De tijd, te druk met zichzelf, kijkt niet uit,
slaat over de kop, knalt tegen een boom, in
tweeën gebroken, ligt ze uitgeteld na te ronken.
De motor, met haar neus in de wind, reutelt
door, niets aan de hand, kwestie van enig
technisch malheur, kom aan, fluks verholpen.
Het is de duur van de rochelende laatste seconden,
getekend in zwarte bandensporen, waar door
filosofen nog jaren over wordt gedebatteerd.
Men komt er niet uit, en ook niet in. Het stuur
is blijvend verwrongen, het mensenhart voorgoed
gevangen in blik. Dat hol klinkt, ijskoud aanvoelt.
Bergson revisité
Plaats reactie