Afdrukken

de dagen dat tijd mijn ogen zoekt
botten kraken, vragen verdwalen
een randloze stem, tuimelbaar
als een wiegenkind in hoge bomen

ik wil weten hoe het is niets te zijn
het gewicht van morgen vergeten
stof dat zich onder nagels verschuilt
en hoe ik, god nog aan toe, zal wederkeren

de tekening van de schaduw vraagt
of ik het ben, echo van een beweging
dun als adem op een spiegel

elke stap, een boog zonder pijl
de grond zakt door, fluistert gespannen:
ben je het waard om te hangen?

zweef, denk ik, zoals wolken doen
onverschillig, wachtend op vallen
oplossen in regen
die zich niet herinnert