Hoofdbanner

Opgegroeid in een tuindersgezin, heb ik altijd een speciale band gehad met de grond waarop diverse gewassen geteeld worden. Bij ons thuis waren die gewassen bloembollen (met name de witte Cox), irissen, rode aardappels (Doré), uien, rode kool, witte Deense kool (bij ons Denenkool genoemd), sla, andijvie, forsythia’s en later ook tarwe. Tijdens de vakanties was het veel op het land werken; tulpen koppen in de paasvakantie, bollen en irissen rooien in de grote vakantie, gevolgd door bollen pellen en aardappels rooien. Het was vaak zwaar lichamelijk werk, wat overigens veel voldoening gaf. Je zag wat je gedaan had.

Als kind beleefde ik om die reden het ‘ademen’ van de aarde. Een stuk kleigrond bij ons thuis ‘voelde’ heel anders dan die in de duinen bij Schoorl of op de zandgronden rondom Julianadorp. Later, toen ik naar het oosten van het land verhuisde, ‘ademde’ de grond daar ook verschillend. Minder diep, minder krachtig, zo voelde het. Als los zand, dat ook wel.
Door de seizoenen heen veranderde in mijn beleving ook de aard van de grond. In de zomer ervoer ik na een lange warme dag een soort van lome tevredenheid die over het land lag uitgesmeerd. Als een geruststellend ademend laken bedekte dat tot diep in de nacht de aarde. Ik voelde de beweging, het langzame trillen. Ik werd er blij en innerlijk rustig van.
In de herfst ervoer ik haast fysiek hoe het leven naar binnen trok. Alsof ikzelf ook een stukje naar beneden werd getrokken. De fijnste herinneringen bewaar ik aan het kool snijden eind oktober in de volle mist. Terwijl het zicht rondom ons (we waren met z’n vieren) niet meer dan twintig meter was, sneden wij de witte kool los van de stronk met onze lange messen, om ze vervolgens op de wagen te gooien/leggen. Een apart gevoel, alsof we afgesneden waren van de bewoonde wereld, in een volkomen eigen universum beland, een kleine gemeenschap van vier mensen. En dan samen al het zware werk verrichten. Een bijzonder eenheidsgevoel gaf dat.
In de winter voelde alles als dood. In de lente daarentegen ervoer ik de groeikracht van de grond het sterkst. Het leven wilde omhoog, dwars door de aardkluiten heen. Nog altijd verbaas ik me over de kracht waarmee bijvoorbeeld tulpen hun blad in het voorjaar door de aarde omhoog laten schieten. Je voelt bijna met ze mee. 

Deze groeikracht van de aarde wordt door de wetenschap niet erkend of gewoonweg genegeerd. Nee, het zijn de atomen en moleculen in de bol of plant die voor de groei zorgen, zegt men. Waarmee ze de materie een scheppende rol toebedelen die haast bovennatuurlijk van aard is. Ja, het zit in de genen van de plant, wordt dan beweerd. Een luie en gemakkelijke conclusie, wat mij betreft. Want ze graaft niet dieper, op zoek naar het waarachtige.
Wanneer je wel gevoel hebt voor de groeikracht die in vruchtbare aardse lagen aanwezig is, kijk je anders naar de manier van gewassen verbouwen dan wat nu regulier is. Tegenwoordig wil men op zo kort mogelijke termijn zo veel mogelijk producten van het land halen. Het is een verdienmodel geworden. Dat houdt in: veel chemische meststoffen (kunstmest) en pesticiden (om hinderlijke plantenziekten te voorkomen) in de aarde stoppen. In de eerste jaren levert dat een aanzienlijke verhoging van de productie op. Maar op de langere termijn maakt dit veel kapot. De aarde verliest aan groeikracht, veel insecten verdwijnen en het hardnekkige onkruid wordt steeds resistenter tegen de bestrijdingsmiddelen. Het gevolg is dat er nog meer pesticiden over het land moeten worden uitgestrooid. Waardoor de productiekosten oplopen, de boer of tuinder grootschaliger zal gaan telen, met grotere leningen van de bank en nog meer macht vanuit de agro-industrie, die per jaar miljoenen verdient aan het leveren van kunstmest, insecticiden en schimmelwerende middelen. Over een paar honderd jaar zal de aarde uitgeput zijn, is de groeikracht tot een minimum gereduceerd en zal de schade aan land- en tuinbouw in de miljarden euro’s lopen. Met grote hongersnoden op de koop toe. Maar ja, op de korte termijn worden we hier rijk mee. Wie later leeft, wie dan zorgt, is de heersende gedachte. En die groeikracht, ach. Dat is geneuzel van zweverige types die niets van wetenschap begrijpen en ons weer terug naar de Middeleeuwen willen brengen.  

Tja, die groeikracht van de aarde dus. Hoe kun je die dan ervaren, is de vraag. Gewoon, zeg ik, door je te verbinden met al wat leeft in de natuur. Zo innig mogelijk, welteverstaan. Met je onderste drie chakra’s, voeg ik daar aan toe. Stel ze alle drie open, laat het stromen binnen in je. Van onderaf naar boven toe. Beleef de bomen in het bos, de planten en bloemen in je eigen tuin, of waar je die ook tegenkomt. Je proeft dan iets van wat je de ziel (= het leven) van de natuur zou kunnen noemen. Elke plant of struik is anders. Elke bodem waarop ze groeien ook. Er borrelt iets op uit de aarde, er zijn daar krachten aanwezig die niet tastbaar zijn, maar wel voelbaar. Je kunt deze krachten visualiseren. Ze krijgen dan gestaltes zoals die in oude mythen en sagen beschreven worden.
 
Mijn jongste broer is jarenlang biologische tuinder geweest, in Nederland maar onder andere ook in Italië, Noorwegen en Engeland. In Noorwegen, nabij Trondheim, bewerkte hij elke dag stukken grond om er groente te verbouwen. Telkens moest hij nieuwe stenen die zich uit de aarde omhoog werkten uit zijn tuin verwijderen. Tijdens deze intensieve arbeid kreeg hij steeds meer binding met de grond en de groeikrachten daarin. Op een gegeven moment manifesteerden deze groeikrachten zich als voor het oog zichtbare kabouters. Kleine gestaltes van zo’n 40 cm hoog, vertelde hij mij. Ze keken hem vaak misprijzend aan, lachten hem een beetje uit, hielden afstand. Er was verder geen communicatie, behalve dat hij ze af en toe zag op een afstand van zo’n vijf meter.
Een bijzonder verhaal dat aansluit op andere vertellingen over natuurwezens die zich nog in de ongerepte natuur zouden schuilhouden. Voor velen zal dit als onzin gelden, als een sprookjeswereld waaruit we ons allang bevrijd hebben. Vanuit hun (wetenschappelijk) gezichtspunt hebben ze gelijk. Natuurwezens bestaan niet fysiek, ze zijn niet opgebouwd uit atomen en moleculen. Ze zijn de representatie van ons vermogen om niet zichtbare krachten in de natuur te visualiseren. Net zoals we ons een voorstelling kunnen maken van begrippen als empathie, aandacht en liefde. Ook die zijn niet fysiek van aard. Maar o zo voelbaar en beleefbaar. Elke dag opnieuw. Tenminste, wanneer je je daar voor openstelt. En gelukkig, bijna iedereen doet dat. Nog wel.