Afdrukken

Vanochtend stond er een genuanceerd artikel in de NRC over het belang van onderwijsvernieuwing. De schrijver ervan, Barend Last, geeft aan dat er grofweg twee kampen binnen het onderwijsdebat bestaan: de ‘traditionelen’ en de ‘progressieven’.
De traditionelen kenmerken zich door het geven van klassikaal onderwijs. De docent staat voor de klas, geeft uitleg, de leerlingen luisteren en voeren opdrachten uit. De valkuil die hier op de loer ligt is dat de docent na vele jaren lesgeven, inzakt. Hij draait zijn lessen louter nog op routine af. Saai en voorspelbaar voor de leerlingen dus. Om bij in slaap te vallen.
De progressieven hanteren vooral onderwijsvernieuwende methoden. Denk daarbij aan onderzoekend/ontdekkend leren. Verschillende werkvormen komen hier te pas. Soms in het samenwerken in zogenaamde leerpleinen, soms individueel in het maken van uitdagende opdrachten. De valkuil hier is dat zo’n lessenserie te vrijblijvend kan zijn. De leerlingen krijgen zoveel eigen verantwoordelijkheid dat ze door de bomen het bos niet meer zien. En de leerkrachten ook niet.
Barend Last pleit ervoor de strijdbijl in deze discussie te begraven en samen op zoek te gaan naar beter onderwijs. Dat kan middels klassikaal onderwijs, maar ook via onderzoekend leren. Daar ben ik het mee eens. Echter, volgens mij moet er ten allen tijde aan drie voorwaarden worden voldoen, wil er sprake zijn van verbetering van ons onderwijssysteem. Dat noem ik de drie pijlers van het onderwijs. In de lerarenopleidingen en ook bij de schooldirecties zouden ze wat mij betreft meer aandacht mogen krijgen. Hier volgen ze.

1. Enthousiasme.
Al het lesgeven, welke methode er ook wordt gehanteerd, begint met het enthousiasme van de docent, zowel naar het promoten van het eigen vak als naar de leerlingen toe. Degene die voor de klas staat moet plezier uitstralen in wat hij doet. Laat ook zien dat hij of zij van de leerlingen houdt. Leerlingen zijn daar zeer gevoelig voor. Laat de schoonheid van jouw vak zien, met voorbeelden uit de dagelijkse werkelijkheid. Doorspek dat met humor of andere kwinkslagen.
Bijvoorbeeld bij het vak Frans: laat de leerlingen naast de droge vervoegingen van de werkwoorden liedteksten van Stromae uitpluizen of van andere bekende Franstalige zangers of zangeressen. Of beluister een toespraak van Macron en vertaal die. Laat beeld en tekst tegelijk zien. Of laat de leerlingen zelf een Franse tekst in elkaar flansen. Vertel iets over de Franse cultuur, aan de hand van bekende Franse films. Maak het Frans levend en dichtbij.
Of bij mijn eigen vak, natuurkunde. Bij de uitleg over de middelpuntzoekende kracht liet ik de leerlingen eerst nadenken (in een zogenaamd onderwijsleergesprek) over hoe zij met de fiets een bocht kunnen maken, welke weerstandskracht daarbij een rol speelt. Vervolgens met de formule erbij voor de middelpuntzoekende kracht liet ik zien dat bij een glad wegdek je òf je snelheid moet minderen òf een ruimere bocht moet nemen, wil je niet onderuit gaan. Mijn ervaring was dat dit leefde bij de leerlingen. Soms kwam iemand mij maanden later vertellen dat hij of zij elke keer bij het maken van een bocht in de weg aan mijn uitleg terugdacht. Dat vond ik leuk, maar vooral bemoedigend om te horen.

2. Structuur.
Leerlingen in de leeftijd tot pakweg 18 jaar hebben duidelijkheid en structuur nodig. Vaak missen ze het overzicht om die structuur zelf aan te brengen. Als docent moeten we daarbij helpen, tot voorbeeld dienen. Elke les moet duidelijk zijn, geordend vooral. Geef aan het begin van de les aan wat er gedaan gaat worden, welke stof, welke opgaven. Als het even kan met een tijdschema erbij. Geef ver van tevoren huiswerk op, indien dat nodig is (zelf ben ik een verklaard tegenstander van huiswerk, maar goed, iedereen is anders). Kom op het eind van de les nog even terug op wat er gedaan is, hoe er gewerkt is, wat er de volgende lessen op het programma staat. Tot een volgende toets aan toe.
Maak ook duidelijk wat de omgangsregels zijn. Trek de touwtjes aan, laat ze vervolgens weer los. Lesgeven is een in- en uitademen. Na een intensieve uitleg van pakweg een kwartier (= inademen) moet er een moment van ontspanning kunnen volgen van pakweg vijf minuten (= uitademen). Laat de leerlingen dan voluit kletsen met elkaar. Ook het gebruik van humor is een vorm van uitademen. Pak dan bijvoorbeeld weer de draad op door ze (bij een onrustige klas) zo’n 15 minuten in absolute stilte aan het eigen werk te zetten. Zelfs een speld mag je dan niet horen vallen. Leerlingen vinden dat fijn (al zullen ze dat nooit toegeven, want dat staat niet stoer). Ze vallen allemaal vanzelf uit hun rol. Een ieder krijgt de ruimte om zichzelf te zijn. De pestkop hoeft zich niet groot te houden door te gaan pesten, de stille kinderen hebben even niets van een ander te duchten, de harde werker kan ongestoord zijn of haar gang gaan etc. Daarna kan bijvoorbeeld het gemaakte werk klassikaal besproken worden. Rust, bedrijvigheid, rust, bedrijvigheid. Als een ademhaling inderdaad.
Van een docent vraagt dit om een consciëntieuze voorbereiding. Zelf besteedde ik iedere avond voor een lesdag anderhalf à twee uur aan mijn voorbereiding. Ik schreef elke les uit, met vaak ook notities van andere jaren. Als ik naar bed ging, zat elke les voor honderd procent in mijn hoofd. Het lesgeven zelf de volgende dag ging dan vanzelf.

3. Aandacht.
Betrokkenheid bij de les en bij de leerlingen is essentieel in het onderwijs. Als docent moet je honderd procent aanwezig zijn, en dat 50 minuten lang. Een docent staat continu ‘aan’, zoals dat heet.
Heb aandacht voor wat er leeft in de groep. Soms komen de leerlingen heel onrustig binnen. Dan hebben ze net een moeilijke toets gemaakt, of een les gevolgd waarbij de leerkracht geen orde kon houden. Schenk daar aandacht aan, laat ze hun frustraties uitspreken. Soms ben je daar wel tien minuten mee kwijt, maar daarna kun je wel doorgaan.
Probeer de hobby’s en interesses van de ‘leiders’ te weten te komen. Ga een gesprek met hen aan over de onderwerpen waar zij warm voor lopen. Heb je de leiders, dan heb je de klas. Ik ken een docent die iedere maandagochtend eerst de voetbalresultaten van het afgelopen weekend met de leerlingen doornam. En daarna pas met de les begon. Uitstekend.
Je bouwt een band op, met zowel de klas als met de individuele leerling. Zeker in het VMBO werken de leerlingen voor de docent, en niet voor het vak. Maak met de stille leerling een praatje wanneer je tijdens het zelfstandig werken door de klas loopt. Spreek zo iemand niet voor de volle klas aan. Geef veel complimenten. Durf ook te zeggen wanneer iemand of de hele klas naar jouw mening niet goed werkt. Wees af en toe scherp en kritisch. Maar onthoud: tegenover één kritische opmerking behoren minstens tien complimenten te staan. Geef de leerlingen vertrouwen. Ze geven het jou honderdvoudig terug!