De westerse mens is in de loop der eeuwen behoorlijk losgeraakt van zijn natuurlijke oorsprong, kun je stellen. Stel ik, tenminste. We groeien op te midden van auto’s, industrie en een veelal stedelijke omgeving. We zitten binnen bij kunstlicht voor de tv, achter de laptop, ons mobiel bijna altijd binnen handbereik. De natuur denken we terug te zien in parken en (aangelegde) bossen, waar we tijdens vakantie en soms in het weekend vertoeven.
Hoe blijf je in zo’n leefomgeving gezond? Nou ja, door regelmatig te bewegen, een lange wandeling te maken of op een andere manier je spieren te gebruiken. Daar zal iedereen het over eens zijn. Geen discussie mogelijk.
Door goed te eten. Oké, maar wat eet je dan? Dat gesprek bewaar ik voor een andere keer.
Door je passie te volgen, in je werk, in je directe omgeving. Ook oké.
Dan, wat minder vanzelfsprekend, door regelmatig in de zon te zitten. Let wel, zonder zonnebril en zonder je huid met zonnebrandolie in te smeren. Hierin wijkt mijn visie af van wat in de media (de gezondheidszorg tot het weerbericht aan toe) gepropageerd wordt. Zodra de lente begint, worden we van alle kanten gewaarschuwd om niet te lang in de zon te zitten (mee eens) en je vooral flink in te smeren (niet mee eens). De reden? Een verhoogde kans op huidkanker.
Dat van die huidkanker kan kloppen. Urenlang in de zon zitten is gewoon slecht voor de mens. Maar wie doet dat ook? Ik tenminste niet.
Wat veel mensen niet beseffen is dat we direct zonlicht nodig hebben. En dan met name de uv-straling die de zon uitzendt. Die dringt door zijn kleine golflengte een klein stukje ons lichaam binnen, waardoor we bruin worden of ons zelfs kunnen verbranden. Ook maakt deze straling, die we niet voelen*, vitamine D aan. Nu is dat slechts een uiterlijk stofje, inderdaad onontbeerlijk voor ons lichaam. Veel belangrijker is de werking die uv-straling op ons gemoed heeft. Het verkwikt en verlicht ons. Dit is niet met instrumenten te meten, dus de wetenschap schenkt hier weinig of geen aandacht aan. Toch kennen we het allemaal uit eigen ervaring. Na een lange sombere winter verlangen we met z’n allen naar de eerste zonnige lentedag. We voelen onszelf openbreken, zoals de natuur om ons heen openbreekt. Martin Bril introduceerde het begrip 'rokjesdag', heel treffend. Iedereen herkent dat en heeft daar een apart soort lentegevoel bij.
Opvallend, en in feite voor zichzelf sprekend, is dat men in bijvoorbeeld Scandinavische landen tijdens zo’n lange donkere winter gauw tot depressiviteit vervalt. Vandaar dat veel mensen uit die landen in de winter hun vakantie op het zuidelijk halfrond vieren. Daar is licht! Alcoholproblemen, manieren om jezelf te verdoven om je inwendige somberheid niet te hoeven voelen, spelen bijna alleen maar een rol in de noordelijke landen. Van Rusland, Polen, tot Schotland aan toe. Niet omdat de mensen daar anders in elkaar zouden zitten. Ze hebben in de wintermaanden gewoonweg een tekort aan uv-licht.
Ook wij in Nederland (52 ⁰ NB) kunnen wel wat meer uv-licht gebruiken. Maar wat doen we, aangezwengeld door de media (door de industrie die er veel geld aan verdient, zeg ikzelf)? We zorgen ervoor dat dit uv-licht ons juist niet kan bereiken door een zonnebril op te zetten of ons met zonnebrandolie in te smeren. Mijn advies? Bij normale omstandigheden, niet doen.
Wat je wel kunt doen is zodra de zon schijnt, zoals vandaag, een half uur in de zon te gaan zitten. In je eigen tuin of in het park in de buurt. Niet veel langer, ook niet veel korter. Onbeschermd! Je zult merken hoe het je verkwikt. Met name in de lente en de herfst moet je dit soort geschenken van de natuur ten volle uitpakken. Het licht is er voor jou! Gratis, en o zo gezond. Letterlijk gezond, wat ook de oorspronkelijke betekenis van het woord is. Je hebt in de zon gezeten, in de pure natuur. Je hebt weerstand opgebouwd, niet alleen fysiek, maar ook geestelijk. Je kunt er weer een winter lang tegenaan.
* Wat we wel voelen is het infrarode gedeelte van het zonlicht. Dat voelt als warmte, wat we ook nodig hebben. Het vult ons gemoed op weer een andere manier.