Hoofdbanner

Een lenteavond eind mei. De zon is al ondergegaan en de koelte van de avond begint vanuit de tuin het huis binnen te dringen. Door de open deuren klinkt het geroep van een duif, autoverkeer komt langs, in de verte sterft het geluid van een sirene langzaam weg. Carola zit aan de keukentafel, haar handen gevouwen om een mok thee die al lang koud is geworden. Ze staart afwezig naar het patroon van de tegels op de vloer, rimpels op haar voorhoofd. Haar man Jan loopt de keuken in en stopt wanneer hij Carola zo ziet zitten.
‘Alles goed?’ vraagt hij.
Carola kijkt op met een mengeling van frustratie en verdriet in haar blik.
‘We moeten praten,’ zegt ze.
Jan zucht. Hij weet wat hem te wachten staat. Dit soort gesprekken loopt zelden goed af.
‘Oké, waar wil je het over hebben?’ probeert hij zo rustig mogelijk.
Carola klemt haar handen steviger om de mok, haalt diep adem en trekt haar lippen tot een dunne streep.
‘Er is iets tussen ons wat niet goed zit, iets essentieels.’
Er valt een stilte. In de tuin hipt een merel op de rand van de schutting, kijkt een tijdje om zich heen en vliegt vervolgens naar haar nest in de druivenstruik. Een klein wormpje in haar snavel.
‘Wat is het dan?’ vraagt Jan, die voelt dat zijn geduld al op de proef wordt gesteld nog voordat het echte gesprek is begonnen.
‘Kijk,’ Carola’s stem snijdt door de keukenruimte. Voor het eerst richt ze zich op en kijkt haar man aan. ‘Het feit dat je dat niet weet, dat zegt al genoeg.’
Jan loopt naar de kraan en laat koud water over zijn handen stromen. Zijn blik dwaalt naar de pannen, kopjes, borden en glazen op het aanrecht die nog afgewassen moeten worden. Zonder zijn handen af te drogen keert hij zich naar haar toe.
‘Carola, als je me niet vertelt wat er aan de hand is, hoe kan ik het dan weten? Ik kan geen gedachten lezen.’
‘En dat is nou precies het probleem!’ Carola’s stem wordt luider. ‘Zijn we al zo lang bij elkaar en nog altijd begrijp je er niets van.’
Ze trekt haar schouders in en begint te snikken, eerst zachtjes maar al snel harder. Jan staat er bij als een klein kind dat niet weet wat te doen.
‘Dit is niet eerlijk,’ zegt hij tenslotte. ‘Hoe kan ik iets oplossen als ik niet weet wat het is?’
Carola veegt met haar hand haar tranen weg. Ze leunt met haar ellenboog op tafel en laat haar gezicht in haar hand rusten. Via de openstaande deur kijkt ze de tuin in.
‘Het is altijd hetzelfde met jou,’ bijt ze hem toe. ‘Je hebt je ogen in je broekzak zitten, joh. Je ziet het niet, hè. Het draait hier in dit huis alleen maar om jou. Om jou, om jou, om jou.’
Ze slaat met haar vuist op tafel, om haar laatste woorden kracht bij te zetten. Ze stapt van haar kruk af en stelt zich met haar handen in haar zij vlak voor hem op, kin en neus omhoog.
‘Het interesseert jou allemaal gewoon geen donder,’ gaat ze fel verder. ‘Wanneer laat je eens wat liefde zien? Naar mij toe, naar de kinderen? Tuurlijk, ik weet dat je een moeilijke jeugd hebt gehad met een dominante moeder. Maar kom daar eens van los, zeg.’
Jan weet niets terug te zeggen. Het steekt hem dat zijn moeder erbij gehaald wordt, voor de zoveelste keer. Alsof hij tegen een muur wordt gezet, met spijkers vastgeslagen, niet in staat tot beweging. Dat hij zich moet verantwoorden voor een jeugd die hij niet zelf gekozen heeft.
‘Maar wat verwacht je dan van mij?’ weet hij alsnog uit te brengen.
Ze kijkt hem streng aan, vol venijn.
‘Ik wil dat je verandert.’
Oké, gaan we op die toer, denkt Jan. Zijn blik betrekt. Hij doet een poging haar aan te raken, heel voorzichtig zijn hand op haar schouder, maar ze weert zijn gebaar bruusk af.
‘Goed, zeg maar wat je in mij veranderd wilt zien.’
Carola trekt een frons op haar voorhoofd. Ze gaat weer zitten en vouwt haar handen opnieuw samen rond haar mok.
‘Weet je dat zelf niet? Het is toch duidelijk, dat je eens probeert te begrijpen wat ik voel of denk.’
Jan zucht onhoorbaar. Hij hoort het zijn moeder weer zeggen, dat hij te veel in zijn hoofd zit, zijn gevoelens te weinig uit en alleen maar op zichzelf gericht is. Een repeterende geschiedenis.
‘Vertel me dan wat je voelt en denkt,’ schiet Jan ineens uit zijn slof, ‘zodat ik weet wat er aan de hand is. Wat heb ik gemist? Waarin faal ik voor de zoveelste keer? Vertel het eens een keer, verdomme.’
Carola’s ogen vullen zich met tranen.
‘Het gaat niet om één ding. Het gaat om alles. Je bent zo afwezig, zo ongeïnteresseerd. Altijd maar bezig met jouw stomme werk. Alsof ik voor jou niet besta.’
Jan begint heen en weer te lopen. Hij pakt een opengevallen krant van de bank, vouwt die op en legt hem netjes op de stapel in het kastje van de salontafel. Dan draait hij zich om.
‘Dat is niet waar en dat weet je,’ zegt hij. ‘Ik doe van alles voor je, ik breng je met de auto waar je naartoe wilt, in het weekend kook ik, ga met de kinderen naar het park zodat jij kunt uitslapen. Ik werk hard voor ons, voor ons leven samen. We hebben het financieel goed met twee prachtige kinderen, jij kunt gaan en staan waar je wilt, maar dit soort gesprekken helpen ons niet verder.’
‘Nee,’ zegt Carola kil. ‘Wat ons niet verder helpt, is jouw onvermogen om echt te voelen. Je snapt er echt helemaal niks van, hè?’
‘Wat wil je dán dat ik doe?’ roept Jan. ‘Wil je dat ik elke dag aan je vraag of je problemen hebt? Waarom je steeds zo moe bent en ’s ochtends je bed niet uit kunt komen? Wil je dat ik een dagboek bijhoud van al je ups en downs?’
‘Dat ik steeds moe ben, komt door jou, Jan,’ snikt Carola. ‘Je haalt alle energie uit mij weg. Logisch dat jij zo vrolijk bent en al die leuke dingen met de kinderen kan doen. Maar dat gaat wel ten koste van mij.’
Jan voelt een golf van woede door zich heen trekken.
‘Het houdt een keer op, Caro. Ik doe gewoon mijn best om het hier leefbaar te houden. Meer niet. Ik ben geen tovenaar, ik kan niet alles.’
Carola staat op en kijkt hem met ogen vol vuur aan.
‘Misschien moet je gewoon weggaan. Verdwijnen uit mijn leven. Je houdt mij in alles tegen, besef je dat?’
‘Dus dat is het? Je wilt dat ik wegga?’
‘Ja,’ zegt Carola, opeens met zachte stem. ‘Misschien dat dan eindelijk tot je doordringt hoe ernstig de situatie is.’
Er valt een pijnlijke stilte. Uiteindelijk draait Jan zich om en loopt naar de deur, hoofdschuddend. Hij pakt zijn jas van de kapstok en trekt de buitendeur achter zich dicht.
De straten van de nieuwbouwwijk voelen nog leger dan anders aan. Wat is hier in godsnaam gebeurd? Waar is hun trein uit de rails gelopen? Op een bankje met uitzicht op de vijver loopt hij in gedachten het spoor terug. Hoe ze elkaar, lang geleden alweer, ontmoet hebben op het feest van zijn voetbalvrienden. Hoe Carola al direct vertrouwelijk op de grond aan zijn voeten was gaan zitten, hem vragen stelde over de zin van het leven en dat soort dingen. Hij had zich prima met haar vermaakt, zonder verdere bijgedachten. Ze hadden gelachen, veel gedronken, samen uitbundig gedanst. Pas toen zij op het eind van de avond voorstelde met hem mee naar zijn kamer te gaan, veranderde dat. In bed was het niet direct een groot succes, maar de volgende dagen bleef hij aan haar denken. Ze had iets bij hem losgemaakt wat hij nog niet kende. Was dit een ontluikende liefde? In ieder geval wilde hij haar vaker ontmoeten, zelfs nadat hij bij haar op bezoek was geweest in haar woning, waar hij schrok van de berg aan afwas op het aanrecht en de ramen zo smerig dat je er nauwelijks doorheen kon kijken. Natuurlijk, het was grappig hoe zij met haar vingers het woordje ‘hihi’ in verschillende hoeken van het raam had getekend, ze moesten er beiden om lachen. Maar hij had toen al moeten weten wat hem te wachten stond. Ze had iets onbeholpens, iets kinderlijks, maar juist dat maakte haar in zijn ogen aantrekkelijk. Zonder hem zou ze het niet redden, voorvoelde hij, ze had hem nodig. Dan was hij, in weerwil van de vele verwijten van zijn moeder, toch nog ergens goed voor. Hij had een doel in zijn leven gevonden, deze vrouw gelukkig maken.

Op de weg terug naar huis voelt hij de zwaarte in zijn buikstreek langzaam afnemen, al blijft er nog een restant hangen. Zo behoedzaam mogelijk opent hij de deur van de huiskamer. Carola heeft zich op de bank genesteld, de tv aan, een quiz waarin de deelnemers om de haverklap om zichzelf applaudisseren. Ze kijkt niet op wanneer hij op de stoel bij het raam plaatsneemt.
Hij probeert zijn gedachten te ordenen, maar elke keer dat hij naar Carola kijkt, voelt hij een afstand die hem in de war brengt.
‘Carola,’ begint hij aarzelend. Zijn stem klinkt bijna smekend. ‘Kunnen we niet... gewoon even rustig…? Zonder verwijten, zonder ruzie?’
Carola kijkt hem vluchtig aan, doet alsof ze hem nauwelijks hoort.
‘Wat valt er nog te praten, Jan? Alles is al gezegd. Ik ben moe van jou, van de continue strijd tussen ons. Ik wil rust.’
Een nieuwe zwaarte overvalt hem. De muren die zijn vrouw om zich heen heeft opgetrokken, lijken ondoordringbaar.
‘Ik wil niet dat het zo eindigt,’ zegt hij zacht. ‘Ik hou van je, Carola. Van jou en de kinderen. Ik wil dit niet opgeven.’
Carola’s blik blijft op de tv gericht, waar een panel achter een grote ronde tafel krom ligt om een grap die gemaakt is.
‘Het is te laat, Jan. Misschien hadden we beter nooit iets met elkaar moeten beginnen.’
‘Wil je dat ik definitief wegga? Dat dit allemaal ophoudt?’
Ze zwijgt. Hij staat op, loopt naar de keuken en neemt zijn jas van de stoel. Zijn handen trillen, maar hij probeert zijn emoties in bedwang te houden.
‘Ik vertrek,’ zegt hij met een schorre stem. ‘Als dat is wat je wilt.’
Carola kijkt hem aan, maar haar ogen blijven kil en afstandelijk. ‘Klopt. Ik ben blij dat je het eindelijk doorhebt. Het is beter voor ons allemaal.’
Jan draait zich om. Wanneer hij op de gang is, twijfelt hij. Hij wil nog iets zeggen, maar weet dat het geen zin heeft. Hij klikt de deur achter zich dicht. De lucht buiten voelt benauwd aan, ondanks de geur van seringen in de voortuin.
Door het raam heen ziet hij in een vlaag Carola uit de keuken terugkomen met een fles rode wijn in haar hand. Hij stopt met lopen, buigt zijn gezicht voorbij de vuurdoorn aan de muur en gluurt naar binnen. Hij ziet hoe zijn vrouw zich opnieuw op de bank nestelt en haar glas volschenkt. Na een eerste slok pakt ze haar mobiel en toetst iets in. Een glimlach verschijnt om haar mond.