Hoofdbanner

In de jaren vijftig van de vorige eeuw kreeg men enig besef van hoeveel sterren en dus ook planeten er in het heelal aanwezig zouden kunnen zijn. Een sterrenstelsel, zoals de Melkweg waarin wij leven, bestaat uit zo'n 100 miljard sterren, berekende men toen. De zon is er daar slechts één van.
Tegelijk zijn er zo'n 100 miljard sterrenstelsels, was de conclusie uit sterrenkundig onderzoek. Dat zou inhouden dat er zo'n 100 miljard keer 100 miljard sterren zijn. Wetende dat elke ster zo'n 2 tot tien planeten om zich heen heeft draaien, geeft dat voor het aantal mogelijke planeten in het heelal het belachelijke grote getal van een 1 met 23 nullen erachter.

Natuurlijk zijn die planeten er in diverse soorten en maten. De meeste zijn niet geschikt voor een leven zoals zich dat op aarde ontwikkeld heeft. Voorwaarden hiervoor zijn een gematigde temperatuur, vloeibaar water, een atmosfeer met voldoende zuurstof en nog een aantal zaken.
Toch, statistisch kun je aantonen dat pakweg 1 op de miljoen planeten dezelfde leefomstandigheden zou kunnen hebben als de aarde. En dan zijn we nog heel voorzichtig met onze aannames. Hetgeen betekent dat er vele miljarden planeten ergens in het heelal aanwezig zouden zijn waar een leven als op onze aarde mogelijk is.
Toen men in de jaren vijftig van de vorige eeuw deze rekensommen aanschouwelijk had gemaakt, begon het grote gespeculeer over buitenaardse beschavingen. Misschien hadden ze al contact met ons gezocht. Iedereen meende opeens ufo's te zien, er kwam een stortvloed aan sciencefiction boeken en films op de markt, aan quasiwetenschappelijke literatuur* ook, vele mensen geloofden in marsmannetjes, in aliens ook, er werden overal graancirkels gesignaleerd, de fantasieverhalen gingen werkelijk alle kanten op, zelfs in de wetenschap. In de jaren zestig meende men bewijzen van buitenaards leven gevonden te hebben uit opgevangen straling die met een vaste frequentie werd uitgezonden. Dat was een sensatie toen. De groene mannetjes, noemde men die. Het stond in alle kranten en tijdschriften. Helaas voor alle sensatiezoekers bleek het om pulsars te gaan, snel ronddraaiende neutronensterren die elektromagnetische straling uitzenden met een regelmatige frequentie. De ontnuchtering was groot toen.

Eerder al, zo'n 15 jaar daarvoor, was er de beroemde natuurkundige Enrico Fermi die ondanks de overvloed aan statistische bewijzen aan buitenaardse wezens heel nuchter vaststelde: "Waar zijn ze dan? We speuren de hele ruimte af, maar nog nooit heeft ons enig signaal bereikt dat hierop zou kunnen duiden".
Dit geldt sindsdien als de Fermi-paradox. Men kan aan alle kanten statistisch vaststellen dat iets moet bestaan, maar als het er niet is, als het niet wordt waargenomen, is het er niet. Tot het moment dat het wel wordt waargenomen.

Een tijdje geleden kreeg de Nederlandse sterrenkundige Ewine van Dishoeck een prijs vanwege haar bijzondere verdiensten voor de astrofysica. Ze doet vooral onderzoek naar mogelijk buitenaards leven. Zelf zegt ze te hopen dat dit bestaat en dat zij dat ergens in de toekomst aan zal kunnen tonen.
In feite zit ze met haar zoektocht nog in de statistische bubbel van de jaren vijftig. Die is dat het te onwaarschijnlijk is dat er in het hele heelal geen ander leven is dan hier op aarde. Het moet gewoon zo zijn. We hebben het alleen nog niet aangetoond. Het is dus blijven zoeken. Net zo lang tot we het gevonden hebben.

Mij wordt vaak gevraagd hoe ik hier over denk. Of er ergens in het heelal buitenaards leven bestaat. Mijn antwoord is in eerste instantie: neen. Ik denk dat dus niet. Wij hier op aarde zijn naar mijn mening de enigen in het hele heelal die leven zoals wij leven. Dus, met een fysiek lichaam in een fysieke wereld. Met binnen dat fysieke lichaam een uitermate ingewikkeld scala aan karakters, emoties, wilsuitingen etc. Wat dat betreft is de aarde uniek. Vind ik.
Zijn wij dan de enigen in de wereld, naast de dieren en planten op aarde, die bestaan? Nee, er is volgens mij een ongelooflijke hoeveelheid leven in de wereld. Alleen, die bevindt zich in vele verschillende bestaansvormen, in vele gradaties van ontwikkeling ook. Voor onze ogen niet te zien. En daardoor niet fysiek waar te nemen. Kan ik dat aantonen? Neen, ook dat niet. Wel beleven, maar deze beleving is strikt persoonlijk en niet over te dragen.
 
Het is ons beperkte voorstellingsvermogen dat wij alleen vanuit onze eigen omstandigheden kunnen denken. Die omstandigheden zijn fysiek, materieel. Wij denken dat leven alleen kan bestaan wanneer ze uit atomen en moleculen bestaat. Dat dat de enig mogelijke bestaansvorm is. Daar bestaat de wetenschap ook uit. Het waarnemen en ordenen van materiële processen in de buitenwereld. Dat is natuurlijk een goede zaak, dat we dat doen en ontwikkelen. Begrijp mij niet verkeerd, daar moeten we vooral mee doorgaan. Maar het is maar één aspect van de werkelijkheid.
Voor mij is het materiële slechts één toestand in de wereld. Een tamelijk eenzijdige toestand. Er bestaat zoveel meer wat wij niet weten. Soms voelen we misschien iets daarvan aan. Een leven in of vanuit de geest bijvoorbeeld. Een intrinsiek leven dat het aardse overstijgt. Soms herkenbaar in de kunst, wellicht in religies, of wanneer je bijvoorbeeld verliefd bent. Of in het contact met andere mensen. Mensen met wie je een bijzondere band hebt. Er gebeurt dan zoveel meer met je dan dat er wat atomen en moleculen op of met elkaar reageren.

Het fysieke leven is van voorbijgaande aard. Dat is evident, allemaal gaan we een keer dood. In mijn (strikt persoonlijke) opvatting blijft er echter na de dood iets over van ons, een stukje ontwikkelde eigen ziel dat je geest zou kunnen noemen. Die weer voortgaat. In volgende levens, in volgende stadia. Enzovoorts. In die zin is er naar mijn mening wel degelijk buitenaards leven, alleen niet fysiek.

Onze zoektocht naar fysiek buitenaards leven op verre exoplaneten zie ik als een karikatuur van onszelf. We extrapoleren onze eigen (beperkte) omstandigheden naar het hele universum. Zoals wij zijn, zo zou ander leven er ook uit moeten zien. Op een andere manier kunnen wij kennelijk niet denken. Oei, denk ik dan samen met de dichter H. Marsman: het nest is goed, maar het heelal is ruimer.  


*Een spraakmakend boek eind jaren zestig was wat dit betreft: Waren de goden kosmonauten van Erich von Däniken

 

  • 0 # Rob Jakobs 16-aug-2019 @18:26
    Ik ben van de school die gelooft dat de kans dat wij de enigen zijn in het hele heelal verwaarloosbaar klein is. Ik bedoel dan leven in de materiële vorm zoals wij die kennen, dus niet spiritueel (maar wel met atomen en moleculen, niet noodzakelijkerwijs op basis van koolstof, maar bijvoorbeeld op basis van silicium, want silicium is chemisch verwant aan koolstof). Als je ziet hoe nietig onze aardse wereld is, vind ik het nogal arrogant om te beweren dat we de enigen zijn. Is het werkelijk zo, dat we nog nooit contact hebben gehad met een buitenaards wezen? Iemand die beweert dat hij/zij van 'buiten' komt, wordt niet geloofd en voor gek verklaard. Stel nou dat hij/zij toch gelijk heeft/had...
    Antwoorden | Antwoorden met citaat | Citeer
    0 # Fred 16-aug-2019 @19:40
    Nou ja, dit is zoals ik het ervaar. Een ander kan best gelijk hebben wanneer hij het tegenovergestelde beweert. Als hij buitenaards leven kan aantonen ben ik de eerste die dit zal bevestigen. Tot het zover is blijf ik bij mijn eigen beleving. Voor wat die waard is.
    Antwoorden | Antwoorden met citaat | Citeer