het huis, de muren nat van adem
knarsen onder hun eigen zuchten
elke stap klemt, elke kier fluistert
een schaduw van een gedachte
koudvuur kruipt omhoog
langs de ruggengraat
naar een tikkend hoofd
ik luister naar de vloer, een taal
van hout en nacht, een akkoord
van verraad, krakend
mijn hart verstopt zich achter tralies van ribben
als een hert dat in de jacht
zijn eigen vacht zoekt
buiten is donkerdicht, een huid
om de wereld niet aan te raken
de lucht rekt mijn longen uit
ik word blind geboren
elke minuut
wie is daar? mijn lichaam siddert
voor de echo van niet-weten
geen antwoord gluurt om de hoek
angst is een kamer
dichte ramen
deuren zonder sleutel
altijd open