Vorig jaar (om precies te zijn, op woensdag 23 mei 2018) was er op omroep MAX een voordracht van hersenwetenschapper Erik Scherder over het brein. Ik was in de andere kamer voor school aan het werk en luisterde er zijdelings naar.
Ik krijg altijd een beetje de kriebels als ik de man zie of hoor. Misschien door zijn overdreven enthousiaste manier van praten en presenteren, misschien ook door zijn (in mijn ogen) erg eenzijdige nadruk op de functies van onze hersenen. Alsof wij als mens alleen maar uit hersenen bestaan. Alsof die ons volledig bepalen.
Ik veerde op toen ik hem over 'de wil' hoorde praten. Volgens hem zetelt ook deze in ons brein, in onze hersenen dus. Pardon? Letterlijk zei hij (voor wie het wil terugzien, op youtube staat het filmpje nog, na 20.30 minuten):
Ik wil het woord 'kat' schrijven.
Huh?
Ik wil iets, dat is een hersenfunctie.
En die hersenfunctie komt al een beetje van de binnenkant van die frontale lob: ik wil iets (wijst op een plek in de hersenen).
De wil zit dus, zo interpreteer ik dit, op één speciale plek in de hersenen, namelijk aan de binnenkant van de frontale lob.
Dit lijkt een vervolg op wat Dick Swaab in zijn boek Wij zijn ons brein schrijft. Ons brein dat alles bepaalt: wie we zijn en hoe we ons gedragen. Alleen is het nu specifieker, met de aanduiding van de precieze plek van de wil in onze hersenen.
Verontrustend, vind ikzelf, dat een publiek figuur als Erik Scherder ook al dit soort reductionistische uitspraken doet. Waarmee ik bedoel, een mens zit zoveel complexer in elkaar dan dat ie bepaald wordt door bepaalde gebiedjes in de hersenen. Dat die gebiedjes hem aansturen. Dat emoties, verliefdheden, ambities, gedrag en nu dus ook de wil, dat die allemaal in de hersenen verankerd liggen. En ons laten zijn wie we zijn.
Het is zo'n versimpelde visie op wat het leven inhoudt dat ik er lacherig over zou kunnen doen, ware het niet dat hele volksstammen deze visie inmiddels omarmen. Met name spreekt dit leken (zij die geen universitair onderwijs hebben genoten) erg aan. De wereld wordt in één keer behapbaar, overzichtelijk en eenduidig. Wat maakt dat ze er verder niet of nauwelijks over hoeven na te denken. Het is een feit, want aangetoond door de wetenschap. Zo is het nu eenmaal.
De mens wordt beschouwd als een machine. De evolutiebioloog Richard Dawkins beschreef dit al in zijn boek The Selfish Gene (Onze zelfzuchtige genen). Brr, ikzelf krijg daar de rillingen van. Het is niet zo dat ze per se ongelijk hebben. Vanuit hun (eenzijdige) perspectief zijn ze zelfs goed te volgen. Maar, wat een kaal landschap levert dit soort inzichten op. Wat een letterlijk zielloze visie op het leven.
Ben ik dan een romanticus? Misschien wel. Maar ik zou het niet willen missen, de rijkdom van de geest, de verwondering om alles wat er is, het openstaan voor datgene wat niet direct zichtbaar of meetbaar is. Het diep doorleefde gevoel dat alles met elkaar in verbinding staat. Hoe wijzelf allemaal middels onzichtbare draden met elkaar in verbinding staan, hoe onze levens op elkaar ingrijpen. Dat wij onderdeel zijn van een groter geheel. Dat het leven echt wel een bepaalde zin en waarde heeft. Dat wij er toe doen.
Oké, dat maakt het leven uiterst complex, niet te voorspellen, maar ook zo ontzettend boeiend en veelzijdig. Vind ik, ervaar ik elke dag opnieuw.