Afdrukken

Typiste

Morgen. De stad ontstaat.
Ik loop in haar geboorte
met zoete ruggegraat.

Een doffe perzikhuid
van jonge ochtendvochten
ligt op het asphalt uit.

De schoenen aan mijn voeten
geven een kusgeluid.

De tram, mijn gele bruidegom,
houdt voor mijn kleine voeten stil
en ik beklim het voorbalkon.

De conducteur kijkt achterom.
De directeur, de handelsman
zijn ook van gisteren weerom.

Een paar kruimels beschuit
veeg ik nog van mijn lippen,
die ik naar voren tuit.

Er zinken rose stippen
tussen mijn ogen en de ruit.

De schrijfmachine staat al klaar.
Kleine piano van mijn ziel,
waarop ik tik wat hem geviel
mij te bevelen, sterk en zwaar.


Gerrit Achterberg (1905 – 1962)


Er is een tijd geweest, zo ongeveer in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw dat Gerrit Achterberg algemeen als de grootste Nederlandse dichter werd beschouwd. Die tijd lijkt voorbij. Tegenwoordig wordt hij nog nauwelijks gelezen, laat staan geprezen. Hooguit nog door enkele bejaarde neerlandici, vol nostalgie over dat vroeger alles beter was.
Dat is jammer, want kwaliteit gaat voorbij aan wat in de mode is. Het vraagt een bepaalde inspanning om Achterberg te lezen. Zijn gedichten doen voor de lezers van nu ouderwets aan door het strakke rijm en de eigenzinnig beeldende woordkeuze. Achterberg is een dichter van een andere generatie, die van vlak na de Tweede Wereldoorlog, zou je kunnen zeggen. In onze moderne tijd worden er andere maatstaven aangelegd.

Bovenstaand gedicht, genaamd Typiste, kun je op minimaal twee verschillende manieren lezen. Die van de vrouw die braaf naar haar werk gaat om daar secretaressewerk te verrichten. Maar ook die van de dichter die ’s ochtends besluit zijn creativiteit op papier te zetten. Het is fraai hoe deze twee werelden door elkaar heen lopen, elkaar in de weg zitten, en toch weer tot hetzelfde leiden.  
Voor de jongere lezers, vroeger kwamen de letters op papier middels een typemachine. Het was een enigszins log apparaat waarop je secuur moest werken om geen onnodige taal- of spelfouten te maken. Corrigeren gebeurde (nogal gebrekkig) met het befaamde Tipp-ex of een correctielint. Later kwamen de elektrische typemachines met een autocorrectietoets. Dat was al een hele verbetering.
Een typiste was dus iemand die de hele dag op een typemachine werkte.

Morgen. De stad ontstaat.
Ik loop in haar geboorte
met zoete ruggegraat.

Een beeldend begin van hoe de stad wakker wordt. De stad ontstaat, staat er. Er is een begin. Sterker nog, het begin is een geboorte. De ik komt in beweging, loopt in haar geboorte de dag in. Met zoete ruggegraat, de ik heeft er zin in.

Een doffe perzikhuid
van jonge ochtendvochten
ligt op het asphalt uit.

Er wordt een toestand beschreven van hoe de ochtend er bij ligt. Als asfalt om betreden te worden. Alsof er een loper wordt uitgelegd. Die doffe perzikhuid en de jonge ochtendvochten geven het iets sensueels, iets fysieks aantrekkelijks bijna. Er is de uitnodiging, de uitdaging om dit pad onweerstaanbaar te volgen. Ziehier de vrouw die haast hunkerend naar haar werk gaat, als ook de dichter die gepassioneerd raakt bij het idee iets op papier (het asfalt) te zetten.

De schoenen aan mijn voeten
geven een kusgeluid.

De verheerlijking van het te betreden pad gaat verder. Er is sprake van aanbidding, van een vertederende zachtheid. Hier wordt niet gestampt of zomaar gelopen. Nee, de aanraking gebeurt met een kusgeluid. Het sensuele wordt hier nog eens doorgevoerd.

De tram, mijn gele bruidegom,
houdt voor mijn kleine voeten stil
en ik beklim het voorbalkon.

De beweging richting het doel zet zich voort. De hele omgeving straalt nog meer liefde uit. Het vervoermiddel de tram wordt zelfs tot bruidegom gebombardeerd. Intenser en hechter qua verbinding kan haast niet. Het doel waar naartoe wordt bewogen krijgt hiermee iets heiligs, iets als een sacrament. Het wordt ook steeds gewichtiger.

De conducteur kijkt achterom.
De directeur, de handelsman
zijn ook van gisteren weerom.

Even een tussenstukje dat er ook nog aardse zaken meespelen in het proces wat hier gaande is. Kennelijk is er een bestuurder (de conducteur) die kijkt of alles goed gaat. En zijn er de verantwoordelijken, zowel organisatorisch (de directeur) als financieel (de handelsman), die vanuit hun positie op het gebeuren toezien. De verheerlijking is hier weg, de nuchtere buitenwereld dient zich hier opeens aan. Een ontnuchterende werkelijkheid.

Een paar kruimels beschuit
veeg ik nog van mijn lippen,
die ik naar voren tuit.

Een opmerkelijke strofe is dit. Een kantelmoment in het gedicht. Het lijkt hier opeens de dichter te zijn die hier spreekt en niet langer de typiste die naar haar werk gaat. Het is namelijk onwaarschijnlijk dat zij na haar wandeling over straat, het instappen in de tram, het gewaarworden van de anderen in de tram, dat zij dan nog kruimels beschuit op haar lippen zou hebben. Zo lang houden die kruimels dat niet vol. Nee, het is veel eerder de dichter die vanuit zijn keuken zich naar zijn werkplek verplaatst.
Lippen die ik naar voren tuit: alweer een kus gevend. Opnieuw de liefde, de begeerte haast om aan de slag te gaan.

Er zinken rose stippen
tussen mijn ogen en de ruit.

Het beeld van de tram en die van de werkplek van de dichter vallen weer samen. Achter de ruit bevindt zich de buitenwereld. De roze stippen tussen mijn ogen en de ruit: de kleur van liefde die opdoemt tussen innerlijk (mijn ogen) en uiterlijk (de ruit). Het is de passie en creativiteit die van bovenaf neerdalen (zinken) waaruit de dichter volop putten.

De schrijfmachine staat al klaar.
Kleine piano van mijn ziel,
waarop ik tik wat hem geviel
mij te bevelen, sterk en zwaar.

Deze slotstrofe zet het voorgaande in een duidelijk perspectief. De typemachine is de kleine piano van mijn ziel: er worden niet alleen letters tevoorschijn getoverd, er wordt heuse muziek gemaakt, levendig vol zuivere noten, gerelateerd aan wat van binnenuit ontstaat (mijn ziel). Dit innerlijk dicteert de ik wat hij moet schrijven. De dichter wordt bevolen, sterk en zwaar, staat er. Hijzelf moet meebewegen, in de flow waarin hij terecht komt, in de creativiteit die hem overvalt.
De typiste, de vrouw die naar haar werk gaat om braaf secretaressewerk te verrichten, is hier allang uit beeld. Zij was nodig om het proces van aan het werk gaan vorm te geven. Dichten is ook hard werken. Eenmaal aan het werk is het de dichter die centraal staat. Het is zijn eigen proces van werken wat hij ten slotte beschrijft. Vanuit passie, vanuit zingeving. Vanuit ouderwetse kwaliteit.