Hoofdbanner

Voor de verre prinses

Wij komen nooit meer saam:
De wereld drong zich tusschenbeide.
Soms staan wij beiden 's nachts aan 't raam,
Maar andre sterren zien we in andre tijden.

Uw land is zoo ver van mijn land verwijderd:
Van licht tot verste duisternis - dat ik 
Op vleuglen van verlangen rustloos reizend,
U zou begroeten met mijn stervenssnik.

Maar als het waar is dat door groote droomen
Het zwaarst verlangen over wordt gebracht
Tot op de verste ster: dan zal ik komen,
Dan zal ik komen, iedren nacht.


J. Slauerhoff (1898-1936)

 
J. Slauerhoff geldt als een van onze grote romantische dichters. Hij leidde als scheepsarts een eenzaam en dolend bestaan, altijd onderweg, met geen vaste woon- en verblijfplaats. Hij verbleef veelal aan de andere kant van de wereld, nabij China met name. 
Kenmerkend voor het rusteloze in zijn leven is zijn bekende motto uit één van zijn gedichten: alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
In het gedicht Voor een verre prinses is de romantiek en tragiek direct in de eerste regel al voelbaar:

Wij komen nooit meer saam:

Hier spreekt zowel een droge constatering als gelatenheid uit. Het gaat over liefde, dat is duidelijk. Maar het komt nooit meer goed, als een soort van noodlot. Er rest slechts aanvaarding.

De wereld drong zich tusschenbeide.

De wereld is zowel de leefwereld als de fysieke wereld, want het blijkt in het verloop van het gedicht dat de ik-figuur zich letterlijk aan de andere kant van de aarde bevindt. Er is een niet zelfgekozen scheiding, de wereld drong zich tussen de twee geliefden.

Soms staan wij beiden 's nachts aan 't raam,
Maar andre sterren zien we in andre tijden.

Maar er is eenzelfde beleven. De geliefden staan beiden aan het raam, kijken uit op de sterren. Er is iets dat hen bindt, de sterrenhemel, de blik omhoog. Daar vinden ze elkaar. Alleen, het zijn andere sterren in andere tijden. Wat de een 's nachts ziet, ziet de ander pas een halve dag later, op een ander halfrond, dus met een andere sterrenhemel. Men leeft elkaars omgekeerde wereld, als een noord- en een zuidpool, wel met de aantrekking tot elkaar, maar nooit elkaar ziend in de fysieke wereld. 

Uw land is zoo ver van mijn land verwijderd:
Van licht tot verste duisternis - dat ik 
Op vleuglen van verlangen rustloos reizend,
U zou begroeten met mijn stervenssnik.

De afstand tussen beiden is zo groot dat die alleen overbrugd lijkt te kunnen worden door de dood (mijn stervenssnik). Het 'rustloos verlangen' naar de ander vraagt haast een wereld waarin aardse omstandigehden niet langer gelden.

Vergelijk dit met de Hymnen aan de nacht van Novalis of ook met de Sonnettenkrans voor Mathilde van Jacques Perk. Beiden romantici pur sang. De onbereikbare geliefde is slechts te ontmoeten in het leven na de dood. Bij Novalis is de geliefde daadwerkelijk gestorven. Hij ontmoet haar in het innerlijk licht van de nacht. Daar is hij weer met haar samen. Bij Perk is de geliefde niet overleden, maar onbereikbaar omdat ze al een partner heeft. In zijn sonnetten roept hij haar weer tot zich, tot in de grotten (als Orpheus op zoek naar Eurydice) van zijn hart.

Maar als het waar is dat door groote droomen
Het zwaarst verlangen over wordt gebracht
Tot op de verste ster: dan zal ik komen,
Dan zal ik komen, iedren nacht.  

En toch, er is hoop. In de droom is het mogelijk tot elkaar te komen. Dat wil zeggen, er is iets wat het aardse overstijgt en kennelijk bruggen slaat. Het wakkere, bewust dromend leven. Daar kun je je geliefde ontmoeten, tot zelfs de verste ster: er is geen afstand meer.
Dan zal ik komen (let op de herhaling), dan zal ik komen, iedere nacht.

In de droomwereld, het geestelijke leven, vindt pas de daadwerkelijke ontmoeting plaats. Daar komt alles tezamen. De wanhoop uit de eerste regel ( wij komen nooit meer saam) is zodoende omgewerkt tot een hoop en een verwachting dat het goed zal komen. De ik-figuur zal daar met zijn geliefde samen zijn. Waarschijnlijk, klinkt het voorzichtig, alsof er toch nog lichte twijfel is, want "als het waar is".

Maar als het waar is, dan is echte liefde en samensmelting slechts mogelijk in de niet-fysieke wereld. Zegt de romanticus.