk centraal in het onderwijs. Hij moet vooral zijn eigen weg vinden in de nieuwe, moderne samenleving. Eigen invulling en creativiteit staan daarbij voorop. Zo wordt het ongeveer geformuleerd in beleidsnota's van veel moderne onderwijspedagogen. De leerling staat centraal.
Tja, denk je dan als ervaren docent. Is dit werkelijk zo? Kan een leerling het opbrengen om zelfstandig op zoek te gaan naar diepere motieven in een gedicht van pakweg Gerrit Achterberg? Zal hij de finesses begrijpen van het tunneleffect zoals dat in de lesstof natuurkunde van 6VWO ter sprake komt? De creativiteit die wordt bezongen in die beleidsnota's over pubers van rond de 16 jaar, klopt die met de praktijk? Hebben ze elke dag weer ontzettend veel zin om zelfstandig ingewikkelde problemen te gaan onderzoeken? Dat ze hun wekker op zeven uur 's ochtends zetten, uit bed springen en gretig in hun studiemateriaal duiken?
Nee, dat is niet mijn ervaring. Ook al zijn ze er wel, dan nog lukt het ze niet om de lesstof volledig tot zich te nemen. Het vraagt een te grote intellectuele inspanning van ze. Ze missen een basis van langzaam opgebouwd logisch denken. Ze missen een structuur in hun hersenen waardoor ze bijzaken niet van hoofdzaken kunnen onderscheiden. Dat is hen nooit geleerd, nog nooit voorgedaan. Het is bij een puber vaak een grote chaos in zijn hoofd. Vaak wil hij wel, maar hij weet niet waar te beginnen. Hij overziet het niet, schuift zijn taken voor zich uit, blijft liever de hele dag in bed liggen en lijkt soms nauwelijks tot activiteit in staat.
Dit is normaal gedrag voor een puber. Jongens hebben dit sterker dan meisjes, ze zijn ook later in hun ontwikkeling. Hieraan voorbijgaan is de puber niet begrijpen. Er is maar één manier om een puber te bereiken. En dat is door een relatie met hem aan te gaan. Met name in het VMBO, waar het sociale aspect de boventoon voert, is dit de enige voorwaarde om tot enige vorm van lesgeven te kunnen komen. Pas als er interactie is, als de puber zich gekend en erkend voelt, zal hij de docent accepteren als behorende tot zijn wereld. Dat is essentieel, dat de docent onderdeel uitmaakt van zijn leefwereld, op wat voor manier dan ook. Zodra dat gebeurt, is de leerling klaar om te leren, om lestof tot zich te nemen. De docent is dan het natuurlijkje gezag van wie hij min of meer alles aanneemt. De docent doet voor, de docent geeft de structuur die hij zelf nog niet heeft maar waar hij zo naar verlangt. De docent legt uit, stelt vragen, gaat nog weer dieper op de stof in, stelt opnieuw vragen, net zo lang tot de leerling het weet en begrijpt. Dit soort lessen heet in de pedagogie een onderwijsleergesprek. Het vraagt om klassikaal lesgeven, met één docent voor de klas en een lokaal vol leerlingen die tegelijkertijd dezelfde lesstof tot zich nemen. De ouderwetse manier van lesgeven dus waar veel moderne onderwijspedagogen juist afstand van willen nemen.
Voor mij persoonlijk is dit dè manier van lesgeven. Hierin ben ik ouderwets, ik weet het. De eerste 20 minuten van een les besteed ik gewoonlijk op deze manier. Soms duurt het wat langer, soms wat korter, afhankelijk van de lesstof. Continu in wisselwerking met de groep, met individuele leerlingen ook. Ik eis absolute aandacht en sta erop dat ze vragen stellen zodra iets niet helemaal duidelijk is. De resterende 30 minuten gaan de leerlingen aan de slag met opgaven die betrekking hebben op de lesstof. Er ontstaat dan meer ruimte in de klas, om te praten, om te overleggen. Soms ga ik een individueel gesprek aan, afhankelijk van de klas soms over hele andere zaken dan natuurkunde. Soms leg ik een opgave klassikaal uit op het bord. Het is de bedoeling dat de leerlingen de opgegeven opgaven in de les zelf af krijgen. Dat lukt ze bijna altijd. Huiswerk geef ik nooit op (daar ben ik persoonlijk een radicaal tegenstander van). Overigens bestaan mijn lessen af en toe ook uit practica. De leerlingen zijn dan de hele les bezig met metingen, moeten daar een verslag van schrijven en dat in groepjes van twee een week later inleveren, voor een cijfer. Of de TOA houdt een demopracticum van een kwartier, aansluitend op de lesstof. Dus er is variatie genoeg.
Op de Radboud Universiteit, waar ik ook lesgeef, gaat het er natuurlijk anders aan toe. Maar ook daar zijn studenten vaak gebaat bij een klassikale uitleg. Overschat ze niet. Ook hier hebben ze behoefte aan duidelijkheid en structuur.
Ik heb wel eens de onderwijsinspectie in mijn les op bezoek gehad. Het was zo'n zes jaar geleden. De man kwam onverwachts binnenwandelen (mijn deur staat altijd open), stelde zich niet voor en ging achterin de klas zitten. Ik ging door met mijn les, gaf aantekeningen die de leerlingen braaf van het bord overnamen. Tussendoor stelde ik vragen, gaf ik in details aan wat belangrijk was en wat minder belangrijk. Na een kwartier ging de man weer weg, wederom zonder iets te zeggen of mij zelfs maar aan te kijken. Later hoorde ik van de schoolleiding dat hij mijn les als onvoldoende kwalificeerde. Ik gebruikte namelijk geen ICT. Mijn hele verhaal van 15 minuten had ik ook met een filmpje van vijf minuten van internet kunnen laten zien, waren zijn letterlijke woorden. Ik had geen 21th century skills gebruikt. Tja, jammer dat hij dit niet mij communiceerde. Dan had ik uit kunnen leggen waarom ik lesgeef zoals ik lesgeef. Een gemiste kans, zowel voor hem als voor mij.
Gelukkig zijn er tegenwoordig onderwijspedagogen die het ouderwetse klassikale lesgeven weer verdedigen. De belangrijkste zijn Paul Kirschner en Anna Bosman, beiden van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Zij maken een duidelijk onderscheid tussen beginners en experts. Beginners zijn vooral gebaat zijn bij expliciete, directe instructie met begeleide inoefening en relevante feedback, betogen zij. Experts daarentegen zijn degenen die de randen van de kennis hebben bereikt. Ze overzien de stof, doorgronden het niet alleen, maar kunnen ook nieuwe verbanden leggen door zelf onderzoek uit te voeren. Wetenschappers aan de universiteit behoren tot de laatste categorie. Juist zij doen vanuit een solide basis onderzoek naar nieuwe kennis en inzichten.
Een beginner moet die basis juist nog zien te veroveren. Hij beschikt over weinig relevante achtergrondkennis en vaardigheden, wordt beperkt door het werkgeheugen, ziet slechts oppervlakkige details en heeft moeite om principes over te dragen naar nieuwe contexten. Het is volgens Pul Kirschner en Anna Bosman dan ook "een veelvoorkomende misvatting dat leerlingen een soort juniorexperts zijn en dat zij complexe ‘levensechte’ problemen kunnen oplossen zonder intensieve instructie en begeleiding van de docent, zoals experts dat doen."
En: "Dit vraagt om een expliciete en responsieve benadering van lesgeven. Daarbij doet de docent er goed aan nieuwe informatie in kleine stappen aan te bieden en bij elke stap veel denkvragen te stellen, om zodanig enerzijds het begrip van leerlingen te controleren en anderzijds wat er geleerd is te versterken. De docent moet veel demonstreren met uitleg over hoe je iets doet en waarom, het liefst met ondersteunende visualisaties. Door de voortdurende interactie tussen docent en leerling kan de docent gerichte en tijdige feedback geven en de begeleiding geleidelijk afbouwen, totdat de leerling het zonder ondersteuning kan."
Juist ja. Het onderwijs dient de docent weer centraal te stellen. Daar ligt de (eventuele) kwaliteit van het onderwijs. Is die bij de docent gewaarborgd, dan volgen de leerlingen vanzelf. Leerlingen geven zelf ook aan dat ze van een docent structuur, duidelijkheid en rechtvaardigheid verlangen. En natuurlijk doorwrochte kennis op hun vakgebied. Het mislukte studiehuis van zo'n 20 jaar geleden miste die structuur. Leerlingen kregen veel te veel ruimte om hun tijd zelf in te vullen. De meesten kwamen te zwemmen, ze wisten niet wat ze wel en niet moesten doen. Met als gevolg dat ze vaak niets deden. Leerlingen willen die ruimte niet. Geef hen duidelijke taken, verluchtig dit met interesse en humor, en ze doen alles voor je. En die zogenaamde 21th century skills? Het is weer zo'n bedenksel van mensen die de hele dag achter een bureau zitten, nieuwe dingen bedenken, met de beste bedoelingen weliswaar, maar die nadrukkelijk niet in de onderwijspraktijk zelf staan. Ze projecteren hun situatie van nu (veilig achter hun bureau) op toen ze zelf puber waren en met weinig motivatie lessen van dodelijk saaie docenten volgden. Wat zonde van hun tijd, achteraf bezien, denken ze. Waren ze maar meer geprikkeld, wat meer uitgedaagd. Dan hadden ze er zoveel meer plezier aan beleefd. Ja, nu ze zelf expert zijn, denken ze als puber ook al die onderzoekende houding te hebben gehad. Ofwel, ze zijn vergeten hoe ze toen waren: echt niet veel anders dan de ogenschijnlijk luie leerlingen van tegenwoordig.
Ach, de mensheid leert al meer dan 2000 jaar op eenzelfde manier, van meester op leerling. Het voordoen voor een groep, het directe leren en overnemen van een expert. Dat zal echt niet verdwijnen.
Ben alleen benieuwd wat het effect is van de afgelopen periode (en misschien nog komende) van het noodgedwongen afstandsleren (voor wat het waard is) op het strijdtoneel van de 21 century skills en curriculum.nu aanhangers. Ben bang dat aanhangers het zullen aangrijpen om nog meer op deze weg door te gaan. Ik hoop dat ik het mis heb. Het smoort mijn arbeidsvreugde in ieder geval enorm. Onderwijs is natuurlijk veel meer dan alleen kennis overdragen via Teams, ItsLearning of per mail.
Ook denk ik dat het schrappen van het CE ons nog de komende jaren zal achtervolgen.