Hoofdbanner

In vroegere tijden werkte ik bij de Boekmanstichting aan de Herengracht in Amsterdam. Een kunstinstelling met een bijzonder ongedwongen werksfeer. Een gezellige tijd was het, met veel mannelijke medewerkers die op de mannelijke medemens vielen. Kennelijk trekt de kunstwereld zoiets aan. Ik voelde me er thuis.

De Franse schrijver Marcel Proust (1871-1922) met zijn levenswerk A la recherche du temps perdu was toen een waar cultfiguur in de kunstkringen in Amsterdam. Zijn boeken werden in die tijd naar het Nederlands vertaald door Thérèse Cornips, financieel onder andere door Maarten 't Hart ondersteund, zo belangrijk vond hij de vertaling. 
Ikzelf ontkwam er niet aan om in zijn boeken te duiken. De eerste acht van A La Recherche heb ik gelezen, daarna hield ik het voor gezien. Het waren prachtige poëtische volzinnen die ik las, met gevoelige waarnemingen van een overgevoelige ziel. Rijke taal, maar op een gegeven moment ging het mij tegenstaan. Te veel beschrijvingen van weelderige salons, te weinig concrete gebeurtenissen, naar mijn idee.
Ik kreeg toen van het personeel van de Boekmanstichting voor mijn verjaardag de bekende biografie van Proust van George D. Painter. En een paar maanden daarna een nagelaten werk van Proust L'indifferente (De onverschillige) van Tony, die niet veel later besloot uit het leven te stappen.
Het werk van Painter is bijzonder volledig, minutieus, bevat alles wat je over het leven van Proust zou willen weten. Maar toch, het is afstandelijk geschreven.Een paar jaar hierna zag ik bij De Slegte het boek Mijnheer Proust van Céleste Albaret liggen. Zij was gedurende de laatste acht jaar van zijn leven de gouvernante van Proust.
Ik kocht het meteen, voor een habbekrats. Een rijk boek. Waarom?  Proust

Ze had hem van dichtbij meegemaakt, beschikte zodoende over informatie
uit de eerste bron, kende allerlei authentieke details uit zijn leven, zijn vriendschappen,
zijn liefdes, zijn wereldbeeld. Urenlang zat ze 's nachts
naar de lichamelijk zieke Proust te luisteren. Hij vertelde haar wat hij
meemaakte op de soirees die hij bezocht, hij bootste de mensen na, droeg
haar hele verhalen voor die tot fragmenten in zijn boek zouden uitgroeien.
Tijdens het lezen van haar vele dagelijkse herinneringen voel je de
aanwezigheid van Marcel Proust zelf, alsof hij naast je staat. Hij is tastbaar.
En ze schrijft zo liefdevol over hem, ook over zijn nukken en grillen. Hoe hij
per se alleen maar verse koffie wilde drinken, hij had een sterk ontwikkelde
smaak. Wanneer Céleste de koffie maar één minuut te lang had laten
pruttelen, lustte hij het al niet meer. Dan mocht ze een nieuwe bak zetten!
Zijn door zijn ziekte moeizame uitstapjes met de auto (met eigen chauffeur),
vaak alleen maar om voor een bepaalde passage in zijn boek de geuren van
bepaalde bloemen op te snuiven. Met de herinneringen die daarbij
bovenkwamen kon hij weer bladzijden vooruit.
Zijn schrijven 's nachts en 's ochtends, zijn naar bed gaan om vier in de
middag. Het omgekeerde leven dat hij leidde. Hoe veeleisend hij was naar
Céleste toe, maar tegelijk hoe liefdevol zij hem verzorgde. Hetgeen hij op
zijn beurt hogelijk waardeerde. Jij bent de enige die mij kent, zei Proust
meerdere malen tot haar. De persoonlijke ontboezemingen van Proust naar
zijn gouvernante toe zijn elke keer weer verrassend.

Een meer dan levend boek is het, nu nog altijd. Je voelt de schrijver Proust
tot in zijn vezels, zijn strijd, zijn liefdes. Voor mijzelf van meer waarde dan de wetenschappelijk verantwoorde biografie van Painter, hoewel die technisch gesproken een mooie aanvulling vormt. Te vergelijken misschien met de herinneringen van Gustav Janouch aan de schrijver Franz Kafka. Ook zo'n schitterend boek. Maar dan nog dichterbij.

Oorspronkelijke titel: Monsieur Proust, souvenirs recueillis par Georges Belmont, 1973, Opera Mundi, Parijs. In Nederland voor het eerst uitgebracht in 1978 door Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam.