Hoofdbanner


de zeer oude zingt:
er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings

alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid
rijk
en aan alles gelijk

als het hart van de tijd
als het hart van de tijd

Lucebert (1924-1994)

Dit titelloze gedicht van Lucebert is beroemd vanwege de regel: alles van waarde is weerloos. Hoe vaak wordt dit gezegde (want dat is het inmiddels) niet aangehaald. Er is zelfs een Rotterdamse verzekeringsmaatschappij die het in grote letters op haar gebouw heeft gezet. Of er wordt slinks naar verwezen, zoals in het CDA-rapport: "Alles van waarde is weerbaar". Kennelijk bevat deze beroemde regel iets waar velen zich in herkennen.
 
Waar gaat het gedicht over? En wat is de relatie van de inhoud van het gedicht tot de beroemde regel?
Bij eerste lezing valt de compactheid op. De inhoud geeft zich niet onmiddellijk prijs. In korte regels wordt veel aan filosofische inzichten naar voren gebracht.

Het begint met:

de zeer oude zingt: 

Een eerste associatie is het gezegde: zoals de ouden zongen, piepen de jongen. Wat vroeger werd gezegd, geldt in onze tijd nog altijd.
"De zeer oude" zal slaan op een wijsgeer uit het oude Griekenland, nog voor Socrates en Plato. Te denken valt aan Heraklitus, een van de eerste grote filosofen. Zijn filosofie was, kort samengevat: alles stroomt, alles is voortdurend in beweging, alles is steeds weer wordend (Panta Rhei). Er is geen begin en geen einde, er is alleen het niet-statische nu.

Hierna volgen de wat cryptische regels:

er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
 

Over de huidige toestand van het zijn valt niet veel te vertellen. Er is niet meer en niet minder. Bij wat? Bij weinig. Samengevat: we kunnen geen uitspraken doen over wat er is.
Kijken we naar het verleden, wat er toen was, dan is ook daar onzekerheid troef. We kunnen daar geen feitelijke uitspraken over doen.

wat wordt wordt willoos 

Opeens is er een kentering. Vanuit het verleden, waarover we alleen maar onzeker zijn, zitten we opeens in het nu. In het nu "worden" de dingen, vergelijk Heraklitus. Maar tegelijk met dit worden is er het willoos zijn. Dat wil zeggen, we kunnen het worden niet sturen. Het gebeurt, haast buiten ons om. We hebben er geen grip op. Het onttrekt zich aan onze macht.

eerst als het is is het ernst 

Pas wanneer het wordingsproces voleindigd is, is er ernst. Er is iets, waarmee we iets aan kunnen vangen, er is een vorm, er is een product waarmee we aan de slag kunnen gaan. Het "is" in onze wereld. Waarna we er verantwoordelijk voor zijn (als het is is het ernst). 

het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings
 

Wat er is na de wordingsgeschiedenis, heeft in feite geen verleden (het herinnert zich heilloos), noch heeft het een duidelijke toekomst (het blijft ijlings). Het is in het nu. Elke herinnering of toekomstverwachting zou het uit het nu halen, uit het zijn. Verleden en toekomst tellen niet, er is alleen het voortdurende moment van het heden. Daarin ligt alle kracht. 

Deze eerste acht regels, reeds bezongen in de oudheid, kun je lezen als een geboorte, van een kunstwerk, van een gedachte, van een kind wellicht.
De oorsprong is moeilijk te achterhalen, de toekomst is nog ongewis. Het is er, nog maar net, willoos, niet wetende hoe het zich zal ontwikkelen. In het uiterste nu, op de scherpe rand van verleden en toekomst, is er sprake van één grote kwetsbaarheid. Het pas geborene, datgene wat geschapen is, wordt overgeleverd aan de wolven van de wereld. Als het niet beschermd wordt, zal het verzwolgen worden. 

alles van waarde is weerloos 

Daar is de beroemde regel. Elke schepping is op het moment van scheppen uitermate kwetsbaar. Het kan nog niet voor zichzelf zorgen (wat wordt wordt willoos). Maar tegelijk is het de grootste rijkdom die er bestaat. Alleen, je moet het niet willen grijpen. Dan verdwijnt het. Je moet het de ruimte geven, om te groeien, om te worden. Je mag het aanraken, maar niet vastgrijpen. Van aanraakbaarheid wordt het rijk, staat er letterlijk in het gedicht. Neig er naartoe, het geeft richting, maar meer ook niet. In die richting draagt het de hele wereld in zich. Tegenstellingen worden overbrugd, het staat erboven, het is een volheid, aan alles gelijk. 

wordt van aanraakbaarheid
rijk
en aan alles gelijk
 

Het gedicht sluit af met tweemaal dezelfde regel. 

als het hart van de tijd
als het hart van de tijd

Dit om te benadrukken dat er blijvend geleefd moet worden in het levende nu: het hart van de tijd. In het nu vindt het plaats, het scheppende, datgene wat werkelijke waarde heeft. Tegelijkertijd is het scheppen zelf de meest kwetsbare aangelegenheid. Het is willoos, het is weerloos.

Vroeger wist men dit al (de zeer oude Heraklitus), en nog altijd kan men dit doorzien. Natuurlijk niet als uithangbord van een verzekeringsmaatschappij (die mensen alleen maar vastlegt, door in te spelen op angst voor de toekomst), maar als het inzien wat de werkelijke waarde van iets scheppen is. Rijkdom die tijdens het scheppen zelf bescherming behoeft.