Hoofdbanner

Hannah Arendt (1902-1990) geldt als een invloedrijk politiek denker. Ze was leerling van de filosoof Martin Heidegger, zelfs een korte tijd zijn geliefde, vluchtte als Jodin in 1933 voor de nazi’s naar Frankrijk, en vandaar naar de VS waar ze tot haar overlijden zou blijven wonen.
Haar werken worden nog altijd veel gelezen, ze zijn actueler dan ooit. Begrippen die indruk maken zijn ‘verlatenheid’ en ‘verwoestijning’. In onze moderne tijd zien we daar steeds meer tekenen van. Hoewel er ook tegenkrachten zichtbaar zijn. Gelukkig maar.

Een van haar belangrijkste boeken is De menselijke conditie uit 1958. Twee filosofen spelen hierin een hoofdrol: Aristoteles en Marx. In navolging van zijn Ethica Nicomachea waarin Aristoteles het onderscheid maakt tussen werken en handelen, geeft ze vooral een politieke betekenis aan deze twee begrippen. Ze voegt er een derde begrip aan toe: arbeiden. In het Nederlands is dit een weinig gebruikt woord, klinkt het archaïsch, het Duitse arbeiten, het Engelse labor en het Franse laborare geven het beter weer.
Zo krijg je de drieluik arbeiden-werken-handelen. Volgens Arendt correspondeert deze drieluik met een bepaalde hiërarchie die in onze samenleving verankerd is.
 
Arbeiden staat voor het directe levensonderhoud. Het komt tegemoet aan en speelt in op de behoeften van het leven en het lichaam. Denk aan je huis schoonmaken, eten koken, onkruid uit je tuin verwijderen etc. Het tekent de mens als onderdeel van de natuur. Daarin verschilt hij weinig van het dier. Er is sprake van een cyclische activiteit, een herhaling van steeds hetzelfde. Het laat geen of nauwelijks producten na. In feite produceert dit arbeiden niets anders dan het leven zelf.   

Werken staat in het teken van nut. Het brengt een kunstmatige wereld van gebruiksvoorwerpen tot stand. Hierin onderscheidt de mens zich van het dier. Als maker van instrumenten scheurt de mens zich los uit het dierenrijk. De mens wil niet langer afhankelijk zijn van de grillen van de natuur. De wereld moet voortdurend beschermd en hersteld worden. De mens wordt meester over de natuur. Hij richt zich op duurzaamheid: producten die langer dan een mensenleven meegaan. Daarbij schendt hij wel de natuur zelf. Om houten meubels te maken zal hij een boom moeten vellen, de boom tot planken verzagen en de planken bewerken. Om iets van metaal te willen maken zal hij ijzererts moeten ontginnen, dit in een hoogoven omsmelten etc. Werken is in tegenstelling tot arbeiden een lineaire activiteit. Er is een duidelijk begin en een voorspelbaar einde in de tijd. Nut is hier zoals gezegd het sleutelwoord. Echter, in navolging van Lessing kan er geen antwoord worden gegeven op de vraag: “Wat is het nut van het nut?”

Handelen staat in het teken van zin en betekenis. Op dit niveau staat de mens het verst van de dieren af. In het handelen onderscheiden we onszelf van anderen en tonen we wie we zijn. Hier worden we ‘iemand’.
Handelen is de enige basisactiviteit die zich rechtstreeks tussen mensen afspeelt. Arendt benadrukt hierbij het meervoud ‘mensen’. Het is niet de mens in enkelvoud waar de traditionele metafysica het over heeft, maar het zijn de mensen in het meervoud die op aarde leven en de wereld bewonen. Ze brengt hiermee het handelen de politiek in. Het gaat haar om de pluraliteit die het handelen kenmerkt. Deze pluraliteit kun je zien als een veelheid aan unieke wezens die aan elkaar verschijnen met een eigen, niet verwisselbare identiteit. De vraag die hierbij gesteld wordt is: “Wie ben jij?”
Handelen is een activiteit waarbij het resultaat altijd onzeker is. Dat maakt het handelen enerzijds broos en onvoorspelbaar, anderzijds breekt het grenzen open en brengt het onvoorziene processen op gang. Wel heeft het tot gevolg dat veel mensen afzien van dit handelen, uit angst verkeerde beslissingen te nemen. Het is veiliger ons te storten op het arbeiden, want dat is noodzaak; het moet immers gedaan worden. Of op het werken, want dan doen we iets nuttigs; we maken iets waarmee we op de langere termijn vooruit kunnen.
Handelen maakt vrij, maar is tegelijk ongewis; we kennen de uitkomst niet.

Het zal duidelijk zijn dat deze drie vormen van activiteit in de praktijk in elkaar overlopen. En ook dat handelen de grootste invloed heeft op onze politieke omgeving. Juist omdat het handelen vaak niet goed uitpakt voor zowel dader als potentieel slachtoffer is het volgens Arendt belangrijk dat er vergeven kan worden. De dader erkent zijn fouten, het slachtoffer vergeeft het hem. Beiden kunnen dan een nieuwe start maken. Het maakt hen vrij van de eerdere beperkingen. Als voorbeeld kun je het einde van de apartheid in Zuid-Afrika nemen, waarbij Nelson Mandela zo’n belangrijke rol speelde. Juist door de excuses van De Kock, de wrede uitvoerder van het apartheidsregime, kon er vergeven worden en er een vreedzame overgang plaatsvinden.
Zo ook speelt het begrip 'beloven' een cruciale rol in de politieke theorie. Beloven bindt de mensen samen waardoor ze zich beter tegen allerlei uitwassen (van de natuur, van de mens zelf) kunnen beschermen. Zonder beloften zijn geen stabiele en duurzame relaties mogelijk, noch in de politieke sfeer, noch in de privésfeer, noch in het zakenleven.

In haar Was ist Politik?, een onafgewerkt boek dat als vervolg op De menselijke conditie was gepland, gaat Arendt verder in op de politieke betekenissen van de begrippen werken en handelen. Handelen stelt ze gelijk aan spreken, aan zich uitspreken. Waar tijdens conflicten of andere tegenstellingen het spreken stokt, vervalt de mens tot geweld. Geweld is voor Arendt een vorm van werken. Ze is doelgericht, instrumenteel en stom (in de zin van woordeloos). Politiek is voor haar samen handelen, een wisselwerking tussen verschillende machten, elkaar controleren en in evenwicht houden.

Het boek dat Hannah Arendt wereldberoemd heeft gemaakt is The Origins of Totalitarianism dat in 1951 gepubliceerd wordt. Het bestaat uit drie delen. Deel 1 is getiteld Antisemitisme en behandelt de geschiedenis van de 18e en 19e eeuw. Deel 2, Imperialisme, vertelt de Europese geschiedenis van de 19e eeuwse kolonisatie tot de Eerste Werelddoorlog. Deel 3, dat Totalitarisme als titel heeft, de totalitaire regimes van Hitler en Stalin.
Het is geen opwekkend boek. In feite beschrijft Arendt hierin de vernietiging van de menselijke wereld. Ze wijst erop dat het totalitarisme wezenlijk verschilt van een dictatuur. Wie zich in een dictatuur gedeisd houdt, wordt grotendeels ongemoeid gelaten. In een totalitarisme daarentegen is niemand veilig. Zo’n regime vernietigt elke vorm van samenleving, ook in de privésfeer. De vrijheid van ‘handelen’ ontbreekt.
Bekend is haar verslaglegging van het proces van Adolf Eichmann in 1961. Ze somt hier de termen ‘gedachteloosheid’ en de ‘banaliteit van het kwaad’ op. Tot haar verbazing is Eichmann niet het monster waar iedereen hem voor houdt, maar een kleurloos iemand zonder enige vorm van ideologie. Eichmann lijkt opgesloten te zitten in een onvermogen om te spreken, te denken en te oordelen. Hij doet wat hem wordt opgedragen, zonder bij de gevolgen stil te staan. Zo heeft hij miljoenen mensen de gaskamers in geleid. Hij heeft er geen spijt van, hij heeft gewoon zijn werk gedaan. Zo komt Arendt op de term ‘gedachteloosheid’, wat voor haar gelijk staat aan gewetenloosheid. Dat Eichmann als een plichtgetrouw bureaucraat handelde, alleen maar bevelen uitvoerde en zich nauwgezet van zijn taak heeft gekweten, noemt Arendt de ‘banaliteit van het kwaad’. Zichtbaar ook in onze steeds meer bureaucratisch wordende maatschappij.

Kan het kwaad wel worden begrepen, vraagt Arendt zich dan af. Het tart het denken, schrijft ze, omdat denken een zekere diepte wil bereiken, tot de wortels wil gaan. Het kwaad kan zich alleen manifesteren bij mensen of gemeenschappen die gedachteloos zijn. Niet in staat ervaringen op te doen en te oordelen. Zulke mensen hebben geen contact met anderen, ook niet met zichzelf. Ze leven in ‘verlatenheid’. Verlatenheid is niet hetzelfde als eenzaamheid. Eenzaamheid is een voorwaarde om te kunnen denken, maar tijdens het denken houd je jezelf gezelschap, praat je met jezelf, en leef je dus niet in verlatenheid.
Elke ideologie vergroot de kans op verlatenheid. Bij een ideologie hoef je niet na te denken, van gedachten te wisselen of een discussie aan te gaan. Dat is iets anders dan het hebben van een overtuiging. Mensen met overtuigingen nodigen uit tot een gesprek en discussie. Ze staan juist wel open voor wat een ander denkt en voelt.
Verlatenheid is het grote gevaar voor onze samenleving, waarschuwt Arendt. Ze leidt vroeg of laat tot een totalitaire samenleving. Letterlijk schrijft Arendt: “De ideale onderdaan van een totalitaire heerschappij is niet de overtuigde nazi, noch de overtuigde communist, maar de mens voor wie het onderscheid tussen feit en fictie en het onderscheid tussen waar en onwaar niet langer bestaan.” Herkenbaar in onze tijd van fundamentalisme, complottheorieën, het heilig overtuigd zijn van het eigen gelijk.

Wat vergroot die neiging tot verlatenheid, tot een gedachteloos leven waarin elke vorm van een geweten ontbreekt?
Arendt is hier heel stellig over. Ze komt weer terug op haar indeling arbeiden-werken-handelen. Ze hekelt de huidige westerse consumptiemaatschappij. Ze ziet die als ‘een onnatuurlijke groei van het natuurlijke’. De levensprocessen die van nature cyclisch zijn en aan het arbeiden toebehoren, zoals slapen en waken, inspanning en genot, worden een lineariteit opgedrongen van steeds langer en steeds sneller. Arbeiden verwordt tot werken, het dient een doel. Dat doel is dat de kapitalistische economie een lineaire en onbeperkte groei doormaakt. Deze groei wordt voorgesteld als vooruitgang. In feite is het een waanidee, schrijft Arendt. Het leidt tot roofbouw op de natuur en tot een aantasting van zowel de wereld als de aarde. Ze noemt dit een ‘waste economy’, een economie die overvloed produceert en een enorme afvalberg achterlaat. Welvaart staat gelijk aan verspilling.
Ze noemt dit de verwoestijning van de wereld, in navolging van de spreuk van Nietzsche: “Die Wüste nächst”. In tegenstelling tot Nietzsche die deze verwoestijning in de mens lokaliseert, ziet Arendt het gevaar dat de hele wereld in een woestijn verandert. Ze noemt dit een van de meest angstaanjagende ontwikkelingen van onze tijd. Het is ‘de groeiende wereldloosheid in de Moderne Tijd, het verdorren van de ruimte tussen ons’ die tot de verwoestijning van de wereld leidt. Moderne psychologie is om die reden woestijnpsychologie. Mensen die niet in deze woestijncondities kunnen leven worden niet geholpen, maar worden geleerd zich aan deze woestenij aan te passen. De psychologie zet hiermee de dingen op zijn kop. Want juist zo lang wij nog lijden aan de woestijncondities, zo lang zijn we nog menselijk, zijn we nog intact. Het gevaar bestaat erin dat wij woestijnmensen worden en ons er thuis gaan voelen. Dan pas zijn we verlaten.
De hoop ligt bij mensen die nog niet door de woestijn zijn ingenomen. De oasen in de wereld. Deze bevinden zich buiten de politiek en worden tot stand gebracht door niet-politieke activiteiten zoals de liefde, het denken of het maken van een kunstwerk. Het zijn de mensen die nog in het handelen zitten. In een streven naar vrijheid.

Het is de prijs die de moderne mens betaalt voor de grote wetenschappelijke vooruitgang die geboekt is. De menselijke ervaring strookt niet langer met de wetenschappelijke inzichten. Wat onze zintuigen ons aanreiken, zoals dat de zon elke ochtend in het oosten opkomt, klopt niet langer. De zon komt niet op, want de aarde draait om haar as naar de zon toe. Ook dat een gevoel als een hevige verliefdheid wordt teruggebracht tot enkele molecuulprocessen in de hersenen, is voor de beleving onverdraaglijk. Zo willen we diep van binnen niet zijn.
De mens wordt heel kaal op zichzelf teruggeworpen; de wetenschappelijke taal wordt als de enig geldige gezien. Ethische en esthetische waardeoordelen raken op de achtergrond. Elke poging de ander te ontmoeten in een gedeelde ervaring wordt afgedaan met de uitspraak dat alles subjectief is. Een feit is ook maar een mening. Normen en waarden zijn niet langer algemeen geldig. Het gemeenschappelijke is weggevallen. Verlatenheid, verwoestijning, het lijkt de toekomst te zijn van een westerse wereld die ongebreidelde groei nastreeft, zichzelf steeds grotere rijkdom wenst. Tot de zeepbel een keer barst en de hele boel implodeert.


Literatuur:
Hanah Arendt; politiek denker - Dirk de Schutter en Remi Peeters, uitgeverij Klement/Pelckmans, 2015
De menselijke conditie - Hannah Arendt, uitgeverij Boom, 2009.