Afdrukken

Wanneer Marvin ontwaakt, kijkt hij tegen een gele muur aan, versierd met een kruis, een poster met bit tits, en een andere met een doodskop. Zijn voet rust op een rode bank, terwijl hijzelf op een harde betonnen vloer ligt, met een pijnlijke rug als gevolg.
Eerst maar eens een verkwikkende douche. Slechts gehuld in zijn muts betreedt hij de badkamer. Het water stroomt langs zijn muts en glijdt over zijn lichaam. De zeep prikt in zijn ogen, waardoor hij kortstondig niets ziet. In zijn gedachten gaan flitsen van een spartelende vis rond, een zwabberend been, en een zakenman die zijn tranen wegveegt.
Op dat moment gaat de telefoon over. Het is Sim die belt. Hij vraagt Marvin of hij zin heeft in een trip.

In een afgelegen ruimte houden tien personen een vergadering rond een ovale tafel. Een zaal vol toeschouwers observeert het schouwspel. Het aantal aanwezigen staat op 34.060. Twee individuen steken hun hand op, terwijl één man enthousiast zwaait met een rood-wit-blauw vlaggetje. ‘Ikke ikke!’ roept hij uit.

Marvin daalt de trap af en ziet de taxi al wachten. Hij schuift naast Sim op de achterbank.
‘We gaan er samen een knaldag van maken!’
Marvin steekt zijn armen in de lucht en geeft Sim een high five. De chauffeur kijkt in zijn achteruitkijkspiegel en glimlacht. De taxi hobbelt met vierkante wielen over het asfalt. Bij elke hobbel schudden Sim en Marvin op en neer. Ze laten de sloppenwijken vol zwervers en vervallen huizen achter zich. De zon schijnt fel, het groene landschap spreidt zich rondvormig glooiend voor hen uit.
Sim vraagt de chauffeur te stoppen. Marvin snelt als eerste naar het slingerende beekje, gevolgd door Sim.
‘Hallo, wij zijn het.’
Ze kijken omhoog en zien een voet uit het gebladerte van de boom steken, gevolgd door de rest van het lichaam. Het blijkt een vrouw te zijn, gekleed in een witte badjas.
‘Willen jullie alles zien?’ vraagt ze.
‘Natuurlijk, waar zouden we anders voor komen?’ mompelt Marvin. De voorstelling begint en alles lijkt vandaag mee te zitten. Het weer, de omgeving en zeker ook de aanwezigheid van de mysterieuze vrouw. Sim buigt zich voorover om een beter zicht te krijgen op haar ontblote lichaam. Na afloop van de voorstelling keren ze om en lopen terug naar de taxi.
‘Hé, stelletje lamzakken, betalen!’ roept de vrouw.
Marvin graait in zijn zakken, geeft haar snel een briefje van 100.
‘Prima gedaan,’ zegt de taxichauffeur als ze de sloppenwijken weer inrijden. Hij maakt met zijn duim en wijsvinger een mooi rondje.
‘Jullie zijn echte knalgasten.’

Aan de ovale tafel zit slechts één zakenman. De rest is vertrokken, ook het publiek heeft de ruimte verlaten. Een schoonmaakster veegt de laatste sporen van rommel richting de muur. De man die eerder zwaaide met het rood-wit-blauwe vlaggetje huilt nu tranen met tuiten. Onverstaanbare woorden mompelt hij, terwijl zijn huilen steeds luider wordt. Hij vervloekt zichzelf en de hele wereld.

Marvin en Sim stappen uit en besluiten een goudvis in een kom te kopen bij de dierenwinkel. Door de bolling van het glas ziet Marvin hoe de vergrote vis in het water rondspartelt. Eenmaal in de kroeg treffen ze de zakenman aan, die zijn bier in één teug leegdrinkt zonder op te merken dat er een vis in zijn glas zwemt.
Marvin en Sim richten hun aandacht op een man die als een idioot op een wankele tafel staat te springen. Hij ontbloot zijn buik en haalt daar het hoofd van een kind tevoorschijn. Sim ondertussen flirt met de barjuffrouw terwijl Marvins bier uit zijn glas klettert en over de voeten van een man aan een tafeltje vloeit. De man, die hier duidelijk niet van gediend is, tilt Marvin op als een gewichtheffer en smijt hem hardhandig op de bar. Eerst giet hij de inhoud van zijn eigen glas over Marvin, gevolgd door die van een ander.
Sim frunnikt nu aan de borst van de barjuffrouw, die lachend de knopen van haar blouse opent. Op de achtergrond danst de man nog altijd op de tafel, waarbij het hoofd van het kind bijna uit zijn buik lijkt te komen. De muziek knalt keihard uit de boxen, vergezeld door scheurende gitaren. Marvin wordt opnieuw door de lucht geslingerd, de gewichtheffer lijkt er geen genoeg van te krijgen. Er gebeurt van alles tegelijk, het is een kakofonie van herrie en bizarre gebeurtenissen.
Ineens is het stil. De barjuffrouw herschikt nonchalant haar borst, terwijl ze een drankje inschenkt voor Sim. De zakenman haalt een zakdoek tevoorschijn en dept zijn bezwete gezicht. Marvin is weer terug achter de bar. De barjuffrouw plaatst een biertje voor hem neer.
‘Gratis van mij.’
Marvin aarzelt, maar de barjuffrouw is hem te snel af. Met een bulderende lach giet ze het bier over zijn hoofd. Via zijn muts sijpelt het over zijn gezicht en de rest van zijn lichaam. De hele bar barst in lachen uit, zelfs de zakenman veert op.
Marvin stapt weg van de bar, zichtbaar teleurgesteld over de armzalige toestand van deze plek. Buiten staan twee mannen met zwarte petten tegen een muur gedrukt, innig elkaar betastend. Even verderop werkt een zwerver zijn fles whisky naar binnen.
De zakenman houdt een taxi aan, nog steeds veegt hij het zweet van zijn voorhoofd. Op een brug stapt hij uit, tuurt over de rand van het ijzeren hek. Vlak onder hem vaart een boot langzaam weg.
Marvin bereikt dezelfde brug. Hij heeft er genoeg van - vrouwen, drank, alles. Hij grijpt de eerste de beste lantaarnpaal en klimt naar boven. Bovenop de lamp genesteld trekt hij zijn benen op en slaat zijn armen eromheen. Hij voelt geen angst. Een vogel fladdert langs. Beneden staat Sim luidkeels te schreeuwen.
‘Kom eraf, alsjeblieft. Doe het voor mij.’
Marvin reageert niet. De zakenman voegt zich bij Sim.
‘Wat is er aan de hand?’
Sim wijst naar boven.
‘O jee,’ zegt de zakenman. Hij wordt kwaad.
‘Kom godverdomme naar beneden of ik sla je naar beneden.’
Hij ramt met zijn vuist tegen de lantaarnpaal. Marvin geeft geen krimp, ondanks dat de paal vervaarlijk heen en weer zwiept. De zakenman kleedt zich uit. In zijn onderbroek opent hij zijn koffer, haalt er een beulsmasker en een grote bijl uit. Terwijl Sim tegen het hek geleund een slok van zijn fles neemt, begint de zakenman erop los te slaan. Bovenin schokt Marvin met elke bijlslag heen en weer. Hij is vastbesloten te blijven zitten waar hij zit.
Er komt een helikopter langs, met een engel aan het stuur. Terwijl de zakenman wild door blijft hakken, opent de engel haar deur. Met lieftallige ogen wenkt ze naar Marvin om in te stappen. Hij bedenkt zich geen moment. De engel schuift op, hij mag de helikopter zelf besturen. Marvin en de engel stijgen steeds hoger op.
De zakenman hakt wild door, steeds woester, zonder te beseffen dat zijn doelwit allang verdwenen is. Sim houdt ondertussen krampachtig zijn oren dicht.
Marvin en de engel landen op een flat, waar ze besluiten een spelletje pingpong te spelen. Eerst met de batjes in hun handen, maar al snel tilt de engel Marvin op, en begint een onwerkelijk schouwspel. Zonder handen zweven de batjes in de lucht en kaatst het balletje steeds weer terug, terwijl Marvin een visioen krijgt van een spartelende vis.
In hetzelfde ritme als het pingpongballetje mept de waanzinnig geworden zakenman blind zijn bijl tegen de lantaarnpaal. Opeens kapt hij zijn linkerbeen er af. Nog een slag, zijn andere been ook. Dan zijn armen. Wat er nog van hem over is, tuimelt voorover het water in. Zijn afgehakte armen en benen volgen hem. Langzaam zinkt hij naar de bodem. Twee geschrokken zeemeerminnen ontfermen zich over hem. Ze wikkelen hem, zonder armen en benen, als echte verpleegsters in een schone witte doek.
De engel brengt Marvin met de helikopter terug, precies bovenop zijn eerdere lantaarnpaal. Sim staat daar nog steeds op hem te wachten, blij steekt hij zijn handen in de lucht. In een paar seconden glijdt Marvin langs de paal naar beneden. Ze omhelzen elkaar als echte vrienden.
De zeemeerminnen zwemmen met hun wit pakketje naar het oppervlak. Ze brengen het via het slingerende beekje naar de boom van de vrouw in de badjas. Ze leggen het voorzichtig in de takken, als een vogelnestje.
Marvin en Sim houden een taxi aan. Dezelfde chauffeur van de ochtend zit achter het stuur.
‘Dit was nog eens een trip, niet?’ zegt Sim.
‘Nou en of',’ beaamt Marvin.
Ver weg, in de groene vlakte met een enkele boom, landt een vogel op een tak. Ze biedt het ingezwachtelde hoopje bij de stam een eerste wormpje aan. Het duurt lang voordat de mond van de zakenman opengaat.