Hoofdbanner

De Nederlandse literatuur kenmerkt zich (naar mijn mening) door gezapigheid, een naar binnen gekeerd zijn, een langdradig soort middelmatigheid. Heel af en toe steekt een boek boven dit maaiveld uit. Voor mij in het verleden: J.M.A. Biesheuvel - In de bovenkooi, Bernlef - Hersenschimmen en Harry Mulisch - De ontdekking van de hemel.
Natuurlijk, veel moderne Nederlandse boeken zijn knap geschreven - met de nadruk op knap - maar beklijven na lezing toch weinig. Te veel bedacht, denk ik dan, te veel op een gekunstelde manier in elkaar geflanst.
Ik mis de innerlijke noodzaak. Picknick

Tot ik een tijdje geleden een boek met de verzamelde dichtbundels van Esther Jansma las,
met daarin opgenomen de roman Picknick op de wenteltrap. Zoals ik dat vaker doe, sloeg ik
een willekeurige bladzijde open en begon te lezen. Over de gedichten gleed ik heen, als een
fietser op een brede asfaltweg, links en rechts een blik werpend op aangename natuur, met vergezichten die mij als nogal vanzelfsprekend voorkwamen (voor alle duidelijkheid, dit is
een metafoor, in werkelijkheid fietste ik daar niet echt hoor - voor ik daar weer discussies over krijg...). Maar de fragmenten die ik las uit Picknick op de wenteltrap grepen mij meteen aan. Waarom? Vanwege de oorspronkelijkheid, de binnenstebuiten gekeerde wereld die beschreven wordt, de puurheid van de kinderlijke fantasie.
Ik ging nu stelselmatig lezen, van begin tot eind. Het werd een adembenemende ervaring.

Het boek bestaat uit ruim honderd losse fragmenten van meestal niet meer dan een bladzijde. Ze hebben steeds een (nogal zware) titel als De wettenDe hoogte en de diepteDe honger. Een aantal van deze titels wordt steeds herhaald. Hoofdpersoon is een klein meisje genaamd het hoofd. De innerlijke stemmen van dit meisje heten Oud en De romanticus. Continu zijn deze drie in gesprek met elkaar in een poging de wereld te ordenen en te begrijpen. Andere personen die een rol spelen zijn de vader, de moeder, het tweelingzusje en de andere zussen, een enkele keer een tante of grootmoeder.
Het is proza geschreven in poëzietaal. Zeer compact, met een grote rijkdom aan woorden en betekenissen op de vierkante centimeter. Ik kan me voorstellen dat niet iedereen daar even gemakkelijk doorheen komt. Het vraagt een intensieve manier van lezen. En herlezen. Maar inderdaad, zoals gezegd, wat een rijkdom.
Een voorbeeld, het vierde fragment uit het boek:

Het denken

Je loopt door de kamer en wijst dingen aan. "Tafel, schaal, stoel, foto, schaar."

Daarna kijk je hoe regen over het vensterglas druipt. Je probeert de druppels te onthouden. "Nu, nu, nu," zeg je, maar de druppels gaan te snel; hun nu is al voorbij als je het uitspreekt.
De druppels zijn mensen, denk je. Als ze bovenaan zijn, zijn ze jong; onderaan zijn ze oud. Je kijkt naar de druppels vlak boven de vensterbank. Arme druppels. Zouden ze weten dat ze doodgaan?
Je kijkt hoe de regen op straat valt. Met iedere druppel spat een zeilbootje van water omhoog. Een heleboel zeilbootjes die niet langer dan een tel bestaan. Ze denken dat ze op weg zijn, denk je. Opeens bestaan ze en geloven ze dat ze er altijd al waren en dan is het over, dan denken ze niets meer.
Je kijkt naar de bootjes en denkt: ik denk "ik"! Mijn ik denkt met mijn hoofd!
Je denkt: ik ben dit hoofd!

Je kunt op dit fragment direct heel wat filosofie loslaten. Dat is aan de lezer. Zo heeft elk fragment in dit boek zijn eigen invalshoek. Sommige zijn hilarisch, absurdistisch, andere ontroerend of heel teder geschreven. Tegelijkertijd ontwikkelt zich een soort van familiedrama, vanuit het kinderlijke perspectief geschreven. Er is de vader tegen wie het kleine meisje opkijkt, met wie ze haar fantasieën deelt, die geleidelijk uit haar leven verdwijnt. Alsof ze de komende dramatiek aanvoelt, zo beschrijft ze het moment dat hij aankondigt ergens anders te gaan wonen:

Zijn rug is mooi en groot, denkt het hoofd. Ik moet zijn rug onthouden.

In de belevingswereld van het kleine meisje (het hoofd) wemelt het van de sprookjesmotieven, absurde gedachten, omgekeerde-wereld-ideeën als in Alice in Wonderland, maar bovenal de verwondering om die onbegrijpelijke grote-mensen-wereld. Te vergelijken met het onaantastbaar rijk geschreven De kleine prins van Antoine de Saint Exupéry. 
Ik weet het, wat ik aanhaal is wereldliteratuur. Maar daar schaar ik dit boek van Esther Jansma ook onder. Een werkelijk subliem boek! Het heeft de puurheid van Salinger's The catcher in the rye, het inlevingsvermogen in de denkwijze van een kind als in James Joyce's A portrait of the artist as a young man. Maar ook de lichtheid van de gedichten van Toon Tellegen. 

Heel apart dat ik dit boek nu pas ontdekt heb. Een juweel. Het is al 23 jaar oud (uit 1997)! Waarom is hier niet eerder de loftrompet over gestoken? Onbegrijpelijk. Laat ik eindigen met nog een fragment:

De wisselvalligheid

In het kippenhok van de buren zit een engel. Hij is mager en vuil, de veren van zijn vleugels steken slordig door het gaas.
"Waarom hebben ze hem opgesloten?" vraagt Oud.
"Omdat ze denken dat hij een kip is," zegt de Romanticus. "Ik denk niet dat ze er iets mee bedoelden."