Afdrukken

Sinds de mechanisering van onze samenleving* die sinds zo’n 300 jaar aan de gang is en nog altijd voortschrijdt, ligt het accent van het wezen van de mens steeds meer op een bepaald onderdeel van ons lichaam, namelijk onze hersenen. Zozeer dat sommigen beweren dat de mens louter onze hersenen zijn. Wij zijn ons brein. Andere onderdelen van ons, zoals ons gevoelsleven en onze wil, worden gestuurd vanuit onze hersenen, zeggen dan ook veel neurologen.

Onder andere vanuit deze visie heeft de medische wereld in het jaar 1968 besloten dat de mens als dood verklaard mag worden wanneer de hersenen niet meer functioneren. De mens is dan hersendood, heet dat. Daarvòòr gold als criterium voor het intreden van de dood het feit dat het hart niet meer klopte. Dat is dus omgegooid. Als het lichaam nog leeft, alle onderdelen dus nog functioneren, zoals het bloed dat stroomt, en ook organen als de lever, de nieren, en de darmen hun functies nog uitoefenen, dan wordt de mens toch als dood verklaard op het moment dat zijn hersenen niet meer actief zijn. Hetgeen natuurlijk wenselijk is voor de orgaantransplantaties die vanaf het jaar 1967, toen professor Barnard in Zuid-Afrika de eerste geslaagde harttransplantatie uitvoerde, in de praktijk gebracht werden. Ze konden nu zonder gewetensnood uitgevoerd worden. Anders zou zo’n transplantatie tegen alle ethische regels indruisen. Want het lichaam zelf, de hartslag, de bloedsomloop, houdt door een dergelijke ingreep definitief op ‘levend’ te zijn. Voor het jaar 1968 zou dit moord betekend hebben.

In de praktijk blijkt het lichaam zich hevig tegen zo’n transplantatie, die in feite de stervensfase van het lichaam inhoudt, te verzetten. Het lichaam moet stevig vastgebonden worden om het in toom te houden. Het verzet is gigantisch. Uit alle macht lijkt het lichaam zich uit de omklemmingen los te willen breken. Stuiptrekkingen van het lichaam, noemen de chirurgen dat.

In mijn visie, niet wetenschappelijk onderbouwd maar ontstaan van een directe beleving, zijn onze hersenen slechts een onderdeel van ons lichaam. Steeds in samenwerking met alle andere onderdelen van ons lichaam. Zeer belangrijk, dat wel. In feite zorgen onze hersenen voor alle communicatie, zowel van buiten naar binnen als andersom. Onze zintuigen nemen de buitenwereld waar, de signalen worden doorgestuurd naar de hersenen, die de informatie vervolgens verwerken. Er treedt bewustwording op. Er kan dan actie ondernomen worden, al naar gelang dat nodig is.
Zo staan onze hersenen ook in contact met onze binnenwereld. Gevoelens, emoties vinden vanuit ons lichaam, met name vanuit onze organen, hun weg naar ons hoofd. Onze hersenen registreren dat en verbinden er wellicht gedachten aan. Gedachten die een vorm geven aan de emoties die van zichzelf tamelijk vormloos zijn. Ze zetten als het ware onze gevoelens vast. Zo ook onze herinneringen die niet in ons hoofd, maar in onze organen opgesloten liggen. Dit laatste klinkt misschien vreemd, omdat we denken dat ons denken dit doet. Maar je kunt dit zelf ondervinden. Wanneer je muziek uit je jeugd hoort waar veel emoties aan kleven, voel je dat in eerste instantie ergens in je buik. Het doet daar letterlijk pijn wanneer de emotie niet zo prettig was, of je wordt juist blij wanneer de herinnering fijn was, zoals bij een eerste verliefdheid. Je organen sturen de signalen van jouw herinneringen door naar je hersenen, waar dan bewustwording optreedt. Met misschien als gevolg dat je denkt dat de hersenen de plek zijn waar jouw herinneringen zijn opgeslagen.

Onze hersenen zijn daarmee een soort luikje naar zowel binnen- als buitenwereld. Zo zie ik het althans. Is het luikje gesloten, dan is elke communicatie weg. Wat in het lichaam leeft, kan geen weg naar buiten vinden. De buitenwereld zelf wordt nog wel geregistreerd door de zintuigen, maar de signalen bereiken de hersenen niet meer. Ook de binnenwereld wordt niet langer ‘gedacht’. De mens is een kasplantje geworden, nog wel levend, maar zonder de werking van de hersenen. De mens is hersendood. Maar voelt nog wel, en ervaart ook nog een levenswil.
Op deze wijze kun je ook ziektes als Parkinson en dementie zien. Het is het haperen van het luikje dat de mens met de wereld verbindt. Het wil af en toe open, maar vaak ook niet. De mens mist de meest directe communicatie met zijn omgeving. Schrijnend voor een ieder die daar mee te maken heeft. Zeker wanneer het een geliefde betreft. Het lichaam zelf functioneert dan nog. Maar het bewustzijn van de mens is niet of nauwelijks te bereiken. Het luikje is te vaak dicht.
Opvallend is dat muziek waar herinneringen in de vorm van diepe emoties aan kleven, direct door het lichaam worden herkend. Juist omdat ze ons buiten de hersenen om bereiken. Zie bijvoorbeeld dat filmpje van de zwaar demente oud-danseres die een muziekstuk van vroeger te horen krijgt. Ze zwaait weer met haar armen, beweegt haar lichaam alsof ze opnieuw aan het dansen is. Haar lichaam weet het nog, haar hersenen niet meer.

Bewustzijn zit niet alleen in onze hersenen. Je kunt oefeningen doen waarbij je je bewustzijn naar verschillende plekken in je lichaam stuurt en daar gewaar wordt. Tot zelfs in je grote teen aan toe. Het vraagt concentratie, aandacht. Het is wel een ander soort bewustzijn. Dat zul je merken. Een bewustzijn dat losstaat van je denken, dat niet in een vaste vorm gegoten zit, waardoor oordelen en vooroordelen ontbreken. Een bewustzijn dat alles en iedereen vrij laat. Juist nodig, zeker in onze tijd, voor mensen die te veel ‘in hun hoofd’ zitten. Het verruimt je, het verbindt je met de wereld om je heen. Des te stiller je vanbinnen wordt, waarmee ik bedoel, des te meer je je gedachten (je denken dus) los kunt laten en des te meer je je concentreert op de stilte in je binnenste, des te meer hoor je de geluiden van de buitenwereld. Van zowel de natuur als van de mensen met wie jij je verbonden weet. Je wordt vrij, zoals verwoord in het gedicht Phoenix van H. Marsman (1899-1940):

Phoenix

Vlam in mij, laai weer op ; / hart in mij, heb geduld, / verdubbel het vertrouwen – / vogel in mij, laat zich opnieuwen ontvouwen / de vleugelen, de nu nog moede en grauwe; / o, wiek nu op uit de verbrande takken / en laat den moed en uwe vaart niet zakken; / het nest is goed, maar het heelal is ruimer.



* Zie mijn bespreking van de wetenschapsfilosoof E.J. Dijksterhuis, zie hier.