Na het lezen van haar roman Als we zingen, mij aangeraden door een oud-leerlinge, was ik nieuwsgierig naar wat algemeen als haar beste boek wordt gezien: Dagen in de geschiedenis van stilte.
Eerst over Als we zingen: Het is het verhaal van een 13-jarig meisje dat opgroeit in een dorp in Noorwegen. Het gezin bestaat uit vader, moeder, tweelingbroer Kasper en een baby die al vroegtijdig overlijdt. Het is deze baby, haar kleine zusje, die ze af en toe toespreekt alsof ze nog leeft. Later wordt er nog een pleegkind in het gezin opgenomen, Bastian. Agnes, want zo heet ze, is een puber met alle eigenschappen die bij die leeftijd horen. Ze fantaseert er op los, pest andere kinderen, waaronder haar pleegbroer Bastian, liegt als het zo uitkomt, ervaart haar ouders alsof het vreemden voor haar zijn, ziet de rauwheid van het plattelandsleven om haar heen alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is, en is zowel kind als beginnende volwassene. Dat alles verteld in een nogal brokkelige stijl, kenmerkend voor hoe de Noorse Merethe Lindstrøm schrijft.
Ook Dagen in de geschiedenis van stilte (voor het eerst in het Nederlands verschenen in 2023) kenmerkt zich door die brokkelige manier van schrijven. Zinnen worden soms halverwege afgebroken, om in een volgende zin of even verderop alsnog voltooid te worden.
Hier is de verteller een vrouw die terugkijkt op haar leven, vol herinneringen en mijmeringen. Ze is onzeker, twijfelt of ze de dingen wel goed heeft gedaan, de opvoeding van haar drie dochters, het zoontje van een half jaar oud dat ze als tienermeisje ter adoptie heeft afgestaan. Veel herinneringen gaan over haar man Simon, die haar zijn verleden heeft verteld als klein Joods jongetje dat in de oorlog noodgedwongen was samen met zijn ouders en andere familie onder te duiken. Het is een geschiedenis die zij met zich meedraagt alsof het haar zelf betreft, maar nooit aan haar dochters heeft medegedeeld. Het is samen met het verzwijgen van haar afgestane zoontje een verzwegen geschiedenis, de geschiedenis van stilte. Haar man Simon is na een carrière als arts inmiddels ook tot stilte vervallen. Hij zegt niets meer, staart alleen afwezig voor zich uit, en is daarmee voor Eva, zoals haar naam ineens halverwege het boek valt, onbereikbaar. Er is een verzorgingshuis waar ze hem af en toe naartoe rijdt, maar ze twijfelt of ze hem daar definitief voor in zal schrijven. Verder is er de werkster, de Letse Marija, met ze het erg goed kunnen vinden, maar die ze ontslaan nadat deze een gevoelige snaar bij hen heeft geraakt. Dit tot groot ongenoegen van de drie inmiddels uit huis wonende dochters, die niet kunnen begrijpen waarom ze dat gedaan hebben. Ze hebben geen weet van de geschiedenis van hun vader.
Eva zoekt af en toe contact met de plaatselijke dominee, alsof die haar zou kunnen begrijpen en aanhoren. Maar ook hier weer weifelt ze om met haar verhaal te komen, haar diep weggestopt schuldgevoel dat ze haar zoontje toentertijd heeft afgestaan. Ook is er een graf van een onbekende jongeman, waar ze af en toe bloemen legt.
Het boek is een klein familiedrama dat barst van de emoties zonder dat deze expliciet worden genoemd. De geheimen van Eva en Simon worden heel langzaam prijsgegeven, wat het lezen van dit boek boeiend maakt, indringend en af en toe aangrijpend. Subtiel beschreven, levend en tragisch, vol vertwijfeling over hoe eerlijk en waardevol te leven. En wat er overblijft als het leven zo goed als voorbij is: stilte.