het heeft lange vingers
krabbend aan de randen van mijn denken
ik weet niet wat groter is
de ruimte of de stilte
het heeft geen gezicht
alleen ogen, glanzend als glas
ze staren terug vanuit de spiegel
het is het zwijgen dat snijdt
soms droom ik dat ik val
maar de grond is verdwenen
en ik val niet, ik zweef
in de greep van moederhanden zonder zwaarte
het leeft onder mijn bed, in de kieren
van het hout, in de spleten van het licht
het lacht zonder geluid
ik ben een vogel
die vergeten is te vallen
Het
Plaats reactie