Hoofdbanner

In onze moderne maatschappij hebben we steeds minder tijd, voor alles eigenlijk wat ons lief is. Terwijl we, objectief gezien, meer tijd dan ooit zouden moeten hebben.
De werkweek is een dag minder geworden (vroeger werkte men ook op zaterdag), we hebben technische apparaten om arbeidsintensief huishoudelijk werk te verrichten, vervoermiddelen die ons alsmaar  sneller van A naar B brengen etc.

We leven in een wereld waarin het begrip kwantiteit voorop staat. Wat betreft de tijd betekent dit: leven volgens de klok. Volgens het stramien dat een dag maar 24 uur heeft. Onze agenda’s zitten boordevol afspraken, op de minuut nauwkeurig. Voortdurend kijken we op ons horloge, of we wel op tijd zijn, voor de trein, voor een bezoek aan de dokter,  een programma op tv. Het is zomertijd, wintertijd, Greenwich tijd etc., het barst van de tijden.
We worden  geleefd, van seconde naar seconde, in regelrechte lijn van het ene uur naar het andere. Ons leven lijkt uitgestippeld langs een strakke rechte lijn. Daaraan valt haast niet te ontkomen. We ademen aan de oppervlakte van het leven, voortgejaagd, zonder rustpunt, en maar doorgaan, blijven doorgaan, tot we er letterlijk bij neervallen.
De hele maatschappij lijkt op hol geslagen, voortjakkerend, als op een racebaan. Time is money, efficiency, het zijn de sleutelbegrippen geworden in onze door management gedomineerde wereld. Alles wordt gemeten aan de tijd die beschikbaar is.

Maar, het begrip tijd is tweeledig. De Grieken wisten dit al. De tijd zoals momenteel in toenemende mate beleefd, noemden zij Chronos. Chronos is de kwantiteit van de tijd en heeft te maken met klokken, deadlines, horloges, agenda’s, planners, schema’s, wekkers. Chronos houdt de stand bij, denk aan de chronometer.
Het gekke is, des te meer wij leven in een voortrazende wereld, des te meer hebben we, zoals gezegd, het gevoel tijd tekort te komen. Dat is raar. Het doet vermoeden dat er iets anders aan de hand is. Dit gevoel van tekort aan tijd duidt op een gemis dat we ervaren, namelijk de kwaliteit van tijd, door de Grieken Kairos genoemd.

Hoe herken je Kairos? Doordat je ineens tijd hebt voor de dingen. Alle tijd van de wereld in feite. Wanneer je ergens volledig in opgaat, vergeet je de Chronos (de uiterlijke tijd). Dit kan gebeuren bij het beoefenen van kunst, tijdens een diepgaand gesprek, het liefdesspel, tuinieren, een lange wandeling, bij elke vorm van passie, voor mensen, voor hobby's etc. Op zulke momenten kijk je niet op je horloge om te kijken hoe laat het is. Je gaat op in het moment zelf. Je beleeft jezelf en de wereld om je heen als eenheid. Je vergeet de uiterlijke omstandigheden. Je bent de diepte ingegaan, de diepte in jezelf, in je eigen kwaliteiten. Dit is Kairos.

Chronos vraagt om snelheid zodat er geen tijd verspild wordt. We ondergaan het leven passief, ondanks onze uiterlijke daadkracht. Er is moeheid, somberte, een gebukt gaan onder het leven. We verliezen tijd.
Kairos vraagt om ruimte zodat de tijd genoten kan worden. We zijn scheppend bezig, elk moment opnieuw. Er is schoonheid, verrukking, kunst. We creëren tijd.

Iemand die aan deze dualiteit van tijd veel aandacht heeft geschonken is de nu bijna vergeten Franse filosoof Henri Bergson (1859-1941). Zo'n honderd jaar geleden was hij echter mateloos populair. Studenten in Parijs stonden in drommen in de rij om zijn colleges te kunnen volgen. Zijn geschriften vonden veel onthaal en werden unaniem geprezen. In 1927 kreeg hij de Nobelprijs voor literatuur, als filosoof nota bene, hetgeen nog niet eerder was gebeurd (daarna ook niet overigens). In de woorden van de jury: "Als erkenning van zijn rijke en energieke ideeën en de briljante vaardigheid waarmee deze voorgesteld werden."
Kenmerken waren zijn heldere schrijf- en redeneerstijl, als ook zijn originele invalshoeken. Onder andere Simon Vestdijk heeft in 1963 een essay vol lof over hem geschreven: De beeldende filosoof. En iemand als Bertrand Russel noemde hem in zijn beroemde Geschiedenis van de westerse filosofie de voornaamste Franse filosoof van de twintigste eeuw.
  
Bergson onderscheidt twee manieren om de wereld te leren kennen. De eerste manier is de wetenschappelijke. Een proces wordt van buitenaf beschouwd door een objectieve waarnemer. Er wordt geanalyseerd, dat wil zeggen hetgeen geobserveerd wordt, wordt in stukjes gehakt. Alle stukjes bij elkaar opgeteld en van het juiste etiket (de ons bekende begrippen) voorzien, vormen dan de waarneming, bijvoorbeeld die van een auto die gedurende een bepaalde periode vooruit rijdt. Het resultaat kan dan een grafiek zijn die de beweging tegen de (in stukjes gehakte) tijd weergeeft. Vanuit deze grafiek heeft men een totaaloverzicht en kunnen voorspellingen gedaan worden naar de toekomst toe, de afstand die wordt afgelegd etc.
Instrument bij deze wetenschappelijke manier van kennen is ons intellect. Ons intellect ordent de waarnemingen in vertrouwde begrippen zoals tijd en ruimte. Maar ook, het intellect stuit op grenzen, want het wezen van de dingen zullen wij nooit kennen (Kant).

De tweede manier om de wereld te leren kennen is van binnenuit. Om bij het voorbeeld van de auto te blijven, je zit er nu in! Je maalt niet langer om metingen, je rijdt, je leeft, je bent. Jij en de wereld zijn één, de tijd is een continue stroom.
Bergson noemt deze continue stroom van tijd duur (in het Frans: durée). De duur is ondeelbaar en dynamisch, er zijn geen dingen op zich maar alleen dingen in beweging. De huidige toestand is altijd nieuw, maar heeft zijn wortels in een eerdere toestand en is zelf grond voor een volgende. De duur is nooit af en altijd wordend. (Bergson vergelijkt het met het lezen van een roman. Dat is heel wat anders dan de gebeurtenissen in het echt beleven. Bij dit laatste zit je in de duur. Bij het alleen lezen beleef je het boek als van buitenaf). Zo beleef je je eigen innerlijk ook, als nooit af en altijd wordend. Als een melodie waarbij de ene noot als vanzelf overgaat in een volgende.

Ons intellect is niet toereikend om deze duur te ervaren, daarvoor hebben we intuïtie nodig. Deze intuïtie is een sleutelbegrip bij Bergson. Dit is bij hem het vermogen de duur direct te ervaren, niet middels begrippen, maar door middenin de werkelijkheid te stappen. Door te zijn. De intuïtie laat ons meevoelen, samenvallen met het voorwerp dat bestudeerd wordt. Alsof we er één mee zijn, alsof we het zelf zijn. Er zijn geen dingen, er is slechts activiteit. 
Deze tweede manier is voor hedendaagse wetenschappers zeer omstreden. Om objectief waar te nemen moet de waarnemer juist afstand nemen tot het voorwerp, anders gaan onwetenschappelijke zaken als gevoel en emoties een rol spelen, vreest men. Gevaarlijk! Vandaar dat na de Tweede Wereldoorlog, toen het wetenschappelijke denken in het westen geleidelijk aan zijn alleenheerschappij opeiste, Bergson als een irrationalist werd afgedaan en zijn filosofie als achterhaald werd bestempeld. 
Want wat is de tendens in onze tijd? Het denken wordt nog altijd wetenschappelijker, zeker de laatste decennia. Iets als gevoel of beleving wordt gewantrouwd. Iets als ziel, geest of God bestaat al lang niet meer.
Men vertrouwt alleen nog maar op het van buitenaf waarnemen, zonder dat men van tevoren een positie inneemt (denkt men). Alleen zo'n houding is absoluut objectief en dus wetenschappelijk. Al het andere is niet serieus te nemen, want niet-wetenschappelijk. Men ziet bij zo'n houding (van alleen naar de buitenkant kijken) slechts materie die bepaalde processen veroorzaakt en komt tot de conclusie dat in die materie (bijvoorbeeld het DNA) alle levensvoorwaarden zitten opgesloten. De materie als nieuwe God.

(Zo wordt ons gedrag (volgens neurologen) bepaald door onze hersenen, ons brein. Specifieker, de molecuulprocessen in ons brein. Men heeft aangetoond dat deze processen er eerder zijn dan een gevoel of een gedachte, waaruit men concludeert (Dick Swaab in: Wij zijn ons brein) dat ons gevoel van ik-beleving of van een wilsbesluit pas achteraf plaats vindt, om onszelf een soort van idee te geven dat wij autonoom en zelfstandig kunnen doen, voelen en denken. Maar het is de materie (ons brein) die ons bepaalt, wij volgen slechts. We hebben geen ik, we hebben geen wil, elk gedrag is van tevoren, door de aanwezige stofjes aldaar, door de hersenen bepaald. Ons leven is daardoor voorbeschikt, aldus vele moderne neurologen. Bestudeer alle aanwezige moleculen en je kunt iemands leven zo uitstippelen.
Waarmee even de hele psychologie van ruim 100 jaar op de schroothoop wordt gegooid. Want, we zijn een product van ons brein en kunnen er zelf niets aan doen wanneer we bijvoorbeeld gewelddadig zijn, er zit dan gewoon een stofje in onze hersenen dat dat veroorzaakt. Dat gaat buiten ons om, daar komt geen psychologie aan te pas. In Duitsland is om deze reden al iemand van een moord vrijgesproken, omdat hersenonderzoekers konden aantonen dat het een afwijking in zijn hersenen betrof.)

Logisch dat Bergson in deze puur materialistische visie niet past. Hij vraagt namelijk, naast dit wetenschappelijke denken dat hij zeer waardevol vindt, een tegenovergestelde benadering. Het zoeken van verbinding door er middenin te zijn. Een sympathie, zoals hij dit zelf noemt, voor de dingen, voor de wereld. Het beleven van eenheid.
Zijn bekendste werken zijn nog altijd zeer leesbaar. Een uitstekend boek is: Inleiding tot de metafysica (1903). Het laat zich samenvatten als een pleidooi voor een samenhang tussen intuïtieve en intellectuele kennis.
Ergens in dit boek zegt hij hoe deze twee samenkomen. Bij het schrijven van een wetenschappelijk artikel dient iemand eerst alle feiten te verzamelen. Hij hakt hetgeen hij bestudeert in kleine bruikbare stukjes uiteen en probeert deze te ordenen. Dit is de wetenschappelijke kant. Vervolgens schrijft hij hier een artikel over. Tijdens dit schrijven, terwijl alle details in zijn hoofd zitten, ziet hij ineens de verbanden en vloeien de inzichten als vanzelf zijn pen uit. Hij zit geheel in het onderwerp zelf en vergeet even de tijd. De tijd is duur (durée) geworden, het is de intuïtie die hem leidt.
Bijna iedereen kent deze ervaring, die overigens ook kan optreden bij het maken van kunst, het beoefenen van een hobby, of tijdens het maken van een wandeling waarbij je intens van de natuur geniet.
Deze inleiding tot de metafysica is de aanloop naar zijn hoofdwerk De scheppende evolutie (L'Évolution créatrice, 1907) waarin hij dezelfde thema's verder uitwerkt.