Hoofdbanner

Het is haar derde dag. Pas na eindeloze gesprekken, het overleggen van diverse documenten, waaronder dat van goed gedrag, is ze als operatieassistente aangenomen. Met een proeftijd van een half jaar.
Lina beweegt zich onwennig door de brede gangen van het ziekenhuis, met haar suède schoenen bijna geluidloos op de glanzende vloer. Het ruikt er naar ontsmettingsmiddelen en geronnen bloed, geuren die ze verafschuwt en waar ze tijdens haar praktijkopleiding maar niet aan heeft kunnen wennen. Niemand te zien. Haar hand glijdt over de witte muur, klopt er tegen. Een hol geluid weerkaatst, alsof er ruimtes achter zitten. Ze mag hier niet komen, weet ze. Maar juist het feit dat deze vleugel van het ziekenhuis tot verboden gebied is verklaard, maakt haar nieuwsgierig. Haar moeder waarschuwde haar vroeger al: ‘Lina, je moet niet alles willen weten. Het wordt nog eens je ondergang, hoor je. Pas je aan, stel geen vragen, zo simpel is het.’
Maar zo simpel is dat niet voor Lina. Ze heeft gesprekken opgevangen van mensen in de stad. Verontruste familieleden van een vriendin die alarm sloegen om de vermissingen die plaatsvonden. Het ziekenhuis zou er te maken mee kunnen hebben.
In de ochtend heeft ze de code van de verboden deur van een jonge arts in opleiding stiekem afgekeken. Haar vingers trillen als ze de vier cijfers invoert. Ze houdt haar adem in. Een zachte klik. De deur geeft mee. Even blijft ze staan, haar hand rust op de klink. Iets in haar maag draait zich om.
Ze luistert naar geluiden in de gang achter haar, maar hoort niets. Toch kijkt ze snel om. Wat als iemand haar is gevolgd? De gang oogt verlaten, badend in het klinische, kille licht van het ziekenhuis. Ze voelt haar spieren ontspannen, al blijft haar hartslag hoog. Haar blik verplaatst zich weer naar de ruimte voor haar.
Langzaam duwt ze de deur verder open. Een warme luchtstroom beweegt langs haar wangen, heel anders dan de geuren die het ziekenhuis gewoonlijk vullen. Dit is... zoeter, weeïger? Ze knijpt haar neus dicht terwijl ze de ruimte in gaat. Elke stap voelt als een stap te ver, maar iets drijft haar verder. Misschien is het die vreemde geur, als iets dat bewaard moet blijven. Conservatie? Maar waarom hier?
Ze ontwaart slechts vage silhouetten in de verte. Ze wil een lichtknop vinden, maar is bang om iets aan te raken. Een zacht gezoem vult de ruimte, als het gefluit van machines. Haar ogen proberen zich aan te passen aan het zwakke licht dat ergens vandaan lijkt te komen. Daar – ze ziet iets. Lange rijen. Bedden? Ze knippert snel, haar ogen tranen van het staren. Ja, bedden. Maar er is meer. Contouren van lichamen, bewegingen die te subtiel zijn om meteen op te vallen. Ze blijft stokstijf staan, vol aarzeling. Met zware benen stapt ze verder de ruimte in. Bij het eerste bed houdt ze stil. Ze durft bijna niet te kijken. Maar dan toch.
Een vrouw. Naakt, met alleen een laken tot haar middel. Vastgebonden.
Metalen ringen omklemmen de borsten van de vrouw, slangen kronkelen vanuit haar armen en verdwijnen in haar buik, die onnatuurlijk is opgezwollen. Ze ziet de glanzende huid, strak gespannen alsof die elk moment kan scheuren. Een zachte beweging onder het oppervlak, een trilling. Wat... wat beweegt daarbinnen?
De vrouw in het bed ademt niet zoals een mens zou moeten ademen. Haar borstkas beweegt nauwelijks, maar haar buik... haar buik zet ritmisch uit en valt dan weer terug.
‘Wat... is dit?’ fluistert ze. Ze knijpt haar ogen dicht, hopend dat wanneer ze die weer opent, de nachtmerrie zal verdwijnen. Maar dat gebeurt niet. De opbollende buik van de vrouw blijft bewegen, alsof deze is overgenomen door iets dat niet van deze wereld is. Ze raakt de arm van de vrouw aan, ervoor wakend de draden niet aan te raken. De vrouw keert haar gezicht nu langzaam naar Lina en lijkt een vage glimlach tevoorschijn te toveren.
Lina is zo in gedachten verzonken dat ze niet hoort dat er iemand binnen is gekomen. Ze draait zich om en kijkt recht in de ogen van Dr. Vermin, de man die aanwezig was bij haar sollicitatiegesprek, niets had gezegd, maar wel de nodige aantekeningen in zijn dunne boekje had gemaakt. Hij kijkt haar kalm aan.
‘Wat een verrassing om jou hier te zien,’ zegt hij.
Lina schrikt, deinst achteruit en duwt bijna een statief om dat ze nog net op tijd weet op te vangen.
‘Wat... wat is dit?’ stamelt ze. ‘Wat doen jullie met deze vrouwen?’
Dr. Vermin lacht zacht, zonder een spier te vertrekken. ‘Wat denk je zelf, Lina? Het is allemaal heel logisch, als je erover nadenkt. De mensheid heeft problemen. Grote problemen. We zitten midden in een demografische crisis. En zoals altijd zijn er oplossingen nodig. Niet iedereen heeft het lef om die te vinden, maar gelukkig zijn er mensen zoals wij.’
Zijn blik glijdt over de bedden, alsof hij trots is op het werk dat hier wordt verricht.
‘Weet je, de wereld is veranderd. Vrouwen willen vrijheid, mannen geven er de voorkeur aan om... ongestoord te blijven. Het is een evolutie, een noodzakelijke aanpassing.’
Hij laat een stilte vallen, alsof wat hij zegt vanzelfsprekend is. ‘Maar kinderen, Lina, die zullen er altijd moeten zijn. Zonder hen valt de wereld uit elkaar. Iemand moet het vuile werk opknappen, begrijp je?’
Hij buigt zich naar haar toe, alsof ze met z’n tweeën een verbond hebben gesloten en gaat op fluistertoon verder. ‘De samenleving is ziek, maar wij zorgen voor het medicijn. Wij creëren een nieuwe orde. Sommigen moeten offers brengen voor het grotere goed.’
Lina probeert de woorden te verwerken, maar haar gedachten zijn chaotisch. ‘Dit is... zo onnatuurlijk,’ brengt ze uit, maar ze hoort zelf hoe zwak het klinkt.
Dr. Vermin kantelt zijn hoofd, alsof hij zich amuseert. ‘Onnatuurlijk?’ Hij lacht, dit keer harder. Een korte, vreugdeloze schaterlach. ‘Dat is een relatief begrip in onze tijd van economische vooruitgang, niet?’
Hij houdt even stil, frommelt wat in zijn jaszak.
‘Deze vrouwen baren kinderen, voor jou, voor mij, voor ons allemaal. Ze zijn onmisbaar voor onze toekomst. Jammer alleen dat zo’n veelbelovende assistente als jij…’
Dr. Vermin maakt zijn zin niet af. Zijn hand beweegt vliegensvlug door de ruimte. Voor Lina het beseft begint de kamer om haar heen te tollen en te draaien. Het laatste wat ze hoort is het geluid van apparaten die onverstoorbaar doorgaan met het pompen van vers bloed en vloeibaar voedsel door bewegingloze lichamen.

Dat geluid is het eerste wat Lina zich herinnert wanneer ze ontwaakt. Haar hoofd voelt zwaar, verdoofd. Ze opent met moeite haar ogen en ziet een witte gloed boven zich. Het duurt even voordat haar gedachten helder worden. Haar armen... ze zijn vastgebonden, haar borsten omklemd met halve metalen bollen. Het ijzer voelt koud aan haar huid. Ze ligt in een bed, net als de andere vrouwen, een laken half over zich heen.
Haar adem stokt als ze langs haar lichaam kijkt. Haar buik is opgezwollen, onnatuurlijk groot. ‘Nee, nee... dit kan niet waar zijn.’ Ze probeert te bewegen, maar haar spieren werken niet mee. Een zachte stem doorbreekt de stilte.
‘Welkom in je nieuwe realiteit.’
Lina draait haar hoofd opzij.  Een vrouw met lichtblond haar, net als zijzelf vastgebonden, heeft haar toegesproken, met ogen vol vermoeidheid en droevige berusting.
‘Hoe lang lig ik hier al? Wat is er allemaal gebeurd?’ vraagt Lina.
‘Ze hebben ons gedrogeerd,’ zegt de vrouw, ‘elk gevoel van tijd is weg. Bij mijn weten heb ik inmiddels vijf kinderen gebaard. Maar het kunnen er meer zijn, ik ben de tel kwijtgeraakt. Ze hebben ons nodig, maar niet alleen voor de voortplanting, hoor. Geloof niet alles wat de dokter zegt.’
‘Waarom... maar waarom ik?’ stamelt Lina. ‘Hoe kunnen ze dit doen? Dit is... niet menselijk.’
De vrouw lacht bitter. ‘Menselijk? Nou, de doktoren hier zien ons allang niet meer als mens. We zijn hun hulpmiddelen, meer niet. Het gaat hun niet alleen om onze kinderen. Ook om onze moedermelk, vanwege de vitaliteit die erin zit. Daar zit een hele industrie achter.’
De woorden dringen diep tot Lina door. Ze kijkt om zich heen naar de bedden naast haar. De gezichten ogen witter en bleker dan de kussens waarop ze liggen.
‘Maar er moet een uitweg zijn,’ zegt ze zachtjes, meer tegen zichzelf dan tegen de vrouw naast haar.
‘Er is geen uitweg,’ antwoordt de vrouw. ‘Ze maken ons zwanger, laten ons bevallen, halen ons kindje weg en dan kunnen onze melkklieren hun noodzakelijke arbeid verrichten. Tussendoor verdoven ze ons met allerlei medische troep zodat we niets doorhebben. Het stopt nooit.’
Lina zucht en probeert haar handen los te trekken, met als enig effect dat de boeien pijnlijk in haar polsen snijden. Zullen ze haar inmiddels niet missen? Haar moeder, haar vriendin, haar collega’s in het ziekenhuis? Ze voelt zich zwak, uitgeput. Toch weigert ze zich bij de situatie neer te leggen. Ze moet hier uitbreken, ze móét iets doen.

De dagen vloeien in elkaar over, niet van elkaar te onderscheiden door de constante druk van pijn, uitputting en hopeloosheid. Elke keer als Lina haar ogen opent is haar buik verder gegroeid en moeten er weken voorbij zijn gegaan. De bewegingen binnenin haar voelen als iets van buitenaf dat zich niet in haar lijf hoort te bevinden. Om de zoveel uur wordt ze door een mechanisme in het bed ritmisch door elkaar geschud, bedoeld om haar lichaam in conditie te houden en doorliggen te voorkomen. Om de zoveel dagen krijgt ze een injectie, uitgevoerd door een vrouw met grijs haar, witte schort en een strenge blik in haar ogen, ziet ze als ze even wakker is. Op vragen van Lina reageert de vrouw niet. Zwijgend doet ze haar werk, als een dagelijkse routine die haar verder worst zal wezen.

Op een dag gebeurt het. Een jonge verpleger laat zijn sleutelkaart onhandig op het bed vallen wanneer hij haar infuus komt controleren. Lina doet alsof ze nog steeds verdoofd is, maar trekt met een trillende hand de kaart naar zich toe en verstopt hem onder haar rug. De ruimte die de kettingen toelaten is net genoeg om haar daad te verrichten. Dit is haar kans.
Die nacht wacht ze. De zaal wordt spaarzaam verlicht door de oranje knopjes van de machines die zoals altijd zachtjes hun werk doen. Voorzichtig haalt ze de kaart tevoorschijn om de boeien los te maken. De ijzeren ringen springen los. Haar handen beven, haar lichaam voelt slap en zwak van het alle dagen stil liggen. Maar ze staat op. Ze trekt de naalden een voor een uit haar arm, verwijdert de klemmen rond haar borsten, wankelt even, maar vangt zichzelf op door zich aan de rand van het bed vast te houden. Haar spieren protesteren heftig, elke stap voelt alsof ze door dikke lagen modder waadt. Maar ze is vrij, hoewel haar buik haast te zwaar is om te dragen.
De vrouwen om haar heen bewegen niet. Het beeld van hun ogenschijnlijk levenloze, gebroken lichamen doet haar aarzelen. Ze moet ze redden, maar hoe? Maar als ze nu niet gaat, komt ze nooit meer weg.
Ze slaat een laken om zich heen en sluipt de gang in, haar blote voeten nauwelijks hoorbaar op de koude vloer.

Roerloos, dat is het beste woord. Lina ligt roerloos op een hard bed in de hoek van een kale kamer. Sinds haar ontsnappingspoging is alles veranderd. Geen fluisteringen meer met de anderen, geen gestolen momenten van hoop. Elke ademhaling wordt bewaakt, elke beweging geregistreerd. De enige geluiden die haar bereiken zijn het zoemen van de monitoren en het geratel van metalen sloten wanneer de bewakers langs de deur marcheren.
Haar handen rusten op haar buik, die nog altijd plat aanvoelt na de geboorte van haar kind. Ze weet niets eens of het een jongetje of een meisje was. Een fractie van een seconde heeft ze het zachte gehuil gehoord, een kort moment van leven dat onmiddellijk verdween toen het kind uit haar armen werd gerukt, snel en meedogenloos. Haar borsten vol melk werden direct afgekolfd. Nauwelijks enkele dagen later hebben ze haar opnieuw geïnsemineerd.
Ze heeft het eerder gevoeld. Die vage tinteling, dat eerste teken van leven, groeiend in haar schoot. Lina sluit haar ogen en probeert te vergeten, maar de beelden van haar verloren kind blijven door haar hoofd spoken. Ze moet vechten om de tranen tegen te houden. De bewakers zullen elke emotie beschouwen als een teken van zwakte, een reden om haar nog harder aan te pakken. En haar borsten, jee. Wat zijn ze groot en opgezet. Niet normaal. Ze voelt hoe golven melk via slangen uit haar worden weggezogen. Ze kijkt opzij, de witte kolom in de buis geeft 0,5 liter aan, precies op het groene streepje. Alsof dat genoeg is voor vandaag.
De deur piept open, een geluid dat haar uit haar gedachten rukt. Een vrouw in een witte jas stapt binnen, haar gezicht strak en emotieloos.
‘Tijd voor je controle,’ zegt ze kortaf, zonder Lina aan te kijken. Twee bewakers volgen haar en positioneren zich strategisch bij de deur. Ze zijn overduidelijk op hun hoede na haar uitbraak. Lina knikt zwijgend en laat haar blik op het plafond rusten.
‘Alles lijkt in orde,’ mompelt de vrouw terwijl ze de apparatuur controleert. Ze kijkt Lina even aan. ‘Binnenkort zul je weer zijn zoals alle anderen.’