Afdrukken

Friedrich Nietzsche (1844-1900) kan geschetst worden als één van de grootste denkers ooit. Zijn invloed op de moderne tijd is enorm. Met name jonge mensen raken nog altijd in de ban van zijn onverschrokkenheid, zijn idealisme en zijn vitaliteit. Nog jaarlijks verschijnen er nieuwe publicaties en biografieën over deze 'filosoof met de hamer'.
Toen Nietzsche nog leefde was dat wel anders. Zijn geschriften werden nauwelijks opgemerkt. Of, indien wel, werden ze niet serieus genomen. Er waren slechts een paar mensen, meestal goede vrienden, die hem lazen. Pas na zijn dood brak hij door, was hij binnen enkele jaren zelfs wereldberoemd. 

Op school bleek dat Nietzsche weinig aanleg had voor de exacte vakken, maar daarentegen in de talen uitblonk. Hij ging dan ook filologie (= taalkunde) studeren, promoveerde al snel en was op zijn 24e hoogleraar klassieke filologie aan de universiteit van Bazel! Maar vanwege gezondheidsklachten (hevige hoofdpijnen met name) was hij hier nog voor zijn 30e mee gestopt. Arbeidsongeschikt, zou men tegenwoordig zeggen. Tot zijn 44e levensjaar zou hij zijn leven al schrijvend en filosoferend doorbrengen.

Zijn eerste boek, De geboorte van de tragedie (1872), bevatte een thema dat Nietzsche zijn leven lang zou vasthouden en uitdiepen. Het verschil tussen en de betekenis van het dionysische en het apollinische element in het leven. Dit boek is gerelateerd aan de muziek van Richard Wagner, die hij in die tijd grenzeloos bewonderde. Het boek begint dan ook met een voorwoord van Richard Wagner. Later overigens, toen Nietzsche brak met Wagner, verving hij dit voorwoord door een eigen 'Proeve van zelfkritiek'.
Het is een muziekfilosofisch studieboek, uniek om haar uitgangspunten. Door veel muziekleerscholen nadien overgenomen (zonder de naam Nietzsche te noemen). Hij onderzocht niet alleen de klassieke Griekse tragedie, maar stelde ook een diagnose van de stand van de Duitse geest en de toekomst die verwacht kon worden. In de muziek van Wagner meende hij de wedergeboorte van de Griekse kunstvorm te ontdekken.

Twee artistieke driften staan centraal, vernoemd naar de twee Griekse goden van de kunst, Apollo en Dionysus. Het apollinische heeft onder Socrates en Plato steeds meer de overhand gekregen in de Griekse cultuur. De theorie wordt gezien als het meest verhevene dat een mens kan bereiken. Juist datgene wat het meest van de mens verwijderd is, wordt nagestreefd. Te denken valt dan aan verheven idealen, het geloof en later, vanaf de 18e eeuw, de wetenschap die de samenleving steeds meer in zijn greep zal houden. Maar, aldus Nietzsche, er komt een moment dat de wetenschap op het onverklaarbare stuit, daarbij op de grenzen van het weten en begrijpen zal gaan botsen Het is daar waar 'de logica om haar eigen as draait en zich ten slotte in de staart bijt'. Het apollinische voert de mens weg uit het nu, uit het directe leven. Dat is waar Nietzsche zich tegen verzette.
Het dionysische omarmt het leven zoals het is, in het moment zelf. De beleving van het nu, in al zijn vezels, vanuit de diepste ervaring, daar ging het Nietzsche om. Een kunstenaarsbeleven, een volledig opgaan in de dingen zoals die zich aanbieden en openbaren. Terugkeren naar de instincten van de mens.

En wat zijn die instincten? De wil om te leven, om te scheppen, om er te zijn. De wil is de basis voor Nietzsche. Daarin geïnspireerd door Schopenhauer, wiens Die Welt als Wille und Vorstellung voor hem toonaangevend was. Echter niet op de passieve manier van de sombere en oosters gerichte Schopenhauer, maar op de blije, vitale, inspiratieve manier die Nietzsche zo eigen was.
In zijn latere werken noemde Nietzsche dit basisprincipe de Wil tot macht. Hier zijn nogal wat misverstanden over ontstaan, vooral ook omdat de nazi's zich dit begrip later toe-eigenden en daaruit een nogal kwalijk systeem op meenden te moeten bouwen.
Maar, een al te sterke verschuiving richting het dionysische brengt zeker wel gevaren met zich mee. Nietzsche was zich daarvan bewust. Hij waarschuwde zijn lezers dan ook herhaaldelijk hem niet te volgen, want ze zouden met hem in de afgrond verdwijnen. Het dionysische heeft namelijk twee kanten. De ene is de kunstenaarskant, het opgaan in de roes, de flow, de intense beleving. Toekomst en verleden bestaan niet, er is de eeuwigdurende toestand in het nu waarin alles gebeurt. Er wordt niet nagedacht, er wordt niet geloofd of gehoopt, er wordt alleen geleefd.
De andere kant is de opening naar beneden, naar de peilloze diepten van de afgrond, waar geen licht schijnt. Wat zich daar bevindt weet niemand, en dat is maar goed ook, want men zou de duisternis niet verdragen. Het is het onheilspellende, de bodemloze put waar je maar beter niet in kunt vallen. Zie voor een fraaie beschrijving van dit dionysische aspect en de gevaren hiervan de roman van Donna Tartt, The secret history

Nietzsche heeft verkozen, omdat hij de mens vanaf de diepste gronden opnieuw op de kaart wilde zetten, om zich in die afgrond te storten. Opstijgen naar de diepte, noemde hij dit zelf. Herwaardering van alle waarden, een andere uitspraak van hem, daarvoor moesten offers gebracht worden. Onverschrokken als hij was, koos hij bewust voor deze weg, in zijn eigen rol als offer, als amor fati. Erin culminerend dat hij in zijn laatste schrijversjaren tot waanzin gedreven was. Zijn boeken uit die tijd getuigen daarvan. Met name Ecce homo (1888) is uitermate hoogdravend, eenzaam en triest tegelijk.
Begin 1889 stort hij in, echter niet om de hals van een paard zoals vaak wordt gedacht, maar gewoon, in de straten van Turijn. Ik heb daar eerder over geschreven, zie hier. Hij wordt krankzinnig verklaard. Tot 1900 zal hij verpleegd worden door zijn moeder en zijn zus. Daarna overlijdt hij.

Het belang van Nietzsche voor onze tijd is de herkenning van de afgronden die zich steeds meer aan ons willen openbaren. Hoe ga je daar mee om? Ze negeren lukt niet langer. Ze zoeken je vanzelf wel op. Wat doe je dan? Duik je erin met de kans dat je verzwolgen wordt zoals Nietzsche, of zoek je een bepaalde balans of houvast, door je bijvoorbeeld breed genoeg aan de oppervlakte te maken. Waarmee ik bedoel, ben je genoeg geïntegreerd in het sociale aspect van het leven om niet zomaar naar beneden te kunnen tuimelen. Heb je genoeg vrienden, familieleden op wie je kunt steunen? Of ook, is er een manier om omhoog te kijken, naar waar het licht en dus de bevrijding aan het aardse vandaan komt?
Nietzsche is hierbij een groots voorbeeld. Niet om te volgen, absoluut niet, maar wel om je bewust te worden van je eigen plek in de wereld.