Hoofdbanner

Van warmte is het bekend, hoe verschillend je die kunt ervaren. Zo is de warmte van je cv anders dan die van de kolenkachel van vroeger of de hout- of palletkachel van tegenwoordig. Iedereen zal dat beamen. Dat heeft te maken met hoe de warmte zich verspreidt. Bij de radiatoren van een cv is dat middels stroming. Weliswaar wordt de warmte door geleiding van het hete water naar het metaal van de radiatoren getransporteerd, maar lucht is een slechte warmtegeleider, zodat het daar ophoudt. De warmte stijgt omhoog, en door de ontstane kleine luchtdrukverschillen (warme lucht heeft een lagere druk dan koude lucht) ontstaat er stroming. Zo verplaatst de warmte zich over de hele ruimte. Dit soort warmte noem ik koude warmte. Het is weliswaar aangenaam, maar het beroert verder niet.
Bij een ouderwetse kolenkachel of een tegenwoordige houtkachel is het de stralingswarmte die je heel direct voelt. Tot in je botten zelfs. Deze warmte is direct en, zeker van dichtbij, heel doordringend. Ik herinner me hoe ik vroeger op een winterse dag minutenlang voor onze kolenkachel kon zitten, heerlijk was dat. Alsof de weldadige warmte van de oranje vlammen dwars door mij heen gingen. Hetzelfde ervaar ik nu als ik voor mijn houtkachel zit. Alsof ik niet alleen van buiten, maar ook vanbinnen wordt opgewarmd. Een warme warmte noem ik dit.

Bij kou ligt dit wat ingewikkelder. Toch kun je verschillende soorten kou onderscheiden. In het dagelijks taalgebruik hebben we daar ook woorden voor. Zo spreken we van een gemene kou, van een felle kou, vaak gepaard gaand met veel wind, van waterkoud, wanneer er veel vocht in de lucht hangt etc.
Zelf viel mij de laatste tijd op dat wanneer ik ’s ochtends beneden kwam en de thermometer 14 ⁰ C aanwees, ik dat niet als heel koud ervoer. Terwijl diezelfde temperatuur in hartje winter, wanneer het buiten gevroren heeft, mij werkelijk doet rillen. Het eerste dat ik dan doe is de thermostaat flink hoger zetten. Maar nu, in de lente, misschien met de wetenschap dat het later op de dag aangenaam van temperatuur zal worden, heb ik daar geen last van. Alsof het een andere kou is. Anders van karakter in ieder geval. Minder koud.

Dat doortrekkend, zou je aan alle natuur, zo om ons heen, een eigen karakter kunnen toekennen? Ik denk van wel. Alsof alles wat materie is een unieke eigen energie heeft. Herkenbaar en voelbaar zodra je je aandacht daar op richt.
Zo ervaar ik het stromende water in een rivier of een kanaal als heel anders dan het stilstaande water in een vijver of een beek. Stromend water beleef ik als vrolijk voortgaand, dansend haast. Ik word er altijd weer blij van. Het stilstaande water in een vijver voelt voor mij dubbel. Er is sprake van ruimte, van een bepaalde weidsheid, van veel licht ook, maar er hangt een soort van passiviteit omheen. Het stilstaande water in een beekje daarentegen, zoals ik dat aantref op de beboste Veluwe rond Arnhem, laag liggend in de schaduw van de bomen, voelt voor mij als somber en naar beneden trekkend. Met een uitstraling van zwarte diepte waar ikzelf naar van word. Ik mis daar het licht, het naar boven gerichte wat vooral open landschappen zo kenmerkt. 

En bomen, ja ook die. Zo verschillend als die zijn. Niet alleen de soorten, maar ook de onderlinge individuen. Kijk alleen maar naar hoe de takken zich verspreiden. Sommige in de breedte, andere recht omhoog, weer andere kronkelend en alle kanten opgaand. Elke boom is zo anders van karakter. Heel bijzonder om te zien.
Ik heb een keer een cursus gevolgd waarin we bomen karaktereigenschappen toekenden, gerelateerd aan de beeldentaal van de planeten. Zo kun je een eik als een echte mars-boom beschouwen. Stevig, breeduit, met stammen die kracht vertegenwoordigen. En een berk als een venus-boom. Sierlijk, licht, lieflijk, met het zonlicht dat fijn gefilterd door de bladeren valt. En een beuk als een typische saturnus-boom. Het liefst solitair staand, somber en vol donkere kleuren, dicht opeen gepakt, en zelfs in de winter zijn (verdorde) bladeren het liefst om zich heen houdend, als om zichzelf tegen het licht van de buitenwereld te beschermen. Een esdoorn als een mercurius-boom. Elegant, nieuwsgierig, veelzijdig, met een prachtig gekarteld blad. En een populier als een jupiter-boom. Snel en uitbundig groeiend, recht omhoog. Enzovoorts.

En stenen, ook die. Zelfs die. Maar daarover misschien een andere keer.