Jiddu Krishnamurti werd op 11 mei 1895 geboren, in het bergdorpje Madanapalle, een paar honderd kilometer ten noorden van Madras, in wat nu India heet. Voor een Hindoe verloopt de dag echter van vier uur ’s nachts tot vier uur ’s nachts, en omdat hij half een ’s nachts ter wereld kwam, is zijn geboortedag volgens westerse maatstaven 12 mei.
Zijn omgeving heeft jarenlang gedacht dat hij in 1896 geboren was, waarschijnlijk omdat hij zo traag en dromerig oogde. Pas een paar jaar na zijn “ontdekking” werd dit beeld hersteld. Ook zijn verjaardag zelf werd jarenlang op de verkeerde dag gevierd, namelijk op 27 mei. Dit is pas na zijn dertigste rechtgezet.
Deze verwarring omtrent zijn geboortedag is tekenend voor de persoon alsmede levensloop van Krishnamurti. Onbegrip voor wat werkelijk in hem leeft, voor wat zijn oorsprong is, lijkt de rode draad in zijn leven te zijn.
De naam Krishnamurti betekent letterlijk: belichaming van Krishna. Overeenkomstig de hindoe-traditie kreeg hij als achtste kind dat als zoon ter wereld kwam, de naam van Sri Krishna. Deze was zelf ook als achtste kind geboren.
Rond zijn geboorte vonden twee bijzonderheden plaats. Ten eerste stond zijn moeder erop te bevallen in de puja-kamer, de bidkamer bij orthodoxe hindoe-families. Dit was nogal uitzonderlijk, maar ze wilde dit omdat ze voorvoelde een bijzonder kind ter wereld te brengen. Ten tweede werd er een dag na de geboorte een horoscoop getrokken. De astroloog concludeerde hieruit dat Krishnamurti later een vooraanstaand en belangrijk mens zou worden.
In zijn jeugd viel daar nog niet veel van te merken. Op zijn tweede kreeg hij een zware malaria-aanval, als gevolg waarvan hij tijdens zijn schooltijd later vaak ziek was. Op school was hij een zwakke leerling. Hij ervoer een grote weerzin tegen het leren uit boeken. Op zijn leerkrachten, die hem regelmatig sloegen, maakte hij zelfs een achterlijke indruk. Hij was afwezig en erg dromerig van aard. Zijn beste vriendje was zijn drie jaar jongere broertje Nitya, die veel helderder was en wel goed kon leren.
Toen Krishnamurti negen jaar was, overleed zijn oudste zus. Met name zijn moeder werd hierdoor erg aangegrepen, vanwege de speciale band die ze met haar 22-jarige dochter had.
Ze zag haar overleden dochter regelmatig verschijnen, op een bepaalde plek in de tuin. Ze vroeg Krishnamurti of hij zijn zus ook kon zien. Aanvankelijk moest hij lachen, maar soms zag hij haar, om haar daarna elke keer te zien. Dit maakte hem bang, omdat hij bij de verbranding van haar lichaam aanwezig was geweest. Zijn moeder stelde hem echter gerust. De verschijningen gingen aan de andere leden van het gezin voorbij, zij zagen niets. Deze voorvallen maakten de innige band die hij met zijn moeder had nog sterker.
Toen zijn moeder een jaar later overleed, was dit een grote schok voor hem. Voor het hele gezin natuurlijk, te meer daar zijn vader het te druk had met zijn werk. Hij was ambtenaar in dienst van de regering van wat toen nog Brits Indië was. Er was niemand die voor de kinderen kon zorgen.
Krishnamurti zag zijn moeder nog vaak door huis lopen. Hij volgde haar, als zij de trap op liep en naar haar kamer ging. Zelfs op weg naar school hoorde hij haar armbanden achter zich rinkelen. Als hij achterom keek, zag hij vaag haar gestalte en een gedeelte van haar gezicht.
Zijn ouders waren weliswaar orthodox Brahmaan, maar tevens lid van de Theosofische Vereniging, vanaf 1882 al. Zijn moeder had in haar puja-kamer naast de afbeeldingen van hindoe-heiligen ook een foto van Annie Besant hangen, een in India zeer geliefde theosofe. Het was aan haar dat zijn vader een brief schreef om tegen kost en inwoning werkzaamheden voor de vereniging te verrichten. Hij was gepensioneerd geraakt, hetgeen inhield dat zijn inkomen drastisch daalde. Hij moest middelen vinden om zijn gezin te kunnen blijven onderhouden.
De Theosofische Vereniging was in 1875 opgericht door mevrouw Blavatsky en kolonel Olcott. In 1879 werd het hoofdkwartier verplaatst naar Bombay en later naar Adyar, dat dichtbij Madras ligt. Sinds kort was Annie Besant presidente van de vereniging en om die reden zeer invloedrijk.
Het duurde even voordat er een positief bericht terugkwam. In januari 1909 verhuisden ze dan naar Adyar, waar het gezin gratis een klein huisje betrok, in ruil voor werkzaamheden van Krishnamurti’s vader als assistent-secretaris van de vereniging.
Daar werd Krishnamurti, vlak voor zijn veertiende verjaardag, in april 1909, “ontdekt” door C.W.Leadbeater, een voormalige Anglicaanse geestelijke, met zijn indringende persoonlijkheid onbetwist de geestelijke leider van de vereniging. Iedereen was gewend in volledig vertrouwen op zijn helderziende waarnemingen af te gaan.
Leadbeater was diep onder de indruk van de grootte en schoonheid van Krishnamurti’s aura, en tevens, hoewel in mindere mate, van zijn broertje Nitya. Hij voorspelde dat Krishnamurti een groot spiritueel leraar en redenaar zou worden. Op tegenwerpingen van zijn omgeving dat dit geestelijk trage jongetje met zijn afwezig starende blik dit onmogelijk kon zijn, voorspelde hij zelfs dat hij het voertuig zou worden van de nieuwe wereldleraar. De Maitreya-Boeddha zou zich in de toekomst in hem incarneren en hij, Leadbeater had de opdracht gekregen hem daar op voor te bereiden.
De opvatting dat de Wereldleraar (de nieuwe Christus) op het punt stond zich te incarneren was niet nieuw in die tijd. Mevrouw Blavatsky had ik 1889 in besloten kring verteld dat de werkelijke reden tot oprichting van de Theosofische Vereniging was om de komst van de Wereldleraar voor te bereiden. Annie Besant trad hiermee in 1896 naar buiten, waarna bijna iedereen in de vereniging zich op dit gegeven stortte. Verschillende geruchten deden de ronde. Het ene was dat de in 1891 overleden mevrouw Blavatsky was geïncarneerd in een hindoeïstisch jongetje. Een ander dat een Amerikaanse jongen, Hubert van Hook, het voertuig van de Wereldleraar zou zijn. Deze werd toen hij elf jaar was, in 1907, vrijwillig door zijn moeder aan Leadbeater afgestaan, om hem in India op zijn taken voor te bereiden.
Leadbeater bracht als helderziende al gauw de vorige levens van Krishnamurti in kaart. Hij noemde deze levens weliswaar niet zo sensationeel als die van Hubert, maar wel van meer betekenis. Hij had er spoedig dertig bij elkaar, zich afspelend van 22662 tot 624 voor Christus. Verslagen van deze levens verschenen vanaf april 1910 in het tijdschrift de Theosophist. Het bleek dat vooraanstaande mensen in de vereniging als Annie Besant, Leadbeater zelf, maar ook Nitya en Hubert van Hook belangrijke rollen speelden in die levens. Een ieder had hierbij zijn eigen pseudoniem. Dit veroorzaakte de nodige opwinding onder de leden, omdat iedereen zijn eigen persoon in die levens probeerde te ontdekken. Wie was wie, was toen de algemene vraag.
Om het belang van deze zaken te kenschetsen: in die jaren was de Theosofische Vereniging niet zomaar een stroming. Veel vooraanstaande politici en kunstenaars in het Westen sympathiseerden ermee, of waren gewoonweg lid. Wereldwijd liep hun aanhang in de miljoenen.
De volgende jaren zou Annie Besant min of meer de begeleider van Krishnamurti worden. Die begeleiding bestond uit enkele inwijdingen – ontmoetingen in de geestelijke wereld met verschillende hogere Meesters - en de oprichting van de Orde van de Ster, officieel losstaand van de Theosofische Vereniging, maar in feite er nauw mee verbonden omdat ze de komst van de Wereldleraar hielp voorbereiden.
Toen Krishnamurti vijftien jaar oud was, verscheen er een boekje van zijn hand dat onmiddellijk een bestseller zou worden: “At the feet of the Master”. Dit boekje, dat nog altijd in de handel is, zou verhalen over zijn inwijdingen en over de leer die hem door de Meester was verteld. In werkelijkheid is het zo goed als zeker Leadbeater geweest die voor de tekst heeft zorg gedragen.
In 1911, Krishnamurti is dan 16 jaar, maakte Annie Besant een eerste reis met de twee jongens naar Europa. Ondanks zijn verlegenheid maakte Krishnamurti diepe indruk op het gevolg dat op hem afkwam. Op 28 december vond er in Benares een bijeenkomst plaats, waarbij Krishnamurti lidmaatschapscertificaten uitdeelde. Plotseling gebeurde er iets wat Leadbeater later de “uitstorting van de heilige geest” zou noemen. Iemand uit het gehoor stortte zich onverwachts aan zijn voeten, waarna er een algehele golf van emotie en geestdrift losbarstte. Bij sommigen stroomden de tranen over de wangen. Toen zelfs Nitya zich voor de voeten van zijn broer wierp, barstte er een groot en enthousiast applaus los. Voor Annie Besant was dit gebeuren het bewijs dat niet langer getwijfeld hoefde te worden aan de voorbestemming van Krishnamurti. Hij was uitverkoren om de drager te worden van de nieuwe Christus, de nieuwe Wereldleraar.
In de jaren 1912 tot 1922 begon Krishnamurti zich geleidelijk wat ongemakkelijk te voelen in de rol die hem was toebedeeld. Zonder succes probeerde hij toegelaten te worden tot verschillende universiteiten in Europa. Wat Nitya wel lukte en waar deze succesvol rechten ging studeren, lukte hem steeds maar niet. Keer op keer zakte hij voor de toelatingsexamens. Hij was gewoon niet intelligent genoeg, was de harde conclusie.
Sommige leden van de Theosofische Vereniging konden zich niet verenigen met het idee dat er een nieuwe Christus op aarde zou verschijnen. Onder aanvoering van de secretaris van de Vereniging, Rudolf Steiner, splitsten zij zich af en richtten de Antroposofische Vereniging op.
De Eerste Wereldoorlog woedde, en even was er geen behoefte aan een Wereldleraar. Het hele gebeuren raakte op de achtergrond.
Krishnamurti zelf ervoer de nodige crisissen in die tijd. Hij ergerde zich aan veel zaken in de Vereniging, met name aan rituelen zoals de heilige mis. Daarover zei hij bijvoorbeeld: “… het verveelde mij zo, dat ik bijna flauw viel”.
Ook het occulte wereldje waarin hij verkeerde, benauwde hem. Berichten van ingewijde leden dat zich twaalf apostelen rond Krishnamurti zouden verzamelen, irriteerden hem. Deze twaalf apostelen waren namelijk allemaal leden van de Theosofische Vereniging zelf, zoals Annie Besant, Leadbeater, zijn broer Nitya, en natuurlijk degenen die deze boodschappen ontvangen hadden. Krishnamurti weigerde op deze berichten in te gaan, hij had er zo zijn eigen gedachten over.
Begin 1925 was Nitya, zijn broer, beste vriend en metgezel, opnieuw ziek geworden, nadat hij al jaren last van zijn longen had. Toch was Krishnamurti niet echt bezorgd, want hem was immers door de Meesters gezegd dat hij en Nitya samen de nieuwe wereldorde zouden vertegenwoordigen. In november van dat jaar vertrok hij dan ook vol vertrouwen naar Adyar, de zieke Nitya in Amerika achterlatend. Een paar van zijn zogenaamde apostelen beweerden dat Nitya’s leven gespaard zou blijven indien Krishnamurti hen als zijn discipelen erkende en dat ten overstaan van hen zou bevestigen. Ook een telegram van Nitya, waarin deze aankondigde: “Griep ernstiger. Bid voor mij”, verontrustte hem niet. Hij was er vast van overtuigd dat de Meesters er voor zouden zorgen dat Nitya’s leven behouden zou blijven.
Groot was de schok toen hem nog dezelfde avond werd medegedeeld dat zijn broer was overleden. Zijn vertrouwen in de toekomst, en daarmee ook in de voorspellingen rondom zijn persoon, was in één klap vernietigd.
Deze schok is de voorbode geweest tot zijn uiteindelijke ommekeer. Maar innerlijk had hij al afstand genomen van wat volgens de Vereniging zijn taken zouden moeten zijn.
De definitieve (uiterlijke) ommekeer vond plaats in Ommen, waar op landgoed Eerde de jaarlijkse bijeenkomst van de Orde van de Ster plaats vond. Op 3 augustus 1929 sprak hij drieduizend sterleden en een radiopubliek toe.
"Wij zullen vanmorgen spreken over de ontbinding van de Orde van de Ster … de waarheid is een land zonder pad, dat door geen enkele religie, sekte of langs wat voor weg dan ook benaderd kan worden … De waarheid is grenzeloos en absoluut, niet te benaderen langs welk pad dan ook. Zij kan niet georganiseerd worden. Het is zinloos organisaties in het leven te roepen die langs een bepaald pad leiden … Omdat ik vrij, onbeperkt, ongedeeld en van geen enkel ding afhankelijk ben … verzoek ik degenen die mij graag willen begrijpen, geen volgeling van mij te worden en geen kooi rondom mij op te trekken, want dat leidt onherroepelijk tot het vormen van een religie of sekte … U bent gewend aan autoriteiten, een autoritaire atmosfeer… en u denkt dat een ander u met zijn buitengewone vermogens kan verplaatsen naar het rijk van de eeuwige vrijheid, van geluk … Ik heb noch met de oprichting van nieuwe organisaties, noch met hun uiterlijke verschijnselen iets te maken. Het enige wat ik belangrijk vind is dat de mens absoluut en onvoorwaardelijk vrij wordt”.
De toehoorders waren onthutst. Hun leider die zei dat hij hun leider niet was. De nieuw geboren Wereldleraar die zijn bestemming ontkende. De oproep om niet op het gezag van anderen te vertrouwen. Terwijl de belofte van een nieuwe Christus, die hen eeuwig vrede en harmonie zou schenken, juist in vervulling leek te gaan.
Verdwaasd ging iedereen naar huis, niet gelovend wat ze hadden gehoord. Velen zouden nog jaren lang halsstarrig trouw aan de Orde blijven, ongeacht wat hun leider die geen leider meer was, zelf verkondigde.
Maar Krishnamurti zelf was vanaf dit moment los van de Orde van de Ster, van de Theosofische Vereniging. Hij was een onafhankelijk denker geworden. Letterlijk en figuurlijk had hij zich vrij gemaakt.
In de daarop volgende decennia zou Krishnamurti een vooraanstaand denker, filosoof en spreker worden. Met name in de jaren zestig, toen de jeugd in opstand kwam en men de autoriteitskwestie ontdekte, nam zijn populariteit snel toe. Vanuit zijn woonplaats Parijs veroverde hij met zijn boeken en wijze uitspraken de wereld.
Zijn jaarlijkse lezingen in het Zwitserse Saanen werden druk bezocht. Steeds verkondigde hij dezelfde boodschap. Luister niet naar anderen, vind de waarheid in jezelf. Maak je geestelijk vrij en onafhankelijk. Jijzelf bent bepalend voor je eigen leven.
Krishnamurti overleed in 1986, 90 jaar oud. Zijn invloed op het geestelijke gedachtegoed in de Westerse wereld is enorm geweest.