het spoor dat pas in de verte
zichzelf vindt, de lijnen van mijn hand
de deur die naar buiten roept
hier is niemand behalve
ruisende bladeren
die niet weten dat ze vallen
de grond, klaar om te ontvangen
als altijd, maar wat zoeken wortels
anders dan die onuitstaanbare honger
naar ruimte?
elke vraag wordt een mond
die verder opent
ik heb je naam niet geroepen
je kwam als schaduw
op vlakke muren
gewichtloos, geluidloos
is dit de echo van een begin?
mijn vingers grijpen naar het licht
als een voorbestemde vogel
niet om te vliegen
maar om de beweging, het nu
achter elke wolk schuilt blauw
achter elk blauw
de val van een steen
die zich herinnert een berg te zijn