Het derde land
Zingend en zonder herinnering
Ging ik uit het eerste land vandaan,
Zingend en zonder herinnering
Ben ik het tweede land ingegaan,
O God, ik wist niet waarheen ik ging
Toen ik dit land ben ingegaan
O God, ik wist niet waarheen ik ging
Maar laat mij uit dit land vandaan,
O laat mij zonder herinnering
En zingend het derde land ingaan.
Martinus Nijhoff (1894 - 1953)
Dit gedicht gaat over landen, drie landen wel te verstaan. De landen zijn verschillend van aard, althans de ik-figuur beleeft ze zo.
Het eerste land is een land zonder zorgen, lijkt het. De ik-figuur gaat er zingend uit vandaan. Het moet er vrolijk zijn geweest, een feest haast. Maar toch, de ik-figuur heeft geen herinnering aan dit eerste land. Geen nare herinnering, zou je dan als lezer invullen. Het is een blij leven daar geweest, iets als een vakantie zonder plichten en verantwoordelijkheden.
Kennelijk moest de ik-figuur uit dit onbezorgde land vandaan, en moest hij een volgend land in, het tweede. Daar is het niet leuk. Sterker nog, hij ervaart het als verschrikkelijk. De ik-figuur roept zelfs God aan om zichzelf te beklagen.
O God, ik wist niet waarheen ik ging
Toen ik dit land ben ingegaan
Waar dit verschrikkelijke uit bestaat, wordt niet verteld. Het lijkt te erg om in woorden uit te drukken. Het enige wat de ik-figuur kan uitroepen is:
O God ...
... laat mij uit dit land vandaan
Om waar naartoe te gaan? Naar het derde en tevens laatste land, waar het weer vrolijk is, waar gezongen kan worden, waar de herinnering weer weg is.
O laat mij zonder herinnering
En zingend het derde land ingaan.
Let op de krachtige witregel tussen deze laatste twee regels van het gedicht. Hoe het accent daardoor op En zingend komt te liggen. Bemerk ook de versterking van de sleutelwoorden door de assonantie herinnering, zingend, ingaan.
Het gedicht besluit met dit ingaan in dit derde land. De reis is voltooid, of beter, er is de wens dat de reis voltooid zal zijn. De ik-figuur heeft het tot twee keer toe over: laat mij. De reis eindigt, zo is de wens, waar hij begon, bij het zingend en zonder herinnering een land ingaan. Het derde land lijkt hetzelfde te zijn als het eerste. Alleen het tweede, het tussenland zal ik maar zeggen, is heel anders. Daar gebeuren de erge dingen.
Let ook op dat het leven van de ik-figuur zich in dit tweede land afspeelt. Uit het eerste land komt hij vandaan, naar het derde land verlangt hij slechts. Hij verkeert in een tussenfase, tussen de andere, zo wenselijke landen in. Het tweede land is kennelijk een doorgangsland.
Samenvattend: verleden, heden en toekomst.
Bovenstaande beschouwing is wat letterlijk in het gedicht staat. Zo zou je het oppervlakkig kunnen lezen. Maar zoals altijd bij Martinus Nijhoff, woorden hebben een dubbele lading. Zoals zijn eigen (bekende) lijfspreuk luidt:
Lees maar, er staat niet wat er staat.
Een land kun je ook zien als een gebied om te leven, een levensgebied, een periode uit je leven. Vanuit dat oogpunt bekeken kun je de volgende indeling maken:
1. De eerste periode in je leven is je jeugd. Het leven is dan meestal onbezorgd. Je hoeft nog niet zoveel, je kunt zingend door het leven gaan. Na zo'n onbezorgde jeugd kun je ook zonder al te veel ballast (zonder herinnering) je volwassenheid instappen.
2. De tweede periode is je volwassen leven, je werkend leven. Hier moet je aan de slag, in je beroepsleven, in je relaties etc. Het gaat daar vaker mis dan goed. Het voelt daar zwaar soms, met alle plichten en verantwoordelijkheden van dien. Misschien te zwaar af en toe.
3. De derde periode is de ouderdom. Je bent te oud om te werken en kunt genieten van een rustige oudejaarsdag. Althans, dat wens je jezelf toe wanneer je nog in de rumoerige tweede periode zit. Rust wil je, een terugkeer naar je onbezorgde jeugd. Je wilt vergeten.
Samenvattend: jeugd, volwassenheid en ouderdom.
Maar er zit nog een andere laag in het gedicht, een meer spirituele laag.
De oude Chinezen onderscheidden drie periodes in het leven van een mens, de jeugd (van 0 - 21 jaar) waarin het lichaam groeit en waarin de mens de omgeving in zich opneemt, de volwassenheid (van 21 - 42 jaar) waarin de mens de omgeving omvormt tot wat bij hem hoort, naar zijn hand zet, en de ouderdom (van 42 jaar tot de dood) waarin de mens zijn eigen leven overstijgt en tot wijsheid kan komen. Het is om die reden dat in China van oudsher iemand met verantwoordelijke taken ouder moet zijn dan 42 jaar.
Zo kun je in dit gedicht de volgende drie ontwikkelingsfasen herkennen:
1. De jeugd waarin de groei van het lichaam centraal staat.
2. De volwassenheid waarin van alles meegemaakt moet worden en waarin de groei van de ziel wordt aangesproken.
3. De ouderdom waarin de rijpheid en de wijsheid van het leven gevonden kunnen worden. Met andere woorden, waar men tot de geest kan komen.
Samenvattend: lichaam, ziel en geest.
De driedeling lichaam, ziel en geest wordt in de esoterie gebruikt om het wezen van de mens te beschrijven. Deze driedeling zie je terug in De Vader, De Zoon en De Heilige Geest in het christendom.
Gezien de godsdienstigheid van Martinus Nijhoff zelf, kun je de drie landen ook hier betrekking op laten hebben.
Samenvattend: Vader, Zoon en Heilige Geest.
De Vader, daar waar de mens vandaan komt, staat dan voor het eerste land. De Zoon staat voor het tweede land, voor het moeilijke leven hier op aarde, met het lijden (het leven is een kruis) en de dood als het uiteindelijke gevolg. De Heilige Geest staat voor het derde land, voor het leven na de dood, waarin de mens (volgens het geloof) in de hemel wordt opgenomen.
Zo laat dit gedicht zich op verschillende niveaus lezen. Met steeds de verwijzing naar de titel van het gedicht: het derde land. Het land waar wij naar verlangen en waar wij uiteindelijk verlichting zullen vinden: in de toekomst, in de ouderdom, in de geest.