Hoofdbanner

Zo meen ik dat ook jij bent

zoals de koelte 's nachts langs lelies
en langs rozen
als wit koraal en parels diep in zee
zoals wat schoon is rustig schuilt
maar straalt wanneer ik schouwen wil
zo meen ik dat ook jij bent

als melk
als leem
en 't bleke rood van vaal gesteent
of porselein
zoals wat ver is en gering
en lang vergeten voor het oud is

zoals een waskaars en een koekoek
en een oud boek en een glimlach
en wat onverwacht en zacht is en het eerste
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig
gaaf maar broos is
zo meen ik dat ook jij bent


Jan Hanlo (1912-1969)


Jan Hanlo neemt binnen de Nederlandse poëziewereld een aparte plaats in. Eigenzinnig, niet bij een stroming te plaatsen, op een bepaalde manier prettig dwars. Hij heeft een klein oeuvre nagelaten, iets meer dan 100 gedichten slechts.
Zijn vaak eigenzinnige gedichten leiden af en toe tot een flinke ophef. Zoals zijn klankgedicht Oote, dat in 1952 in een door het Rijk gesubsidieerd literair tijdschrift verscheen. Het zorgde voor Kamervragen om dit soort ‘infantiel geneuzel’ niet langer door de staat te laten subsidiëren. Ook zijn gedicht De mus riep naast bewondering veel vragen op. Kun je door 20 keer achter elkaar het woordje ‘tsjiep’ op te schrijven nog wel van een gedicht spreken?  
Om die eigenzinnigheid van Jan Hanlo nog een keer te onderstrepen het volgende gedicht.

Hond met bijnaam Knak

Hij is nu dood
Zijn tong, verhemelte, was rood
Toen was het wit
Toen was hij dood
God, zegen Knak

Hij was een hond
Zijn naam was Knak
Maar in zijn hondenlichaam stak
Een beste ziel
Een verre tak
Een oud verbond
God, zegen Knak


Het bijzonder simpele taalgebruik valt op. Niettemin bevat het gedicht een bepaalde kracht die  moeilijk in woorden te vangen is. Op een vreemde manier raakt het. Waarschijnlijk omdat het puur is, direct, eerlijk.

Het te bespreken gedicht Zo meen ik dat ook jij bent is een puur liefdesgedicht, weer heel anders dan de dwarsheid die Jan Hanlo gewoonlijk tentoonspreidt. Toch draagt ook dit beschreven ‘lieflijke’ duidelijk de stempel van Jan Hanlo’s originele eigenzinnigheid.
De titel alleen al is een voorzichtig toereiken naar de ander. Zo meen ik: vanuit bescheidenheid wordt er iets geconstateerd. Tegelijk kun je 'Zo meen ik' uitleggen als: daar ben ik van overtuigd. Het draagt hiermee een dubbele boodschap uit. Dat ook jij bent: de ander wordt, in een poging de liefde te omschrijven, met allerlei schoonheden uit de buitenwereld vergeleken, een puur romantische benadering van de geliefde. Let ook op de plek van het woordje 'ook'. 'Zo meen ik dat jij ook bent' zou een wat slappe zin zijn, maar door 'ook' juist voor 'jij' te zetten ontstaat er soort van hobbeltje waardoor de 'jij' als het ware omhoog veert, veel meer zichtbaar wordt: ook jij. 

zoals de koelte 's nachts langs lelies
en langs rozen

Een mierzoet begin, met een heerlijk golvend ritme vol el-klanken. Romantischer kun je haast niet beginnen, de koelte ’s nachts, langs lelies en langs rozen. Hier is verstilling aanwezig, een terugtrekken uit de drukke buitenwereld, uit de dag zelf, de puurheid van de verstilde natuur in. Zoals, staat er: natuurlijk, er wordt vergeleken.

als wit koraal en parels diep in zee
zoals wat schoon is rustig schuilt
maar straalt wanneer ik schouwen wil

De vergelijking gaat verder met alle pracht die in de natuur te ontdekken valt. Parels diep in zee die stralen wanneer de ik dat schouwen wil. De rust en bezonkenheid die ervan uitgaat, en wederom die puurheid, het is één en al lofzang. En dan die afsluitende zin van de eerste strofe:

zo meen ik dat ook jij bent

Het thema valt hiermee op z’n plek. Het is de ander die bewonderd wordt, extreem haast, puurder dan puur. Zoals alleen de natuur dat in zich draagt. En dan zeggen: zo meen ik. Het maakt de (expres nogal overdreven) vergelijking op een bepaalde manier subtiel. Het geeft de lezer in ieder geval de ruimte om deze liefdesverklaring zelf in te vullen.
De tweede strofe gaat verder met vergelijken.

als melk
als leem
en 't bleke rood van vaal gesteent
of porselein

Heel apart. Zoals eerst de natuur bezongen werd, om de aanbeden persoon daarmee te vergelijken, zo worden nu ogenschijnlijk lukrake voorwerpen daarvoor gebruikt. Als melk, als leem: wat is het verband? En verder, gesteent en porselein, tja. Met het bleke rood (de hartstocht) die door de buitenkant (het vaal gesteent) heenbreekt. Pure lyriek is het, gevolgd door de cryptische zinnen

zoals wat ver is en gering
en lang vergeten voor het oud is

De associaties lijken vergezocht, en toch. Op een geheimzinnige manier raken ze wel. Omdat we wellicht voelen dat het onderwerp van liefde (de ander) in feite de hele wereld omvat, alles wat zich daarin bevindt. Alsof het hele leven de ander uitdraagt. Zelfs tot in de uithoeken van het heelal, lijkt het gedicht te willen zeggen: wat ver is en gering. En ook, voorbij gaand aan de tijd: lang vergeten voor het oud is. Waarna de derde strofe aanvangt.

zoals een waskaars en een koekoek
en een oud boek en een glimlach

De ik lijkt weer terug op aarde te zijn teruggekeerd door weer andere voorwerpen te benoemen met wie de aanbeden geliefde vergeleken kan worden. Eigenlijk slaat het weer nergens op, hangen de benoemde voorbeelden als los zand aan elkaar, zit er mooie klankrijm in (koekoek en boek), maar dan volgen de regels

en wat onverwacht en zacht is en het eerste
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig
gaaf maar broos is

Wat een subtiliteit ineens, een intense bewondering en haast ultieme overgave spatten er vanaf. Zo teer, zo open en verlangend, zo gevoelig. Wat een lyriek, zelden zo in een gedicht beschreven in onze moderne tijd. En dan de slotzin:

zo meen ik dat ook jij bent

Voor de tweede keer staat het er. Nog meer dan de eerste keer is dit een soort klap op de vuurpijl. Het gedicht is af. Het is een en al gevoel wat blijft hangen, zonder direct te kunnen zeggen door wat dit is veroorzaakt. Juist die tegendraadse voorwerpen maken het gedicht op een bepaalde manier ongrijpbaar. Ruimte gevend ook aan de lezer. Een bijzondere leeservaring geeft dit, ook als je het meerdere malen hebt herlezen. Het tekent de zeggingskracht die van dit gedicht uitgaat. Een klassieker, wat mij betreft.