de vrouw met bloed aan haar handen
kent geen roos, geen weten
geen geweten
ze spreekt in tongen
die ze zelf niet verstaat
haar mond vol licht
vol vuur, maar zwart
van knarsende tanden
zelfbeklag
onbegrepen zijn
de vrouw met bloed aan haar handen
vraagt niet naar het rood
de roos zelf kijkt weg
uitgedroomd
haar geur verdwenen
een roos is geen roos
meer, sinds een trillende pen
haar naam vergat te schrijven
tussen de vouwen van de nacht
hoor ik haar nog bloeien
in de verte
als een mond
vol stilte