de ochtend was vogelzwanger met strepen snelweg in de lucht,
om voort te jakkeren, in de keel ontluikend zaad
dat was voordat zij verscheen, vroeg uit de veren met haar klapperpistool,
dat trouwens niet klapperde, maar donsjes verspreidde,
alsof het sneeuwde bij meer dan 20 graden boven nul
terwijl de middag zijn capuchon opzette en strepen
vervaagden, oefende zij met ogenschijnlijk lukraak geschoten
beelden, ambitieus gericht op wat gevleugeld voorbijtrekt
aan een half woord heeft ze niet genoeg, haar vriend de jager
zegt: je moet wel overladen, blijven schakelen, de pal aan je vinger,
zorgen dat je je kruit niet voor de nacht al hebt verknald
na het applaus van een paar voltreffers trekt ze zich terug, zakt
neer in haar heilige portaal, ziet de taal als wijwater door haar vingers
glippen, kringen achterlatend die zij zelf niet kan duiden
het zijn de troostbare landen waar zij rust zal vinden