Hoofdbanner

Julian Barnes (1944) heeft al vele bekende en bekroonde boeken geschreven. Zelf las ik eerder al De citroentafel, een verhalenbundel met als thema ouderdom en het verlies dat daarbij optreedt.
Het meest bekroonde boek van deze Engelse schrijver is Alsof het voorbij is (The sense of an ending). Het kreeg de Man Booker Prize in 2011 en werd door iedereen onthaald als een briljant en magnifiek boek. Het is vorig jaar verfilmd met Jim Broadbent en Charlotte Rampling in de hoofdrollen. Alleen maar lof dus, voor het boek, voor de schrijver (voor de film wat minder).

Het boek valt in twee delen uiteen. Deel een beschrijft de vriendschap tussen drie studenten, waaronder de ik-figuur Tony. Er voegt zich aan hun groepje een nieuwe student toe, Adrian Finn. Deze lijkt moreel en qua intelligentie boven de anderen uit te steken. Hij bezit een bepaald soort wijsheid waar de anderen niet aan kunnen tippen. Ze kijken dan ook flink tegen hem op. Verder is er een vriendin (Veronica) waar de ik-figuur een nogal complexe verhouding mee heeft. De relatie raakt op een gegeven moment dan ook uit tussen de twee.
Wanneer de vier vrienden elkaar na een paar jaar al bijna uit het oog hebben verloren, blijkt Adrian een verhouding te hebben gekregen met Veronica. Even later bereikt hen het bericht dat diezelfde Adrian zelfmoord heeft gepleegd. Over het hoe en waarom van diens daad blijft het gissen voor de achtergebleven vrienden. Die elkaar overigens bijna nooit meer zien.
Deel twee speelt zich af wanneer de ik-figuur ruim 60 jaar is en op het punt staat grootvader te worden. Zijn leven heeft zich zonder al te grote hobbels voltrokken. Hij is inmiddels met pensioen, woont na de scheiding van zijn vrouw (met wie hij nog altijd goed overweg kan) alleen, bezoekt af en toe zijn dochter en doet aan vrijwilligerswerk. Tot hij een brief van een notaris krijgt met een bijzondere erfenis van de moeder van Veronica. Het zet zijn hele leven op zijn kop. De herinneringen die hij had blijken anders te zijn dan de werkelijkheid die zich langzaam aan hem opdringt. Hij gaat op onderzoek uit en komt tot schokkende conclusies, vooral over zijn eigen rol in de gebeurtenissen uit het verleden. De ontknoping is verrassend, zowel voor de ik-figuur als de lezer.

De clou waar je het hele boek op zit te wachten, maakt dat je door wilt lezen tot de laatste bladzijde. Dat vormt de kracht en kwaliteit van dit boek. Maar is het werkelijk zo'n schitterend boek als door iedereen wordt beweerd? Nee, vind ik. De filosofische bespiegelingen van de ik-figuur ervaar ik af en toe als zeurderig, al te twijfelend, met te weinig diepgang. Ook doet de schrijfstijl soms wat ouderwets en weinig verrassend aan. Al is het wel makkelijk lezend, alsof het de schrijver zo zijn pen uitvloeit. Mooi ook hoe hij de eindjes open houdt. 
Een goed schrijver, een goed boek. Een pageturner zelfs. Maar niet helemaal mijn piece of cake. Ik zie een prachtig bedacht en geconstrueerd verhaal, met vlotte pen geschreven, maar ik mis een bepaalde noodzaak. Waarom het geschreven moest zijn zoals het is geschreven. Ofwel, in de woorden van Gerard Reve, waar is de pen in bloed gedoopt?