‘Je identiteit is je persoonlijkheid. Alles wat je maakt, tot wie je echt bent. Je identiteit wordt bepaald door je opvoeding, door normen en waarden, door het land waar je opgroeit, door je vrienden. Bijna alles wat je meemaakt vormt je identiteit en die bestaat uit allemaal verschillende stukjes.’
Bovenstaande quote heb ik van internet gehaald. Ogenschijnlijk valt daar weinig tegen in aan te brengen. Je zou eraan kunnen toevoegen dat je persoonlijkheid door zowel nurture (omgeving) als nature (je natuurlijke aanleg oftewel erfelijkheid) wordt bepaald. Maar ja, wat is je persoonlijkheid? Schuiven we onze probleemstelling (wat is identiteit?) hiermee niet verder op zonder tot verdere helderheid te komen?
Het woord persoonlijkheid is afgeleid van het Latijnse personare, dat ‘erdoorheen klinken’ betekent. Men beleefde heel vroeger de eigen identiteit als een masker dat het geestelijke leven, afkomstig van de goden, door de mens heen liet komen. Dat is een interessante invalshoek, die mij persoonlijk (sic) nog altijd aanspreekt. Ik heb daar eerder over geschreven, in mijn boek over de jaarfeesten bij het feest van Carnaval.
Ik kom dan vanzelf op het woordje ‘ik’ dat als een samenvatting van onze persoonlijkheid kan worden gezien. Tegenwoordig is onze ‘ik’ overal aanwezig. Meer dan ooit tevoren. Egoïsme en hebzucht vieren hoogtij, lijkt het. Zeker in de politiek en het bedrijfsleven. Onze eigen mening verkondigen is met alle sociale media die tegenwoordig voorhanden zijn zo ongeveer het hoogste goed dat we nastreven. De vrijheid van meningsuiting, jaja. Het is ‘ik’ voor en ‘ik’ na. Als we maar gehoord en gezien worden.
Kijken we verder naar het begrip identiteit, dan kun je zeggen dat dat zijn oorsprong vindt in je ‘ik’. Je ‘ik’ is vormt de basis van jouw identiteit, van je persoonlijkheid. Iedereen heeft een eigen ik, een eigen karakter, een eigen ziel vol emoties en gedachten. Niemand is hetzelfde.
Maar, ontleden we verder, wat is dan je ‘ik’? Is dat een kern in jezelf, onwrikbaar en altijd hetzelfde? Nee, merk je al snel, je ‘ik’ verandert nogal in de loop van je leven. Door opgedane ervaringen natuurlijk, door nieuw ontwikkelde inzichten. Door schade en schande wordt men wijs, luidt een gezegde. Ja, je ‘ik’ is geen stabiel houvast ergens in je binnenste. Sterker, je kunt stellen dat je ‘ik’ zich steeds weer aanpast aan de omstandigheden waarin je je bevindt. Op je werk gedraag je je anders dan in de kroeg met vrienden. Je speelt steeds verschillende rollen die je bij elkaar je ‘ik’ noemt. Natuurlijk probeer je die rollen in elkaar te laten vervloeien, zodat je als een herkenbare en stabiele persoonlijkheid overkomt. Het maakt dat men jou ziet als één persoon. Oh ja, dat is die en die.
Je ‘ik’ bestaat zodoende uit verschillende ‘ikken’, Lao Tse verwoordde dit al ver voor onze jaartelling. Dat is ook de reden dat je gesprekken kunt voeren met jezelf. De ene ‘ik’, bijvoorbeeld de schuldgevoelige, praat in op een andere ik, bijvoorbeeld jouw no-nonsens gedeelte. Dat geeft wrijving, botsing in je binnenste. Een knagend gevoel van onrust ook. Al ons piekeren komt hieruit voort. We kunnen onze verschillende ‘ikken’ dan maar moeilijk met elkaar laten overeenstemmen.
Ons ‘ik’ is daarmee niet ons fundament. Of anders gezegd, het is niet ons diepste wezen. Dat is voor velen een nogal ongemakkelijk gegeven, gesteld als we zijn op de identiteit die we ontlenen aan onze sociale status. We willen voor onze omgeving namelijk nadrukkelijk ‘iemand’ zijn. Anders vallen we in een diep gat, denken we. Je ziet het vooral in de westerse wereld, de behoefte om uit te blinken, in sport, op school, in materiële omstandigheden, in aanzien. Wie succes heeft, is iemand. Wie daar niet aan voldoet, telt niet mee.
Zeker de jeugd is hard op zoek naar identiteit, het gevoel dat ze iemand zijn die ertoe doet. Kijk maar naar de vaak jeugdige voetbalhooligans, hoe trots zij zijn om bij de harde kern te horen en zich willens en wetens proberen te onderscheiden met buitensporig gedrag, alleen maar om erkenning binnen de groep te verkrijgen. Het versterkt hun gevoel van identiteit. Ze tellen mee. Maar pas op, wijzelf zijn niet veel naders. Iedereen met een mening of oordeel (of zelfs een handeling) schaft zichzelf een identiteit aan. Dat is niet erg, het is een onderdeel van ons leven. Het maakt ons tot mens. Maar nogmaals, het is niet ons wezen.
Wat is dan wel ons wezen? Dat is naar mijn visie datgene in onszelf dat onveranderlijk is. Dat is diep graven natuurlijk. Want wat is dat en waar zit dat?
De Nederlandse dichter Willem Kloos dichtte in de 19e eeuw de volgende woorden: ‘Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten’. Op deze zin valt veel aan te merken.
Ten eerste, wie of wat is God? Is dat alles wat er is, het hele heelal, of een hogere gerechtigheid die beschikt over leven en dood? God is dood, verwoordde Nietzsche in zijn boek De vrolijke wetenschap. Maar wat dood is, is eerst levend geweest. Dus God was er eerst wel (voor ons), maar nu niet meer. Zoiets probeerde Nietzsche te zeggen. God heeft zich uit ons leven teruggetrokken; we moeten het voortaan maar zelf uitzoeken.
Ten tweede, het diepst van onze gedachten, staat er. Maar zijn onze gedachten niet slechts een gedeelte van onszelf? Hebben we ook niet zoiets als gevoelens en een wil? Volgens mij wel. In mijn beleving werken gedachten, gevoelens en onze wil dwars door elkaar heen. Wat bij elkaar vaak voor een onontwarbaar kluwen lijdt, waar we zelf ook wel eens gek van worden. Wie zijn wij eigenlijk? Waarom doe ik dit? Waarom voel ik me zo rot? Of juist blij?
Nee, te veel aandacht aan ons denken schenken leidt ons af. Met denken alleen kom je er niet. Dat is ook mijn kritiek op de grondlegger van de antroposofie, een geestelijke stroming die mij persoonlijk heel veel gebracht heeft, Rudolf Steiner. In zijn boek De filosofie van de vrijheid stelt hij dat je alleen via het denken tot de geest kunt komen. Nou, ik heb het boek geprobeerd te lezen. Ik kwam er nauwelijks doorheen. Saai en vooral niet levend. Ik voelde er niks bij. Cognitief lezen was het, overigens net als de Tractacus van Wittgenstein, dat ik op dezelfde manier las. Iets als hersengymnastiek, meer niet.
Maar de geest zoals de antroposofie die uitgebreid benoemt en omschrijft, die herken ik wel. De geest die als kenmerk heeft: licht en liefde. Als variatie op de dichtregel van Willem Kloos zou ik dan in hedendaagse taal zeggen: ‘Ik ben een geest van licht en liefde in het diepst van mijn wezen.’
Volgens mij heeft iedereen met deze kiem van licht, zoals ik die zelf noem, wel enige ervaring. Deze komt vaker bovendrijven dan we ons bewust zijn. Bijvoorbeeld bij een ongeluk. Het eerste wat we willen doen is de ander helpen. Dat is onze eerste impuls. Let maar op. Zoals ook bij een staand iemand in de tram, die bijvoorbeeld plotseling moet remmen, die dreigt te vallen: we schieten naar voren om hem of haar op te vangen. Of bij een ramp, kijk eens hoe dat mensen samenbindt. Ineens vallen uiterlijke verschillen weg en zijn we allemaal hetzelfde. Namelijk een mens met een kern van licht en liefde.
Natuurlijk, dit is slechts een glimp van wat ik de geest noem. De geest zelf is nauwelijks te bereiken. Het zit te ver weg in ons. We moeten namelijk overleven, ons handhaven te midden van alle aardse omstandigheden. Dat is niet erg. Het gaat mij om de bewustwording van wie of wat wij in ons diepste wezen zijn.
De filosofe Simone Weil heeft zich sterk met deze bewustwording beziggehouden. Ze heeft het over jezelf uitwissen. Ons ‘ik’ is in wezen niets. Sterker, we hebben tegenover de geestelijke wereld (die zij God noemt) haast niet het recht om ‘ik’ te zeggen. Een zonde tegenover God, noemt ze dat zelfs.
Wat blijft er dan nog over van het begrip identiteit? Niet veel meer. Een jasje dat je aantrekt om je aan de buitenwereld te presenteren. Onder dat jasje ben je naakt, zit werkelijk niets. Een diep zwart gat. Waarin je onherroepelijk dreigt te vallen (en dus te verdwijnen) wanneer je je niet aan iets vast weet te klampen. Aan een stuk buitenkant, een afleiding, een vlucht naar boven, de wolken in, die evenwel elk moment kunnen verdampen. Onze identiteit is een illusie.
Meister Eckhardt en het Boeddhisme beschrijven hoe wij onszelf van deze illusie kunnen bevrijden. Namelijk door jezelf vanbinnen ‘leeg’ te maken, door al jouw gedachten en emoties te verwijderen. Dan ontstaat er ruimte in je binnenste. Deze ruimte nu kan een soort van goddelijk licht in jou binnen laten komen. Niet zoeken, maar ontvangen, is hier de stelregel. Contemplatie, kun je het ook noemen. Een in volledige aandacht naar binnen gekeerd zijn, zonder het contact met de buitenwereld te verliezen. Sterker, deze buitenwereld zul je juist sterker bewust worden, met hernieuwde blik, los van oordelen, meningen of andere gedachten. Dwars door alle buitenkanten heen.
Wat er overblijft: verwondering om alles wat er is. In de natuur, het heelal, in de mens en vooral, tussen alle mensen onderling. Rijkdom. Vooral dat ja, rijkdom.