De Zuid-Koreaanse schrijfster Han Kang schijnt wereldberoemd te zijn. Ik had nog nooit van gehoord, maar zag bovenstaand boek in de bibliotheek staan. Proberen dus.
Nou, het is een bijzondere leeservaring geworden. Een bijzonder indringend verhaal over een vrouw van achter in de twintig die eerst besluit, na een droom, geen vlees meer te eten, vervolgens in de ban komt (of is het andersom) van haar zwager (de man van haar zus), met wie ze experimentele videokunst maakt, om vervolgens, omdat ze weigert nog iets te eten, in een verpleeghuis te belanden. Opgedeeld in drie hoofdstukken.
Het eerste hoofdstuk wordt verteld in de ik-persoon van de man van de vrouw, Yeong-hye geheten. Het beschrijft tamelijk klinisch (de man is een zakenman) hoe zijn vrouw van een heel gewoon iemand verandert in een fanatieke vegetariër. Door die droom dus. Het levert schrijnende taferelen op, zoals tijdens een etentje met de baas van de man en vooral tijdens een familiebijeenkomst. Met name de vader van Yeong-hye toont zich daar hardvochtig, met weinig begrip voor zijn 'ontspoorde' dochter.
Het tweede hoofdstuk beschrijft het verdere verhaal vanuit het perspectief van de zwager, de man van de vier jaar oudere zus, in de hij-vorm deze keer. Hij is kunstenaar, voelt zich aangetrokken tot Yeong-hye en weet haar over te halen om door hem te worden beschilderd. Naakt. Ze stemt overal in toe. Dit beschilderen van haar lichaam loopt uit de hand, de zwager gaat over grenzen heen, en wordt uiteindelijk betrapt door zijn vrouw In-hye, de zus dus van Yeong-hye.
In het derde hoofdstuk zien we de wanhopige pogingen van In-hye om haar zus, voor wie ze altijd een soort moederrol heeft vervuld, tot eten aan te zetten. Dat mislukt telkenmale. Yeong-hye, geïnspireerd door de getekende planten en bloemen die haar zwager eerder op haar lichaam had aangebracht, heeft het idee dat ze een boom moet worden. Ze spreidt zich op die manier op de grond, in handstand, en beweert dat ze alleen nog maar water nodig heeft. Ze verzet zich hevig tegen elk infuus dat de doctoren bij haar in willen brengen. De zus raakt in gewetensnood, vraagt zich af wat ze in het verleden verkeerd heeft gedaan, en vooral wat ze nu nog kan doen om haar zieke zus te redden. Ook hier weer, in de derde persoon beschreven. Als Yeong-hye langzaam bezig is te sterven (ze weegt nog maar 30 kg), en de ambulance naar het laatste ziekenhuis rijdt, heeft In-hye het gevoel dat zijzelf de patiënt is en zelf langzaam aan het doodgaan is.
Het is een heftig verhaal, vlot verteld, rauw met af en toe toch ook dromerige tussenfasen. Het doet aan Murakami denken; de troosteloze eenzaamheid van de hoofdpersonen, het onvermogen om tot echte contacten te komen. Iedereen leeft langs elkaar heen in het jachtige tempo van het stadsleven (Seoul). Een dromerig soort vervreemding, van andere mensen, van de directe omgeving; het lijkt typisch iets Oost-Aziatisch te zijn. Dit opgaan in bizarre werelden, en daar stug in willen verdwijnen; wij in onze westerse wereld kennen dat minder. Ook wat betreft was het lezen van dit boek een bijzondere ervaring.
Wel viel mij de vergelijking op met een verhaal van de Engelse schrijfster A.S. Byatt, waarin de hoofdpersoon, ook een vrouw, het gevoel heeft dat ze langzaam in een steen aan het veranderen is. En dat met behulp van een steenhouwer ook daadwerkelijk doet. Ook dit verhaal is vervreemdend, maar toch westers door de zeer minutieuze beschrijvingen. Het dromerige ontbreekt.