Melopee
Onder de maan schuift de lange rivier
Over de lange rivier schuift moede de maan
Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee
Langs het hoogriet
langs de laagwei
schuift de kano naar zee
schuift met de schuivende maan de kano naar zee
Zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de man
Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee
Paul van Ostaijen (1896-1928)
Dit bekende, haast klassieke gedicht van Paul van Ostaijen stamt uit zijn laatste periode (rond 1926). Het is anders geschreven dan zijn meer revolutionaire gedichten, waar klank en ritme vaak als enige het gedicht bepalen. Er is sprake van een zekere inhoud, een zoeken naar de zin van het leven. Je kunt zelfs zeggen, er is een beeld aanwezig, er wordt gebruik gemaakt van een metafoor.
Hoe verschillend van zijn Alpejagerslied, zijn Marc groet ’s morgens de dingen of zijn Singer slinger naaimachien waar prille verwondering om de meest alledaagse zaken voorop staat. Maar waar het ook blijft bij verwondering.
Er is het beeld van de mens die zijn gang door het leven maakt, van geboorte tot dood. De lange rivier kun je zien als de levensweg van de mens. Let op de eerste drie regels:
Onder de maan schuift de lange rivier
Over de lange rivier schuift moede de maan
Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee
Er wordt van bovenaf neergekeken, toegezien als het ware, op het leven. Vanuit een helikopterview, als vanuit de hemel. Maar wel onder de maan.
Tegelijkertijd wordt er van onderaf naar boven opgezien, zie de tweede regel. Er is een wisseling van perspectief. Maar de maan is moe, de voortgang in het leven valt niet mee.
In de derde regel schuiven de twee perspectiefpunten in elkaar, in de kano waar, blijkt achteraf, de man in voortdrijft. Het staat er ook, het werkwoord schuiven, zeven keer zelfs in het gedicht, om aan te geven dat het leven een en al voortgang is.
Op weg naar de zee, de plek waar de rivier, en dus het leven, zal eindigen.
Zie ook de herhaling van de lange rivier, drie keer achter elkaar genoemd. Steeds op een iets andere manier. Het gedicht schuift zo letterlijk in elkaar, in klank, in ritme, in betekenis. Het is prachtig (vind ik) zoals die eerste drie zinnen in elkaar vervloeien. Zo vanzelf, alsof er geen golfslag is.
In de tweede strofe is er botsing, klotsing. Hoogtepunten in het leven (het hoogriet), dieptepunten (de laagwei).
Langs het hoogriet
langs de laagwei
Let op hoe het hier vooral niet rijmt, niet assoneert. Als om een schril contrast aan te geven. Maar het leven gaat door.
schuift de kano naar zee
schuift met de schuivende maan de kano naar zee
Vloeiend weer, vanuit verschillende perspectieven, want zelfs de maan schuift nu mee. Onder en boven horen bij elkaar. Het een past in het ander, het leven is een onlosmakelijk geheel. Dit wordt nog eens benadrukt door de volgende regel:
Zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de man
Filosofisch, harmonisch, schuift alles richting het levenseinde. Geen vuiltje aan de lucht, denk je als lezer. Let ook op de kleine verschillen tussen maan en man, de klanken van gezellen naar zee. Het past, het hoort bij elkaar. Maar dan is de laatste regel:
Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee
Oei, op het einde is er opeens twijfel, vertwijfeling. Er is de waarom-vraag. Zonder vraagteken, dat ook nog. Het woordje “gedwee” valt. Waarom is er geen verzet, geen opstand tegen deze als vanzelfsprekende voortgang van het leven, lijkt het te suggereren. De maan en de man zijn ook ineens tot elkaar veroordeeld, getuige het de maan en de man getweeën. Er lijkt sprake van gevangenschap, een tot elkaar veroordeeld zijn. Ze schelen ook maar een enkele a. Let verder op de klanken wee (in getweeën), wee (in gedwee), zee. Daar zit iets droevigs in.
Zo eindigt het zo vloeiende gedicht in mineur. Met als filosofische gedachte: wat heeft alles voor zin? Weg opeens is de harmonie, het tevreden zijn over de rustige golfslag. Er is een gemis!
Daar laat de dichter het bij, ons enigszins verontrust achterlatend. Wat resteert zijn de prachtige zinnen, zo rijk aan taal en klank. Melopee (de titel van het gedicht) betekent ritmisch gezang. Het leven wordt ritmisch bezongen, de vorm is de inhoud, de inhoud is de vorm. Alles schuift melodieus in elkaar. Erg mooi.