In haar boek ‘Melancholie van de onrust’ beschrijft filosofe Joke Hermsen het belang van kunst en liefde om de dreigende ondergang van de Westerse democratieën tegen te gaan. Onze democratie is juist zo kwetsbaar omdat ze in al haar openheid ruimte geeft aan het gedachtengoed aan volksophitsers als Geert Wilders en Thierry Baudet, die niets anders willen dan het bestaande gezag omver te werpen om er hun eigen eendimensionale machtspolitiek voor in de plaats te zetten. Daarvoor is er een zondebok nodig tegen wie wij ons als volk af kunnen zetten: de asielzoekers. Er vindt een splitsing in de samenleving plaats, het is wij tegen zij. Waarbij de zij (de asielzoekers) ontmenselijkt worden, niet langer als een mens als jij en ik worden gezien, en met wie we dus van alles uit kunnen halen. Het is crises, dus we mogen ze deporteren, gevangen zetten, op zee om laten komen. We liggen er nauwelijks wakker van.
Joke Hermsen onderzoekt in haar essay ‘Melancholie van de onrust’ diepgravend en erudiet deze dreigende ineenstorting van onze democratie. Ze haalt veel aan van Hannah Arendt, die immers veel heeft geschreven over ‘de banaliteit van het kwaad’. Terecht, net zoals ze opnieuw aandacht besteed aan de Kairos, net als in haar boeken ‘Stil de tijd’ (2010) en ‘Kairos’ (2014). Kairos is de tijd, ook wel tussentijd genoemd, die zich onttrekt aan het normaliter lineaire verloop zoals de klok dat aangeeft. Deze laatste wordt de Chronos genoemd. Kairos treedt op bij elke intense ervaring die voor het gevoel de tijd even stil laat staan. Ze biedt zo gelegenheid om de blik even naar binnen te werpen, ons te onttrekken aan het jachtige economische leven van geld verdienen en opgaan in consumentisme, dat de huidige westerse wereld zo kenmerkt. Om ook even stil te staan bij wat wezenlijk is in ons leven. Wat slaat bruggen, wat verbindt ons als mensen met elkaar? Joke Hermsen komt dan uit bij kunst en liefde. Deze beide aspecten van het leven behoeden ons van een ondergang, geven hoop, omdat ze boven ons algemene menszijn uitstijgen. We erkennen daardoor de ander als onszelf, we zorgen voor verbinding in plaats van de haat waartoe extreemrechtse politici als Geert Wilders ons aanmoedigen. Het is dan ook voorspelbaar dat juist de rechtse politici met name de kunst (als zijnde een linkse hobby) zo veel mogelijk willen inperken. Begrip voor de ander moet natuurlijk in eerste instantie voorkomen worden. Nee, haat moet er gepredikt worden.
In alles kan ik Joke Hermsen volmondig bevestigen. Het is een rijke beschrijving die zij van de westerse filosofie geeft. Met veel aandacht voor oorspronkelijke denkers als Kierkegaard en Ernst Bloch. En dat steeds weer terugkoppelend aan onze huidige tijd, waarin het totalitarisme weer de kop dreigt op te steken. Met alle toekomstige ellende van dien. Inderdaad, er moet veel meer gerichtheid komen op kunst en liefde in onze wereld: ik juich het van harte toe.
Echter, er blijft iets bij mij knagen. Ik mis toch nog ergens een stukje verbinding. Dat is die met de geest. Net als in ‘Windstilte van de ziel’ uit 2011 haakt Joke Hermsen af op het moment dat er een beroep wordt gedaan op de overgave aan de geest zoals bijvoorbeeld Meister Eckhart dat beschrijft. Ze is dan voelbaar bang dat ze, wanneer ze haar ik opgeeft, in een existentiële leegte vervalt waaruit ze niet meer op kan klauteren. Dat benoemt ze zelf ook heel eerlijk. Ze kan niet meegaan in de visie van bijvoorbeeld Gerard Visser, wiens boeken ze op een gegeven moment aanhaalt. Die visie gaat haar duidelijk te ver. Als filosofe wenst ze vooral vast te houden aan haar cognitieve brein. Ze weigert haar denken op te geven in ruil voor iets onbestemds als ‘overgave aan de leegte’. Hoewel ze ook iemand als Simone Weil aanhaalt, die in haar religieuze belevingen toch heel wat verder durft te gaan dan Joke Hermsen. Opmerkelijk natuurlijk.
Even lijkt ze evenwel een glimp op te vangen van de geest, wat zich uit in het geconstateerde verlangen van de mens om weer één te zijn met zijn oorsprong. Maar in plaats van dit verlangen te duiden richting een voorgeboortelijke geestelijke wereld waaruit ieder mens tevoorschijn komt, wijt ze dit aan de gesteldheid van het kind dat zich nog niet in een taal uit kan drukken, de zogenaamde pretalige leeftijd van nul tot twee jaar waar ook psychologen als Rousseau en Freud naar verwijzen. Een gemiste kans, jammer.
Voor mijzelf is juist de verbinding met de geest essentieel. En dan kom je uit op religie. En dan doel ik niet op wat de kerkelijke instituten ervan gemaakt hebben. Die zijn/waren slechts uit op macht en onderdrukking. Juist de waarheid die vrij kan maken ontbreekt hier. Nee, ik sluit me meer aan bij een spreuk van Friedrich Schiller:
Welke religie ik belijd? Geen van alle, die gij noemt. - En waarom geen? - Uit religie.
De verbinding zoeken met al wat leeft – wat religie in feite betekent – vraagt een strikt persoonlijke beleving, los van het gezag van kerkelijke instituten of andere overkoepelende organen. Zodat we tot het besef komen dat we allen één zijn, onderdeel uitmaken van een groots plan dat wij als mens niet of nauwelijks kunnen overzien. Iedereen is met iedereen verbonden, of we nu politicus zijn, werkzaam in het bedrijfsleven, de zorg of het onderwijs, en of we nu wel of niet meetellen in de samenleving, iedereen doet ertoe en heeft evenveel recht om als mens van vlees en bloed erkend te worden. Ook de asielzoeker.
Vandaar dat ik de aanbeveling van Joke Hermsen om in te zetten op meer kunst en veel meer liefde aan wil vullen. Laten we streven naar meer kunst, liefde èn religie.
Melancholie van de onrust – Joke Hermsen, Lemniscaat, 2017
Kunst, liefde en...
Plaats reactie