Hoofdbanner

Drie winterverhalen van de Noorse schrijfster Ingvild H. Rishøi (1978), oftewel drie novellen die genoeg warmte afgeven om de winter door te komen, aldus de achterflap van het boek.
Dat klopt, ik heb ze dan ook alle drie met plezier en instemming lezen.
Drie keer is de hoofdpersoon een zoekende eenling, twijfelend aan zichzelf, vol goede wil maar niet of nauwelijks in staat tot enige zelfstandigheid in het (te zware) leven.

In het eerste verhaal We kunnen niet iedereen helpen is het de jonge alleenstaande moeder die op aandrang van haar dochtertje per ongeluk te veel geld aan een bedelaar geeft, waardoor ze de bus terug naar huis niet kunnen betalen. Het dochtertje heeft in haar broek geplast, het vriest buiten, de moeder is radeloos en wordt uiteindelijk door een onbekende man geholpen. Het is vooral de wanhoop van de moeder die beklijft, het gevoel het helemaal alleen te moeten doen, met alle zware omstandigheden van dien. Tot de verlossing komt.

Eenzelfde motief is herkenbaar bij het tweede verhaal De goede Thomas. Hier is de hoofdpersoon een jongeman die net uit de gevangenis is ontslagen en beloofd heeft dit weekend voor zijn (bij diens moeder wonende) zoontje Leon te zullen zorgen. Dit gaat mis wanneer hij bezwijkt voor de alcohol in een kroeg en te laat zal zijn om zijn zoontje bij hem thuis op te vangen. Nu is er een oude vriendin die zich over hem ontfermt, plus het geluk dat door een file zijn zoontje pas later op de avond bij hem afgeleverd wordt. Maar ook hier, wat een trieste eenzaamheid, en steeds weer die snijdende kou buiten, voelbaar tot in de botten van de hoofdpersoon.

Het derde verhaal Grote zus maakte de meeste indruk op mij. Wat een kracht zit erin, juist door wat niet benoemd en maar heel langzaam duidelijk wordt. Het is de 17-jarige Rebekka die zich sterk verantwoordelijk voelt voor het lot van haar 7-jarig zusje Mia en haar 4-jarige broertje Mikael. De drie verschillende vaders van de kinderen zijn dood of niet of nauwelijks in beeld. Rebekka is net haar beste vriendin op school kwijtgeraakt, nu deze is verhuisd naar Engeland, doet overal gigantisch haar best, vooral thuis waar ze haar moeder met het huishuiden helpt, eten kookt, de kinderen van school haalt, maar toch een brief onder ogen krijgt waarin staat dat zij (Rebekka dus) uit huis geplaatst zal worden. Dit laatste wordt pas op het eind van het verhaal duidelijk. Dan begrijpt de lezer ook waarom ze besluit samen met haar zusje en broertje te vluchten naar het zomerhuisje waar ze met haar voormalige vriendin zulke prettige tijden heeft doorgebracht. Een hopeloze missie, met al die kou en grote hopen sneeuw op de weg, zoals ze zelf ook inziet. Met als reddende engel een vrouw wier identiteit niet bekend wordt gemaakt. Ook hier, het komt goed. Relatief dan, want we weten niet hoe het verder met Rebekka zal aflopen.
Een aangrijpend verhaal, zo voelbaar, zo dicht op de huid. Wat een schrijftalent. Er wordt veel opengelaten. Subtiel geschreven. Ja, dat is het. De lezer mag aan de slag!