Hoofdbanner

Behalve de man die beweerde dat Ajax de beste voetbalclub van de wereld is, heb ik nooit een merkwaardiger iemand ontmoet dan Jan Scheurbuik. Dat was overigens niet zijn echte naam. Op welke manier hij bij de burgerlijke stand stond ingeschreven, wist niemand, zelfs zijn vriendin Carla niet. Hijzelf glinsterde alleen maar met zijn ogen wanneer hem naar zijn identiteit werd gevraagd. Met die kenmerkende krul rond zijn mond en diepe kuiltjes in zijn wangen.
Jan Scheurbuik had de gewoonte elk waargenomen feit om te keren. Als kind al speelde hij het liefste het spelletje ‘omgekeerde wereld’, vertelde hij mij een keer toen we samen door het park liepen. Niet alleen met zijn vriendjes, maar ook bij hem thuis en op school. Dat ging af en toe best ver, zijn onderwijzers werden er stapelgek van. Zo sprak hij ze steevast aan met bovenwijzers, en beweerde hij in Utkrom te wonen in het land Opperland. Ook toen hij ouder was bleef hij hier stellig in. De hoogste kerktoren van de stad bleef hij bijvoorbeeld hardnekkig ‘De Slim’ noemen. De meeste mensen vonden zijn omkeringen flauw, getuigen van een kinderlijke geest die het gewicht van de volwassenheid niet kon dragen.

Ik had de pech zijn meest directe buurman te zijn in de flat. Enkel een betonnen muur scheidde ons van elkaar. ’s Nachts had hij een baan als beveiliger in de buitendienst, hoorde ik van medeflatbewoners. Wat mij verbaasde, omdat ik hem overdag nooit heb zien slapen. Altijd leek hij bezig met het schrijven van pamfletten die hij overal in de stad ophing, bij bushaltes, op lantaarnpalen, tot op de ruiten van leegstaande winkels in de binnenstad. Met eenvoudige, maar niets aan de verbeelding overlatende oproepen: ‘Laat je niet bedonderen, kom in opstand’. Ondertekend met Jan Scheurbuik.
Van dichtbij zag ik zijn opkomst en onvermijdelijke verval. Ik was erbij toen hij aan de keukentafel met Carla, die sinds kort bij hem inwoonde, zijn nieuwste visie uiteenzette. Het einde van het begin, zoals hij dat later zelf zou noemen. Eerst nam hij een slok van zijn koffie, brak zijn brood in kleine stukjes en dompelde die langzaam één voor één in zijn mok. Op zijn gezicht verscheen een glimlach die de grens tussen genialiteit en waanzin leek te overschrijden.
‘Hebben jullie er,’ begon hij met een twinkeling in zijn ogen, ‘hebben jullie er ooit bij stilgestaan dat alles in onze wereld goed beschouwd zijn tegendeel is?’
Carla zuchtte en rolde met haar ogen. Jans vreemde ideeën waren voor haar al lang geen verrassing meer. ‘Wat bedoel je nu weer, Jan?’ vroeg ze, haar handen rustend op de tafel.
Jan leunde naar voren, zijn stem vol opwinding. ‘Nou,’ zei hij, ‘een wereld waarin het goede het kwaad is, waar boven onder is, het licht de duisternis voorstelt, een man eigenlijk een vrouw is, een kind een volwassene en andersom. Een wereld waar uiterlijke schijn en innerlijke chaos de enige constanten zijn.’
Carla schudde haar hoofd en lachte zachtjes. ‘Je bent niet goed bij je hoofd, Jan,’ zei ze met een glimlach, haar ogen vol warmte voor de excentrieke man naast haar.
‘Ik kan het bewijzen. Luister, komt de kip uit het ei of het ei uit de kip? Allebei toch? Ze zijn inwisselbaar. Nou, als je dat doortrekt, dan is er geen vrede zonder oorlog, geen egoïsme zonder altruïsme, en heeft een muntstuk altijd een kop en een munt. Zonder de één is er geen ander. Het is maar waar je ogen op gericht zijn. Omdat we onszelf graag voor de gek houden, kijken we alleen naar die invalshoek die ons het beste uitkomt. En willen we de keerzijde niet zien. Maar hoe blinder we zijn, des te sterker dient die andere kant zich aan. Tot het die andere kant is, in totale volledigheid.’
Jan keek ons triomfantelijk aan, ervan overtuigd dat hier geen speld tussen te krijgen was. Zelf vond ik het regelrechte onzin, maar ik zei er verder niets van. Gekken en kinderen moet je nooit tegenspreken, zei mijn moeder vaak. Het gaat ook wel weer over, dacht ik. Maar voor Jan was zijn visie niet zomaar een gril; het zag het als zijn roeping om de wereld te laten zien dat er meer was dan wat wij voor zoete koek slikken. En zo begon hij aan zijn eigen odyssee, vastbesloten om de grenzen van de realiteit te verleggen en een nieuw tijdperk van mentale revoluties in te luiden.

Op een ochtend, terwijl de zon nog aarzelde om zijn stralen over de slapende stad te werpen, besloot Jan dat het tijd was voor actie. Hij kon niet langer blijven steken in de veilige haven van zijn schriftelijke oproepen; het was tijd om zijn ideeën concreet de wereld in te slingeren. Dat vertelde hij mij een andere keer aan diezelfde keukentafel. Weer dompelde hij zijn stukken brood in de koffie en werkte ze al smakkend naar binnen.
‘Jan, je bent een vat vol tegenstrijdigheden,’ zei ik. ‘Ik heb moeite om je te volgen, begrijp je?’
‘Ach Pannenkoek, het is heel simpel. Ik ben gewoon reciprook.’
Ja, zo noemde hij mij soms, Pannenkoek. Niet dat ik dat leuk vond, maar minder erg dan Broodje Kroket of Halfgare Bitterbal, waar hij mij ook wel eens voor uitmaakte.
Dus begon hij met kleine, ogenschijnlijk onschuldige acties die de conventies tartten. Zo liep hij heel obstinaat achteruit door de winkelstraten, een beetje als de moonwalk van Michael Jackson, maar dan minder atletisch. Voorbijgangers staarden hem verbijsterd aan. Een paar mensen beschouwden hem bewonderend als een levend kunstwerk, anderen tikten op hun voorhoofd. Een andere keer kroop hij, ook om de dagelijkse sleur te doorbreken, op handen en voeten - als een dier, merkten een paar kinderen op - door de Hema. Zo langs de dampende rookworsten. Daarna weer achteruit, tot hij een rek met damesslipjes omstootte. De meisjes achter de kassa moesten hardop lachen, maar de man van de beveiliging sommeerde hem zijn kunsten maar elders te gaan vertonen. Streng wees hij hem de deur.
Hij begon nieuwe woorden te verzinnen voor alledaagse objecten, vaak verhaspeld om de oorspronkelijke betekenis te vervormen en te verdraaien. Zo noemde hij de etalage van een speelgoedzaak een ‘gemankeerde kinderopslokker’. En die van een juwelier een ‘vet blinkende desillusie’. Hij maakte stickers om die op de desbetreffende winkelruiten te bevestigen. ’s Nachts natuurlijk, wanneer niemand het zag. Ook organiseerde hij bijeenkomsten op straat waarin hij zijn medeburgers uitnodigde om de wereld vanuit een ander perspectief te bekijken, ondersteboven, of beter nog, bovenste-onder, door op je handen te gaan staan en dan hardop uit te spreken wat je ziet.
Natuurlijk oogstte Jans gedrag scepsis en weerstand. De meeste mensen bekeken hem met argwaan en mompelden achter zijn rug om. Maar Jan trok zich daar weinig van aan. Hij wist dat ware verandering nooit gemakkelijk was, dat het vaak gepaard ging met tegenspoed en onbegrip.

Jan schreef zich in voor allerlei cursussen, van kwantummechanica tot metafysische esoterie, en dompelde zich onder in de meest uiteenlopende disciplines. Hij zat in de collegebanken tussen studenten die hem achterdochtig bekeken, maar Jan was vastbesloten om zijn eigen waarheid te ontdekken, hoe ongrijpbaar die ook mocht lijken. Zo publiceerde hij zijn zienswijze omtrent donkere energie en donkere materie. Die bevestigde hij pontificaal op het prikbord bij de ingang van de collegezaal Sterrenkunde. Het luidde als volgt:

Tovenaars kunnen materie tevoorschijn toveren uit het niets. Dat is in strijd met de wet van behoud van energie. Nou heb ik een model ontwikkeld dat dat wel kan verklaren. Donkere energie, wat overal is, kan met zogenaamde faseverschuivingen veranderd worden in normale materie. Donkere energie wordt hierbij in grote hoeveelheden weggetrokken uit de omgeving en bouwt vanzelf weer op. Ik heb ook een idee hoe je dit moet bewijzen. De aanwezigheid van donkere energie werkt remmend op de lichtsnelheid. Als donkere energie wordt weggetrokken wordt de lichtsnelheid weer exact driehonderdduizend kilometer per seconde. Ik heb een model liggen waarmee ik normale, anti, donkere materie en donkere energie kan verklaren.

De meeste studenten liepen er langs zonder het te lezen, gefocust als ze waren op hun studie of de nieuwste games op hun mobiel. Maar een enkeling, waaronder ikzelf, vond zijn ideeën interessant, ook al kon ik er geen touw aan vastknopen. Ik vroeg hem dan ook, toen we diezelfde dag samen in de lift stonden, of hij zijn theorie kon verduidelijken. Jan antwoordde niet direct, keek met zijn helblauwe ogen een moment dwars door mij heen en mompelde alleen maar: ‘Het gaat om de dimensies.’
De volgende dag lag er een verdere uiteenzetting van zijn theorie bij mij op de deurmat. Inderdaad, het ging om dimensies. Het begon aldus:

Er is in de natuurkunde een basis met zeven SI eenheden. Met als aanvulling de speciale relativiteitstheorie van Einstein komen er zes dimensies bij, te weten twee afstand en twee tijd dimensies, en natuurlijk snelheid en energie. Dat zijn totaal 13 dimensies. De Einstein vergelijkingen laten twee soorten oplossingen toe, normaal en imaginair. Dus er is nog een dimensie systeem met 13 dimensies, te weten een soort geestelijke materie. Dat maakt totaal 26 dimensies, dat is een goede kandidaat voor een standaardmodel. Maar er is meer, namelijk ook een wiskundige kant.

Waarna er een lange wiskundige uitleg volgde met de meest bizarre breuken die met elkaar vergeleken werden, gekoppeld aan het Z-boson dat zijn eigen antideeltje is, en dat weer samen met de inverse van de fijnstructuur constante, waar je nog wel de CPT-schendingen vanaf moest trekken. Jaja, dacht ik, hoe gek kun je het maken, Jan?
Maar vreemd genoeg begon Jans visie vruchten af te werpen. Sommigen op de universiteit, maar ook daarbuiten, en bijna altijd meisjes of vrouwen van middelbare leeftijd, begonnen zijn ideeën serieus te nemen, om langzaam maar zeker zijn theorieën te omarmen als een bron van inspiratie en verwondering. Hij werd al gauw gevraagd om lezingen te geven in het bedrijfsleven, met name in de financiële sector waar men hoopte nog grotere winsten te kunnen behalen. Alle middelen waren daartoe geoorloofd, juist ook een omkering van waarden. Maar een succes waren zijn voordrachten niet, misschien ook omdat hij zijn gehoor voorhield dat geld van vuur gemaakt was, en dat vuur de mensen langzaam van binnenuit aantastte, als een slopende ziekte die ze zelf niet doorhadden, om hen vervolgens op te branden alsof ze in de hel waren beland. Een paar keurig in het pak gestoken heren op de voorste rij riepen: 'Dit kan niet waar zijn.' Anderen, met de mouwen van hun wit overhemd opgestroopt, beenden vloekend en tierend de zaal uit. Maar in het alternatieve circuit was hij een lichtend voorbeeld voor diegenen die op zoek waren naar een nieuwe manier van denken, een nieuwe manier van zijn.
Maar Jan was nog niet klaar. Hij wist dat er nog veel meer paradoxen in de wereld sluimerden, wachtend om blootgelegd te worden. En met een glimlach op zijn gezicht en een sprankeling in zijn ogen, begon hij zich te verdiepen in de wereld van politiek en maatschappij. Hij zag hoe de traditionele machtsstructuren en ideologieën de samenleving gevangen hielden in een eindeloze cyclus van verdeeldheid en conflict. In plaats van zich te laten ontmoedigen door de schijnbare hopeloosheid van de situatie, begon Jan te graven naar perspectieven die de traditionele grenzen van het politieke spectrum konden doorbreken.
Op een dag, tijdens een bijeenkomst van lokale leiders en activisten, waar ikzelf ook voor was uitgenodigd, stond Jan op en nam het woord. Zijn stem klonk helder en krachtig, doordrongen van een onmiskenbare autoriteit die zijn toehoorders aan zich bond.
‘Mijn medeburgers,’ begon hij, ‘wij bevinden ons op een kruispunt in de geschiedenis. Een kruispunt waarop we kunnen kiezen tussen de voortzetting van de oude, versleten paden van verdeeldheid en confrontatie, of de omarming van een nieuw tijdperk van eenheid. Dit is het moment om de traditionele politieke tegenstellingen te overstijgen. Goed beschouwd zijn er geen verschillen; dat in te zien, daar gaat het om. Zodat we het lef op kunnen brengen alle bruggen tussen verschillende gemeenschappen en perspectieven onderuit te halen. Want er zijn geen bruggen, simpelweg omdat er geen oevers zijn waar men kan vertoeven. Geen linkeroever, geen rechteroever. Er is maar één stroom. Die oevers verzinnen wij ter plekke, om onszelf houvast te geven wanneer we te bang zijn om ons aan de stroom van het leven over te geven.’
Ik stootte mijn buurman aan en vroeg hem of hij kon volgen waar Jan het over had. ‘Nee,’ antwoordde de man heel eerlijk, ‘maar het klinkt allemaal geweldig, toch?’
Ja, moest ik bekennen, hier was een man aan het woord die durfde te dromen van een wereld die anders was dan alles wat we ooit hadden gekend. En terwijl Jan sprak, voelde ik iets ontwaken in mezelf. Een vonk van hoop, een visie van een toekomst die misschien wel mogelijk was, als ik maar durfde te geloven dat verandering mogelijk was.

Jan ontdekte nog een andere uitlaatklep voor zijn gedachten: de wereld van de kunst. Zijn baan als beveiliger had hij opgezegd, er waren urgentere zaken aan de orde. In de stille uren van de nacht, wanneer de rest van de wereld sliep en de sterren hoog aan de hemel stonden, liet Jan zijn pen dansen over het papier. Zijn gedachten vloeiden samen tot verheven verzen en betoverende verhalen. Ik mocht steeds als eerste zijn pennenvruchten lezen. Niet dat hij om commentaar verlegen was, dat lag niet in zijn aard. Hij deed het voor mij, zei hij, om mij uit mijn eenzaamheid te verlossen. En inderdaad, moest ik toegeven, zijn schrijfsels vervulden mij. Zijn poëzie voelde als een zachte bries die door mijn geest streek, die mij meenam op een reis van introspectie en verwondering. Zijn woorden raakten aan de diepste emoties en verlangens van mijn ziel, en lieten mij achter met een gevoel van ontroering. Jans verhalen waren als kleine universums op zich, bevolkt door personages zo levendig en echt dat ze van de pagina leken te springen. Ik proefde op elke bladzijde mysterie en magie, met avonturen die de grenzen van de werkelijkheid tartten en mij met een verbeelding prikkelden als nooit tevoren.

Maar ook dat was niet genoeg. Jan besloot om zijn filosofische gedachten naar een geheel nieuw niveau te tillen. Hij organiseerde samen met mij een bijeenkomst in het lokale park, waar hij een groep nieuwsgierige toeschouwers verzamelde om zijn meest gedurfde stelling tot nu toe te presenteren: dat een allesomvattende revolutie op het punt stond los te barsten, wat elke zekerheid in ons huidige leven volledig om zou gooien.
Hij begon zijn betoog met een knipoog en een grijns. ‘Laten we om te beginnen eens kijken naar de eenvoudigste dingen,’ zei Jan met een schuin oog naar de hemel. ‘De zon die 's nachts opkomt en de maan die overdag schijnt. Wat vinden jullie daarvan? Of de koe die de boer melkt in plaats van andersom. Kunnen jullie je dat voorstellen? Probeer het, zou ik zeggen. Omarm het besef dat wij achteruit leven, van de dood naar onze geboorte. Dat een vallen vanuit een grote hoogte een opstijgen naar de hemel is. Dat het luisteren naar de ander het uitspreken van jezelf is. Ha ja, ik hoor jullie hersenen nu kraken. Nee, ik ben niet gek. Ik hoor jullie best wel luisteren. Au, doe dat niet te hard, het doet pijn aan mijn oren.'
Zijn publiek barstte in lachen uit, maar Jan was bloedserieus. Met het vuur in zijn ogen ging hij verder.
‘Denk er eens verder over na,’ zei hij, terwijl hij zijn armen wijd spreidde, ‘onze taal is de grootste handicap in ons leven. Ze bakent een werkelijkheid af die niet af te bakenen is. Want de werkelijkheid bevat geen grenzen. Een voorbeeld: we noemen onszelf een ‘ik’. Maar wie is de ‘ik’ in onszelf? Is er niet sprake van meerdere ikken in ons binnenste? Hoe kunnen we anders tegen onszelf praten? Nee, dat hele ‘ik’ is een verzinsel om onszelf een gevoel van identiteit te geven, om onszelf bijeen te houden. Anders zouden we aan onszelf kunnen gaan twijfelen, met het gevaar dat we dissociëren. Dat is onze grootste angst. Dat we uit elkaar vallen, niet langer een ‘ik’ zijn. Dat we in die hoedanigheid in feite niet bestaan. Maar besef, ons zogenaamde ‘ik’ bestaat alleen in onze taal, in onze gedachten, meer niet.’
Zijn toehoorders keken elkaar aan en schudden hun hoofd. Als Jan gelijk had, en zij allen in feite niet bestonden, dan was dat een reden om alleen nog maar hardop in lachen uit te barsten, om daarna onbekommerd te genieten van de absurde schoonheid van al het leven in en om ons heen. Niemand die er was om hen tegen te houden.

Drie dagen lang zag ik Jan Scheurbuik niet. Niet in de keuken, niet op de gang, niet in de lift. Ik had geen idee waar hij uithing. Het was raar, maar ik miste hem. Alsof er in mijn leven iets ontbrak, een soort zingeving.
Op een avond stond ik voor de spiegel in de badkamer. Mijn eigen reflectie keek mij aan, maar er klopte iets niet. Links was rechts en rechts was links. Ik was een spiegelbeeld van mijzelf in een wereld die alles toch al op zijn kop zette.
Ik staarde naar mijn omgekeerde zelf en voelde een bittere lach opborrelen, een lach die meer weg had van een huivering dan van vreugde. Wat ik zag was de ongerijmdheid van mijn bestaan. Ook zelf zat ik vast in de ijdelheid van mijn gedachten. Want, wie was ik? Ik moest erkennen, ik was al die tijd slechts een schim van mezelf geweest. Bang voor de wereld, bang om mij te laten zien.
En terwijl ik daar stond, grimassend voor de spiegel, voelde ik in mezelf iets breken: de façade waar ik me halsstarrig aan had vastgeklampt. Hij, mijn buurman Jan Scheurbuik, met al zijn rare fratsen en bijzondere ideeën, was niemand minder dan ikzelf. Schokkend, jawel. Pijnlijk, ook. Een keiharde klap in mijn smoel.
Niet langer kon ik me verschuilen. Uit mijn cocon moest ik, met de billen bloot, me aan de wereld tonen zoals ik was. Mijn tijd was voorbij, mijn tijd brak aan.
Een voordeel was dat Carla met onmiddellijke ingang bij mij introk. Een lieve meid, hoewel ze zoals elke vrouw haar kuren heeft.

  • 0 # Margo van Stratum 13-mei-2024 @09:14
    Reciprook. Heerlijk verwarrend dit verhaal. Ik moet zeggen dat ik de Jan Scheurbuik en/of zijn buurman ook wel op iemand vind lijken :-). Mooi verschillende thema's verwerkt als gekte en identiteit en kennis. Genieten vind ik de beelden van het verkeerd om dingen doen. Achteruit lopen. Werkt trouwens erg goed bij haast. Mooi experiment, dit schrijven.
    Antwoorden | Antwoorden met citaat | Citeer
    0 # Fred 13-mei-2024 @09:53
    Een apart verhaal, vind ikzelf ook. Gisteren nog een heel gesprek met mijn buurman gehad. Hij adviseerde de hoofdkraan af te sluiten en zelf de verstopping ongedaan te maken. Maar ik kreeg de boel niet in beweging. Jan Scheurbuik lijkt op iemand, was mij ook al opgevallen. Ik kan evenwel niet direct thuisbrengen op wie ;)
    Antwoorden | Antwoorden met citaat | Citeer