Hoofdbanner

Voor de liefste onbekende

Wat ben ik blij dat ik je nog niet ken.
Ik dank de sterren en de maan
dat iedereen die komt en gaat
de diepste sporen achterlaat, behalve jij,
dat jij mijn deuren, dicht of open,
steeds voorbijgelopen bent.

Het is maar goed dat je me niet herkent.
Kussen onder straatlantaarns
en samen dwalen door de regen,
wéér verliefd zijn, wéér verliezen,
bijna sterven van verdriet –
dat hoeft nu allemaal nog niet.

Ik ben nog niet aan ons gehecht.
Ik kijk bepaald niet naar je uit.
Neem de tijd, als je dat wilt.
Wacht een maand, een jaar,
de eeuwigheid en één seconde meer –
maar kom, voor ik mijn ogen sluit.


Ingmar Heytze (1970 - )

De Utrechtse dichter Ingmar Heytze staat bekend om zijn directe en lichtvoetige gedichten. Speels met een ondertoon van ironie. Met eenvoudige woorden weet hij de ‘kleine dingen’ in het leven vaak treffend te beschrijven. Zijn gedichten zijn toegankelijk en worden veel gelezen. In de stad Utrecht, die de dichter naar men zegt nooit verlaat, zelfs niet voor een vakantie, hangen er gedichten van hem aan de muren van huizen.
Bovenstaand gedicht Voor de liefste onbekende is tevens de titel van zijn (voorlopig) verzameld werk dat in 2016 uitkwam.
Het is een liefdesgedicht, maar dan in omgekeerde vorm. Wat opvalt is de harmonie, de drie keer zes regels waaruit het gedicht bestaat.

Wat ben ik blij dat ik je nog niet ken.

Een verrassend begin. Het laat nog open welke kant dit opgaat. Waarom is de ik-persoon blij, wie is die ander?

Ik dank de sterren en de maan
dat iedereen die komt en gaat
de diepste sporen achterlaat, behalve jij,
dat jij mijn deuren, dicht of open,
steeds voorbijgelopen bent.

Mooie, eenvoudige zinnen, vol rijm (‘gaat’ en ‘achterlaat’, ‘open’ en ‘voorbijgelopen’. De ik-persoon is tevreden met zijn leven, dankbaar aan het hemelgewelf, de mensen die hem ‘raken’ en daardoor diepe sporen achterlaten. Behalve jij, staat er ineens als dissonant. Die 'jij' is wel ergens aanwezig, maar nog niet in het leven van de ik-persoon binnengestapt. Waarom?, vraag je je af. Dan volgt de tweede strofe.

Het is maar goed dat je me niet herkent.
Kussen onder straatlantaarns
en samen dwalen door de regen,
wéér verliefd zijn, wéér verliezen,
bijna sterven van verdriet –
dat hoeft nu allemaal nog niet.

Het is de teleurstelling die steevast op een verliefdheid volgt. ‘Bijna sterven van verdriet’, staat er zelfs. De ik-persoon gaat dat liever uit de weg dan dat hij er opnieuw in opgaat. Er is een haast existentiële angst om verliefd te worden, zou je kunnen zeggen. Geen verliefdheid, dus geen pijn en verdriet: ‘dat hoeft nu allemaal nog niet’. Tegelijk voel je als lezer een diep verlangen hieronder zitten. Er is sprake van een overgevoelige natuur. De ik-persoon wil wel, maar durft niet.

Ik ben nog niet aan ons gehecht.
Ik kijk bepaald niet naar je uit.

Een prachtig begin van de derde strofe. Nog niet gehecht, staat er. Wat betekent dat de ander steeds dichterbij komt, al bijna op de stoep staat om aan te bellen, bij wijze van spreken. Maar de ik-persoon is er niet klaar voor. Heel dapper verklaart hij: ‘Ik kijk bepaald niet naar je uit.’ Maar dat zegt alleen iemand die zijn eigen gevoelens ontkent. Je voelt aankomen, die kan straks geen weerstand bieden, die gaat onherroepelijk voor de bijl.

Neem de tijd, als je dat wilt.
Wacht een maand, een jaar,
de eeuwigheid en één seconde meer –

Een mooie opeenstapeling van tijden, met het grappige ‘de eeuwigheid en één seconde meer’ als slot, gevolgd door een streepje. Doe maar rustig aan, is het motto. Overval mij niet.

maar kom, voor ik mijn ogen sluit.

Deze laatste regel valt prachtig op zijn plaats. Vijftien regels lang is er het tegenhouden van de heftige gevoelens die een verliefdheid met zich meebrengen. Nu geeft de ik-persoon zich over aan die liefde. Weg is de angst voor verdriet en al dat andere gedoe. Er is een voltooiing tot stand gebracht, getuige ook het eindrijm ‘uit’ en ‘sluit’. Kom toch wel liefde, eens in mijn leven, voor ik doodga (‘voor ik mijn ogen sluit’).
Het is een anti-liefdesgedicht dat in de laatste regel transformeert tot juist een ode aan de liefde. Zonder drama, in eenvoudige woorden. Zo te dichten is maar weinigen gegeven.