Terwijl hij zich nog eens omdraaide onder zijn dekens, ging zijn mobiel op het nachtkastje af. Uitslapen is een vaste gewoonte geworden sinds hij met pensioen is. De dag rustig beginnen, zonder stress, een bak koffie en krantje bij de hand. Daarna de tuin in om de tientallen stekjes kaasjeskruid water te geven. De Malva arborea met zijn specifieke dieppaarse groeven, hij heeft ze vanaf de winter in bakjes gekweekt en verzorgd. Het is zijn nieuwe hobby: tuinieren.
In de middag buigt hij zich gewoonlijk over zijn column, een literaire dans op papier voor het regionale dagblad. Een paar uur lang vlinderen de metaforen door zijn kamer. Hij wordt er vrolijk van. Zijn wandeling daarna door het park volgt als een ritueel van rust en nieuwe gedachten. Boodschappen doen, het avondmaal bereiden, ze vullen de dag als een vanzelfsprekende voortzetting. Ida ziet hij pas wanneer zij terugkomt van haar werk. Nog drie jaar, dan zit ook haar werkzame leven erop. Ze maken al plannen om met een camper door Europa te trekken, of misschien een rondreis in Nieuw-Zeeland.
Het verzoek of hij wilde invallen overviel hem. Natuurlijk, op LinkedIn had hij in een onbewaakt ogenblik een recruiter toegevoegd. Hij had het kunnen weten. Een docent, hoorde hij, was ten prooi gevallen aan het nieuwe virus dat het land sinds een half jaar in zijn greep hield. Een tijdelijke vacature voor het vak Nederlands. Hij twijfelde, maar Ida trok hem resoluut over de streep.
‘Activiteit is goed voor je, joh,’ zei ze. ‘Je bent nog veel te vitaal om niks te doen. En wat extra financiën zijn meer dan welkom. Het zou stom zijn als je deze kans niet met beide handen aangrijpt.’
Haar woorden streelden hem. Het was duidelijk, hij moest het doen. Maar hij ziet huizenhoog op tegen de toespraak die hij voor het voltallige personeel moet houden, meteen op zijn eerste schooldag al. Dat schijnt erbij te horen. Meteen het diepe in. Al die nieuwe gezichten, maar vooral de veranderde omstandigheden. Hij heeft erover gehoord, de laatste maatregelen van het kabinet in met name de grote steden. Hier, in een uithoek van het land, valt er nog weinig van te merken. Alsof de tijd hier heeft stilgestaan. Maar nu zal hij eraan moeten geloven.
De parkeerplaats is een zee van blik met om de zoveel meter borden met het opschrift: ‘Houd afstand’. Hij zet zijn auto neer en loopt met zijn tas onder zijn arm naar de hoofdingang. Daar ontvouwt zich een schouwspel waar hij het al direct benauwd van krijgt. Een lange stoet van mensen, hun gezichten verborgen achter vierkante maskers. Aangebrachte gaatjes onthullen flarden van ogen, een kleine opening voor de neus, een half rondje voor de mond. Het doet hem denken aan beelden uit de jaren zestig van de vorige eeuw, waar de Ku Klux Klan opereerde in de schaduwen van Amerika. De gelijkenis zindert in de lucht, alleen ontbreken hier de opwaartse witte punten op het hoofd.
Hij wil de voorste man begroeten met een handdruk. Echter, deze zwaait met zijn armen alsof er groot gevaar dreigt. Noodgedwongen loopt hij daarna met een boog om de groep heen. Hij probeert nog contact te maken met een tweetal vooraan, roept zo vriendelijk mogelijk ‘hallo’, maar ook bij hen geen respons. Er klinkt slechts een dof gemurmel, het is onduidelijk of het voor hem bedoeld is.
Hij besluit op zoek te gaan naar zijn klaslokaal op de tweede verdieping. De tijd tikt door, over twintig minuten staat zijn eerste les op het punt te beginnen, een 2 Havo klas. Op elke muur prijken borden: 'Houd afstand' en 'Pas op voor besmetting'.
In de gang beneden komt een meisje met blonde lokken hem tegemoet. Ze draagt geen masker. Pientere ogen kijken hem vorsend aan. Ze knikt alsof er tussen hen een stille overeenstemming bestaat.
‘Daar bent u dan eindelijk’.
Hij is verbaasd. Moet hij haar kennen?
‘En wie bent u?’ vraagt hij gespeeld vormelijk.
Het meisje glimlacht.
‘Spreekt u me alstublieft met ‘je’ aan. Ik ben Beatrice, ik zal u rondleiden. U bent nieuw hier, toch? Loop maar met mij mee.’
Gedwee laat hij zich door haar leiden, geen idee wie ze is. Ze stapt vastberaden voort, terwijl ze over de verschillende ruimtes uitleg geeft. Het gebouw komt op hem over als een wirwar van gangen, doorkijkjes, grote lokalen, kleine lokalen, trappen die omhoog slingeren, bochten naar links, bochten naar rechts – een labyrint waar hij snel in zou verdwalen. Maar Beatrice weet overal de weg.
Bij een ruime hal met grote openstaande deuren houdt ze halt.
‘Kijk,’ zegt Beatrice. ‘Dit is de personeelskamer. Bedoeld voor de kleerkrachten.’
‘Pardon?’
Verbijsterd kijkt hij haar aan. Kleerkrachten, heeft hij het goed gehoord? Beatrice moet lachen.
‘Ik kan merken dat u het nieuws de laatste tijd niet heeft gevolgd. Heeft u onder een steen gelegen of zo? Onze minister-president niet gehoord?’
Ze slaat met haar handen op haar benen, proest het uit. Nadat ze is bijgekomen, vervolgt ze met een twinkeling in haar ogen:
‘U zult wel weten, dit zijn rare tijden. De wereld is aan het verschuiven. Nu er een nieuwe pandemie is, heeft de overheid ingegrepen. Dingen worden anders benoemd, anders geregeld ook. U hebt gezien hoe het personeel zich kleedt en gedraagt? Iedereen heeft tegenwoordig een klesker op. Die dient u straks beneden op te halen. Als u dat niet doet kunt u problemen krijgen.’
‘Maar jij draagt zelf toch ook niet zo’n eh… klesker.’
‘Nee, maar ik hoor hier eigenlijk niet. Ik ben er voor de nieuwelingen. Ik geef informatie buiten de lijntjes om. Officieel mag het niet, maar men laat het oogluikend toe om iedereen op zijn gemak te stellen. Ik ben een gids, geen kleerling.’
‘Geen wat?’
‘Geen kleerling, degene aan wie u straks les gaat geven. Zo worden ze tegenwoordig genoemd, kleerlingen. Van hogerhand dienen we ze zo te noemen. De taalpolitie vond de term leerling te gevoelig, de nadruk lag te veel op het woord leren. Die druk kunnen kinderen van tegenwoordig niet aan. Nu met de nieuwe kledingvoorschriften om ons tegen het virus te beschermen, nou ja, u begrijpt het wel.’
Hij knikt, de realiteit van het nieuwe normaal dringt langzaam tot hem door.
‘Zo, dit hier is uw lokaal. Uw eigen deur staat open. De kleerlingen nemen die van achterin. Alles voor de veiligheid. Ik laat u verder alleen, we zien elkaar straks weer. Heeft u verder nog vragen?’
Nee, of eigenlijk juist wel. Een overvloed aan gedachten stroomt door zijn hoofd, maar Beatrice is de bocht al om, buiten zijn gezichtsveld. Tijd om verder na te denken heeft hij niet want een aanzienlijke groep eh… kleerlingen komt vanuit de gang op hem af. Hij haast zich naar binnen. Daar opent hij als eerste de ramen, hij snakt naar frisse buitenlucht.
Van een afstand ziet hij ze binnendruppelen, een stoet die geruisloos de deur aan de achterzijde binnengaat. Een zee van maskers, sommige wit, andere donker, en eentje vrolijk geel met zwarte stippen. Zonder te groeten neemt iedereen zijn plaats in, met een vanzelfsprekendheid alsof dit ritueel al jaren zo plaatsvindt. Geen gekibbel, geen geklets, een voorbeeldige ordelijkheid. Zo heel anders dan vroeger, toen pubers nog gedreven werden door opstandige hormonen en chaos de norm was.
Met een klik activeert hij het digibord en schetst een overzicht van de les. Wanneer hij zich omdraait naar de klas merkt hij dat vlak voor hem een glazen wand vanuit het plafond is neergelaten. Alles tegen de besmetting natuurlijk. Een microfoontje hangt boven zijn hoofd, hij tikt ertegen, ja het werkt. Als hij zichzelf voorstelt, ziet hij niet veel meer dan bewegende ogen. Geen gezichtsuitdrukking, niets wat emoties of belangstelling verraadt. Een vraag van zijn kant blijft onbeantwoord in de lucht hangen. Hij besluit zijn verhaal te houden. Boeken worden opengeslagen, tablets komen tevoorschijn.
‘Eh, ik wil vertellen over Karel en de …’.
Hij steekt van wal en merkt nauwelijks op dat er al een kwartier voorbij is gegaan. Geen van de leerlingen heeft op- of omgekeken. Zouden ze wel luisteren? Terwijl hij op de automatische piloot verder praat, dwalen zijn gedachten af naar de toespraak die hij straks zal gaan houden. Thuis heeft hij geoefend, met Ida als toehoorder. Haar knikje van goedkeuring bracht een tijdelijke geruststelling, maar daar is nu weinig van over.
Hij geeft huiswerk op, een vijftal opgaven waarmee de klas nu al aan de slag kan. In een gelijktijdige beweging grijpt eenieder naar pen en tablet om aantekeningen te maken. Zo'n groep heeft hij niet eerder meegemaakt. Maar of hij hier blij mee is? Vroeger had je van die leerlingen die proppen gooiden en klierden. Hoe lastig het ook was om ze in het gareel te houden, er zat tenminste leven in.
Er resten nog drie lessen, allemaal 2 Havo. Dezelfde stof, dezelfde verhalen en opgaven. De pauze brengt hij door in zijn lokaal, waar hij zich tegoed doet aan boterhammen met kaas en een pakje chocomel. Nog één les te gaan, en dan is er zijn presentatie op de middagbijeenkomst. Hij zal blij zijn als dat achter de rug is.
Hij stapt het podium op, zonder klesker. Na lang overwegen heeft hij het aangedurfd. Zijn provocatie doet hem vanbinnen glimlachen. Toch trilt hij op zijn benen wanneer hij de microfoon ter hand neemt. Deze hapert aanvankelijk, maar een ferme tik tegen de kop doet wonderen. Zoals dat er heel vroeger aan toe ging met vervelende leerlingen, bedenkt hij, hoewel dat voor hem toen ook al een brug te ver was.
Zijn blik glijdt door de zaal, waar vierkante gezichten gelaten toekijken wat er staat te gebeuren. In die zee van verwachting speurt hij de ruimte af, zoekt hij vergeefs naar Beatrice. Waar zou ze uithangen?
‘Beste collega’s,’ begint hij.
Hij aarzelt over hoe verder te gaan. Het woord ‘collega’s’ voelt nu al als misplaatst.
‘Allereerst wil ik mijn dank uitspreken dat ik eh…’. Ja, waarvoor zal hij zijn dank uitspreken? Zo vriendelijk is hij hier niet ontvangen.
‘Dat ik eh… uitgenodigd ben om als nieuwbakken eh… kleerkracht hier kles te geven.’
Hij wacht een moment. Bezigt hij de goede taal, zoals dat tegenwoordig verwacht wordt? De maskers blijven hem onbewogen aanstaren, als zombies. Niet bepaald bemoedigend.
‘Het is mij een eer, al moet ik natuurlijk nog wel wat wennen, het hartelijke welkom…’.
Oei, hier begint hij te liegen. Bij jezelf blijven, niet om de hete brij heen draaien, zeggen wat je wilt, zo eerlijk mogelijk. Ida heeft makkelijk praten.
‘De tijden zijn natuurlijk veranderd, wat dat betreft zijn jullie eraan gewend, terwijl ik… terwijl het voor mij allemaal nieuw is. Maar ik heb er vertrouwen in dat ik op deze school…’.
De onrust slaat toe. De tekst die hij samen met Ida heeft doorgenomen lijkt in deze situatie totaal misplaatst. Waar is Beatrice nu hij haar heldere ogen en geruststelling zo nodig heeft?
‘Zoals ik zeg, op deze school...’.
Hij hapert opnieuw. Plotseling ziet hij zichzelf van een afstand, alsof hij boven zijn eigen lichaam zweeft, losgekomen van de realiteit. Hij kijkt neer op een eenzame figuur aan de kansel, met daarachter een grijze massa, gehuld in domme maskers. Het lijkt wel een toneelspel met een slechte acteur en een waardeloos publiek. Wat doet hij hier eigenlijk? Het bloed stijgt naar zijn wangen.
‘Op deze school dus…’
Zijn stemming slaat om. Boosheid welt in hem op. Het kan hem opeens geen zier meer schelen. Dan maar de knuppel in het hoenderhok. Ze vragen erom, dan zullen ze het weten ook.
‘Op deze school vol kleerkrachten en kleerlingen aan wie ik kles zou moeten geven.’
Zijn stem trilt van verontwaardiging. Hij verwacht boegeroep te horen, of op zijn minst enige vorm van tegenspraak. Maar het blijft ijzingwekkend stil, alsof er een onvoorzien gat valt in een misplaatst theaterstuk.
‘Jullie met je klesters, jullie zoeken het maar uit. Kom ik hier met de beste voornemens, krijg ik een ontvangst van lik-me-vestje, niemand die normaal doet, niemand die hier om een ander geeft, alleen maar regels, stomme regels waar iedereen zich aan moet houden.’
Opnieuw onderbreekt hij zijn woordenstroom. Er volgt geen enkele reactie vanuit ‘het publiek’. Moedeloosheid overvalt hem. Maar hij herpakt zich, brengt de microfoon opnieuw naar zijn mond.
‘Ik wens hier geen deel van uit te maken. Als jullie dat maar begrijpen. Dit is allemaal zo ongezond. Zien jullie dat zelf niet? Nee, natuurlijk niet met jullie belachelijke uitdossing. Ik zou zeggen, ga eens naar het toilet, was je handen, bekijk jezelf in de spiegel. Wat zie je daar? Als je eerlijk bent is dat geen mens meer. Het is een… nou ja, vul zelf maar in. Ik ga er tenminste vandoor, jullie zoeken het maar uit, stelletje kl… kl… klerelijers.’
Klootzakken, had hij willen zeggen. Op het laatste moment slikte hij het in, hij wilde zichzelf niet verlagen tot het gebruik van scheldwoorden. De alliteratie kwam spontaan in hem op, een teken van zijn liefde voor poëzie die nog altijd op de loer ligt. Maar hij wordt al snel weer overmand door een opkomende woede. Nog één keer laat hij zijn blik de zaal rondgaan. Dan smijt hij de microfoon op de grond en verlaat met grote passen het podium. Terugkomen zal hij hier niet, ongeacht het geld dat het oplevert, ongeacht wat Ida ervan zal zeggen.
Bij de parkeerplaats staat Beatrice tegen een bord ‘Houd afstand’ geleund, haar rug naar hem toe. Hij aarzelt om op haar af te stappen. Voordat hij een besluit neemt, draait ze zich al om.
‘Het is u niet gelukt, zie ik. Jammer, maar misschien beter. De wereld is anders geworden. Er zijn zoveel anderen weggegaan hier, meestal ouderen die al die nieuwe ontwikkelingen niet willen. Sommigen zijn vrachtwagenchauffeur geworden, lekker alleen achter het stuur. Geen regels, geen maskers. Anderen zijn gestopt en tellen nu het aantal plantjes op hun vensterbank. Hopelijk blijft u trouw aan uzelf, dat gun ik u.’
‘Jaja,’ knikt hij, opgelucht dat ze hem lijkt te begrijpen. Is er toch nog iemand die... Nee, er moeten vast meer mensen zijn die deze hele regelgeving als onzin beschouwen. Die verlangen naar een natuurlijker manier van leven. Dat moet toch een keer doorbreken in deze massahysterie? Eerst maar eens proberen Ida thuis te overtuigen. Dat zal al een hele klus zijn.
Als hij zijn auto start is Beatrice verdwenen, waarschijnlijk terug het schoolgebouw in om nieuwe ‘kleerkrachten’ te verwelkomen. Zodra hij de oprijlaan afrijdt en een ruime bocht maakt om de grote weg op te gaan, slaakt hij een zucht van verlichting. Ontsnapt, is het enige woord dat in hem opkomt.
Houd afstand
Plaats reactie