Afdrukken

De terrorist - kijkt

De bom in het café zal om dertien uur twintig ontploffen.
Nu is het pas dertien uur zestien.
Er kunnen nog een paar mensen naar binnen,
een paar naar buiten.

De terrorist is de straat al overgestoken.
Die afstand behoedt hem voor elk kwaad
en nu ziet hij alles als in de bioscoop:

Een vrouw in een geel jack - gaat naar binnen.
en man met een donkere bril - komt naar buiten.
Twee jongens in spijkerbroek - staan te praten.
dertien uur zeventien en vier seconden.
De kleine heeft geluk - hij stapt op zijn scooter,
maar de grote - gaat naar binnen.

Dertien uur zeventien en veertig seconden.
Er komt een meisje - ze heeft een groen lint in haar haar.
Maar nu belemmert een bus het uitzicht opeens.
Dertien uur achttien.
Het meisje is verdwenen.
Of ze zo dom is geweest om naar binnen te gaan of niet,
zullen we zien als het uitdragen begint.

Dertien uur negentien.
Om een of andere reden gaat nu niemand naar binnen.
Er komt wel een kale, dikke man naar buiten.
Maar het lijkt alsof hij iets in zijn zakken zoekt en
tien seconden voor dertien uur twintig
gaat hij voor twee rottige handschoentjes terug.

Het is dertien uur twintig.
De tijd - wat gaat hij toch langzaam.
Nu is het vast zo ver.
Nog niet.

Nu dan.
De bom - ontploft.

 

Wislawa Szymborska (1923 - 2012 )

De Poolse dichteres Wislawa Szymborska kreeg in 1996 de Nobelprijs voor literatuur, en terecht. Haar gedichten kenmerken zich door rake constateringen, een treffende en ironische eenvoud, en een hele nieuwe manier van waarnemen en verwoorden binnen een gedicht. Modern, in vele opzichten.

Bovenstaand gedicht (uit 1976) is daar een voorbeeld van.
Het gaat om een aanslag, de eerste regel vertelt dat meteen nuchter en onomwonden. De feiten liggen vast, er is geen ontkomen aan.

De bom in het café zal om dertien uur twintig ontploffen.

Zelfs het tijdstip van ontploffen wordt genoemd. Nauwkeuriger kan niet.
We lezen dat het nog vier minuten duurt voor het zover is. Het gedicht beschrijft die laatste vier minuten. 

De terrorist is de straat al overgestoken.
Die afstand behoedt hem voor elk kwaad
en nu ziet hij alles als in de bioscoop:

De dader van de aanslag komt in beeld. Hij is op weg naar zijn daad, hij steekt de straat over, gaat naar de overkant. Daar is een andere wereld, met andere maatstaven, andere belevingen. De afstand die er is behoedt hem voor elk kwaad, staat er enigszins cryptisch. Die afstand geeft hem het recht te doen wat hij wil doen.
Maar o wee, de lezer leest mee. Ook hij staat aan de ene kant, ziet die overkant die niet bij hem behoort.
Die afstand maakt de dader kennelijk gevoelloosalsof hij buitenstaander is, er niet bijhoort. Net als de lezer!
Onwezenlijk is hij, waardoor hij alles als een film voor zich af ziet spelen: als in een bioscoop, als een toeschouwer.

Vervolgens worden de slachtoffers beschreven, als in een krantenartikel, droog en gedetailleerd, in een opsomming van uiterlijke kenmerken. Sommigen hebben geluk, anderen niet. Er heerst volstrekte willekeur. 
De lezer kijkt mee, in die willekeur. Verwordt daarmee net als de terrorist tot dader. Een toeschouwer-dader op (veilige) afstand. Met een cynische blik, zoals blijkt uit:

Het meisje is verdwenen.
Of ze zo dom is geweest om naar binnen te gaan of niet,
zullen we zien als het uitdragen begint.

Dertien uur negentien, de stilte voor de storm. De onheilspellende regel:

Om een of andere reden gaat nu niemand naar binnen. 

Terwijl het de lezer allang bekend is wat er staat te gebeuren. Inderdaad, als in een film waarvan je de afloop al weet. Afstand, nog meer afstand. Ironie en cynisme strijden om elkaars voorrang. Huiveringwekkend wordt het beschreven. 

Er komt wel een kale, dikke man naar buiten.
Maar het lijkt alsof hij iets in zijn zakken zoekt en
tien seconden voor dertien uur twintig
gaat hij voor twee rottige handschoentjes terug.

Ook dat nog. Doe het niet, zou je willen schreeuwen, laat die twee rottige handschoentjes liggen en verdwijn. Maar nee, het is de machteloosheid ten top die je hier voelt als toeschouwer.
Je kunt niets doen, want het gebeurt. Het ligt vast, de film is al gemaakt.

Het is dertien uur twintig.
De tijd - wat gaat hij toch langzaam.
Nu is het vast zo ver.
Nog niet.

Nu dan.
De bom - ontploft.

De bom ontploft. Hiermee stopt het gedicht. IJzig koud, als een volstrekt gevoelloze documentaire afgedraaid. Uiterst gelaten, alsof dit nu eenmaal gebeurt. Geen enkele emotie komt er in voor. Geen bloed, geen tranen, geen wanhoop of verdriet.

Terwijl het natuurlijk één grote tragedie betreft. Hoeveel families zullen getroffen worden? Er zullen vragen zijn, het waarom wij, waarom zij, de willekeur, de niet te accepteren domme pech. Het levenslange verdriet dat zal volgen. Ontwrichte levens.
Dat geeft het gedicht een ongelooflijke zeggingskracht. Juist de onderkoelde toon, het als lezer mede-dader zijn, het schuldgevoel dat je ervaart getuige te zijn van iets verschrikkelijks, wat je eigenlijk had willen tegenhouden, willen stopzetten, maar waarin je tegelijkertijd machteloos was. Juist het niet benoemen van de heftige emoties die de aanslag los zullen maken.

Het gedicht legt niets op. En toch, het maakt je onvrij. Je bent, of je wilt of niet, getuige van een barbaarse aanslag. Dat geeft een gevoel van beklemming. Het laat niet los, het grijpt je bij de keel.

Niet voor niets luidt de titel van het gedicht: De terrorist - kijkt. Dat "kijkt" slaat op de lezer. Doet mee, zou je ook kunnen zeggen.
Maar tegelijk neem je afstand. Jij zit veilig aan de ene kant. Je behoort niet tot de overkant, daar waar de slachtoffers vallen. Nee, het is als een film in een bioscoop. Voor even onderga je de gruwelijkheden als zijnde echt, maar eenmaal buiten in het drukke stadsgewoel ga je weer over tot de orde van de dag. En wil je vooral vergeten.

Tot je dit gedicht weer leest. En kijkt.