Hoofdbanner

Robert Oppenheimer (1904-1967) wordt gezien als de vader van de atoombom. Hij was de leider van het Manhattan Project, lopend van 1942 tot 1946, waarin in snel tempo een atoombom werd ontwikkeld. Om vervolgens in augustus 1945 in de praktijk te worden gebracht in Japan op de steden Hiroshima en Nagasaki.
De film is gebaseerd op het boek American Prometheus van Kai Bird en Martin J. Sherwin uit 2005. Prometheus was de Griekse godheid die het vuur van de goden stal en aan de mensen gaf. Daar moest hij voor boeten. Zo wordt Oppenheimer na de oorlog gekweld door wat zijn uitvinding in Japan heeft veroorzaakt: meer dan 200.000 doden. ‘Nu ben ik de dood, de vernietiger van werelden,’ is een citaat van hem, afkomstig uit de Bhagavad Gita. Hij wist dat hij een monster had gecreëerd, Tot twee keer toe is er de opmerking, eerst door Niels Bohr, later herhaald door Oppenheimer zelf: ‘Als je een steen oppakt, wees dan voorbereid op de slang die eronder ligt.’ De film is dan ook in eerste instantie een psychologisch drama.

De film flitst continu heen en weer tussen de jonge jaren van de natuurkundige Oppenheimer, vervolgens de periode waarin hij met zijn staf bezig is om een geschikte atoombom te maken en tenslotte de verhoren van de commissie die in de jaren vijftig moet onderzoeken of Oppenheimer geen communist was/is. Dit laatste in de bekende heksenjacht van McCarthy op vermeende communisten in de VS. Het is steeds weer schakelen voor de kijker (er worden geen jaartallen genoemd). Dit alles begeleid door harde en vooral opzwepende muziek, geluidseffecten, knallen, voetgestamp etc. Het is een en al drama. Vlot gemonteerd, vol vlammende dialogen.

De recensies in de kranten waren lovend over deze film. NRC gaf zelfs vijf sterren. Ik moet zeggen, het is een spannende en vooral flitsende film. Drie uur duurt hij maar liefst, zonder pauze, maar geen moment heb ik me verveeld. Cillian Murphy als Oppenheimer is werkelijk briljant. De ene keer charismatisch, met het vuur in zijn ogen, de andere keer vol twijfels, gekweld ook. In feite draagt acteur Cillian Murphy de film. Fenomenaal hoe hij met alleen een blik zijn emoties laat zien. Zonder woorden, zonder overdreven mimiek.

Leuk en grappig is hoe Oppenheimer in 1928 even in Leiden was om daar een lezing kwantumechanica te geven. In het Nederlands! Hoewel de paar zinnen die hij daar uitspreekt weinig Nederlands klinken, eerder als een half soort Duits. Ook zijn gestuntel bij Max Born in Engeland is aandoenlijk. Oppenheimer was niet handig in praktische aangelegenheden, dat is algemeen bekend. Hij was een theoreticus. En natuurlijk komen daar grootheden uit de natuurkunde voorbij. Einstein een paar keer, nogal onhandig geacteerd. Ook Niels Bohr zien we en zelfs vangen we een korte glimp van Richard Feynman op.
Wat minder uit de verf komt zijn de twee vrouwen die een grote rol speelden in het leven van Oppenheimer. Zijn mysterieuze vriendin Jean Tatlock en zijn onderkoelde vrouw Kitty, uitstekend gespeeld door Emily Blunt.

Er is, blijkt verderop in de film, een tweestrijd tussen Oppenheimer en Lewis Strauss, de ambitieuze en conservatieve bureaucraat, leider van het instituut Berkeley waar Oppenheimer jarenlang docent is. Dit blijkt achteraf een rode draad in de film te zijn. De jaloezie van de middelmatige autodidact tegenover het genie. Dat maakt het spannend. Wie gaat die strijd winnen? De meeste natuurkundigen staan aan de kant van Oppenheimer, veel politici laten zich leiden door de manipulaties van Strauss. Veel aandacht gaat uit naar generaal Groves, die vanuit de overheid moet toezien dat het Manhattan Project naar wens verloopt. Een fijne rol voor Matt Damon, die ik eerst niet herkende. Hij is flink wat ouder geworden sinds zijn Jason Bourne films. Lekker lomp geacteerd, een beetje cliché, maar vooruit, het is Hollywood.

Een boeiende film, tot het einde. Misschien geen vijf sterren, maar wel top. Met zoals gezegd een uitblinkende Cillian Murphy, die voor zijn rol als Oppenheimer toch minstens een Oscar verdient.