Hoofdbanner

Zo’n 5 % van de Nederlandse bevolking is of noemt zich vegetariër. Dit aantal neemt de laatste jaren iets toe, mede onder invloed van de stikstofcrisis en een toenemend besef van de wantoestanden in de bio-industrie.
Ikzelf eet nu ruim 45 jaar geen vlees. Wel eieren, kaas, sommige vissoorten en schaaldieren. Gamba’s vind ik (mits goed klaargemaakt) heerlijk, garnalen soms ook, verder vis bij de Thai als dorade en roodbaars. Tonijn (heeft een vleessmaak) en zalm lust ik echt niet.
De reden dat ik geen vlees eet was in eerste instantie een gevoelsmatige. Het doodmaken van dieren, alleen voor mijn eigen consumptie: nee. Ik ervoer, eenmaal op eigen benen staand, een diepe weerzin hiertegen. Tijdens mijn studie in Amsterdam stortte ik me op de macrobiotiek, at alleen nog biologische producten, zoals gezegd geen vlees meer en haalde mijn boodschappen toen (halverwege de jaren zeventig) bij De Belly, destijds de eerste biologische winkel van Nederland (aan de Nieuwe Leliestraat, vlakbij waar ik toen woonde). Een bont gezelschap was daar vaak aan te treffen, waaronder Fabiola, het levende kunstwerk uit België. De groente was echter matig tot slecht van kwaliteit, kan ik me herinneren. Tja, je moest er wat voor over hebben.
De macrobiotiek paste toch niet in mijn Nederlandse levensvisie (te oosters), waarna ik de richting van de biologisch-dynamische voeding opging. Onbespoten groente, geen kunstmest, zoveel mogelijk producten uit eigen omgeving. En voor mezelf, geen vlees dus.

Deze manier van eten bevalt nog altijd prima. Ik eet uitgebalanceerd (veel ui, rauw of gebakken), kom niets tekort, ben nooit ziek, gebruik geen medicijnen of supplementen. Altijd veel gesport ook (voetballen, atletiek, tennis, volleybal, schaatsen). En ja, biologisch eten lijkt duurder. Maar, omdat je zorgvuldiger met je voedsel omgaat, weinig aan verspilling doet, valt dat best wel mee. Je algehele voedingspatroon verandert, je eet bewuster. Je spijsvertering verandert mee. Ikzelf lust geen vlees, vind de smaak vies. Wanneer er per ongeluk een stukje vlees in mijn eten zit, krijg ik acuut buikpijn. Alsof mijn lichaam protesteert.

Toch raad ik niet iedereen aan om vegetariër te worden. Het vraagt namelijk nogal wat van je fysieke constitutie. Je lichaam zet energie van een plantaardig niveau om in dat van een vlees niveau. Dat kost veel kracht en energie. Je lichaam moet dat wel op kunnen brengen. Een koe, kip of varken doet dit werk al voor ons, wanneer wij vlees eten. Zij hebben als het ware het voorwerk verricht. Vandaar dat het eten van vlees directe voldoening geeft. Zonder al te veel inspanning krijg je in één keer makkelijke energie toegevoegd. Ontbreekt in een maaltijd het vlees, dan ervaart de vleeseter dat als een gemis. Wat ie mist is die directe energietoevoer.

Mijn ervaring is dat veel vegetariërs dat vooral vanuit hun hoofd zijn. Waarmee ik bedoel, ze leggen zichzelf vanuit ideologische redenen op geen vlees te eten zonder naar hun lichaam te luisteren. Terwijl hun lichaam (hun constitutie) dat vaak niet aan kan. Let maar eens op, mensen die regelmatig naar een biologische winkel gaan (waar ikzelf ook mijn boodschappen haal). Vaak hebben ze een grauwe, ingevallen uitstraling. Bleekjes, niet sprankelend van gezondheid. Alsof hun doorbloeding niet functioneert. Alsof ze energie tekort komen. Alsof ze aan zelfkastijding doen. Zelf denk ik dan: ga je ontspannen, wees niet zo streng tegen jezelf, laat je gaan, neem een stuk vlees of zak eens een avond door (maar dat zeg ik natuurlijk niet).
 
Op mijn studentenflat woonde vroeger een meisje met wie ik af en toe optrok. Zij was fel vegetarisch, veroordeelde iedereen die vlees at, maar kocht wel eens per maand een grote homp vlees om dat vervolgens in één dag volledig te verorberen. Ze kon er gewoon niet buiten, voelde zich dan schuldig, nam zich voor om nooit meer vlees te eten, totdat ze weer een maand verder was. Enzovoorts.
Je kunt zeggen, zij luisterde tenminste nog naar haar lichaam. Toch is het wel exemplarisch voor veel westerse vegetariërs. Wel met het hoofd, niet met het lichaam. Met toch wel kwalijke gevolgen voor hun fysieke en daardoor ook geestelijke welbevinden. Ze missen soms het vermogen om van het leven te genieten.

Mijn kinderen zijn vegetarisch opgevoed. Ze lusten ook geen vlees. Met uitzondering van mijn oudste zoon. We merkten al vroeg dat hij vlees lekker vond. Met als gevolg dat hij af en toe een stuk vlees kreeg voorgeschoteld. Geen probleem. Voor hem niet, voor ons niet. Het moet kunnen.

In het begin dat ik vegetarisch at, in de jaren zeventig, reageerde mijn omgeving vaak boos, soms zelfs agressief. Hetzelfde bij de onbespoten groente die ik kocht. Ik heb geleerd mezelf niet te verdedigen, dat wakkert hun boosheid alleen maar aan. Ik zeg dan ook nooit dat ik vegetariër ben. Wanneer mensen (en in mijn geval vaak leerlingen aan wie ik lesgeef) vragen waarom ik geen vlees eet, zeg ik gewoon dat ik geen vlees lust. Meer niet. Geen discussie, iedereen wordt in zijn waarde gelaten.
Leven en laten leven. Wanneer je vlees eet en je het gevoel hebt dat je lichaam dat nodig heeft: blijf vooral vlees eten. Ondanks de maatschappelijke druk die tegenwoordig op je wordt uitgeoefend. Iedereen vegetariër, zoals sommigen in de media roepen: aan me hoela. Het kan niet, het moet niet. Luister in plaats daarvan naar je lichaam, wat die nodig heeft. Dan kom je vanzelf bij de voeding uit die het beste bij jou past.