Afdrukken

Er is een levendige (sic!) discussie gaande over wanneer iemand nu werkelijk dood is. Aanleiding is onder andere de nieuwe donorwet die per 1 juli 2020 ingaat. Deze wet geldt voor iedereen van 18 jaar en ouder die ingeschreven staat in een Nederlandse gemeente. Iedereen krijgt een brief, na 6 weken een herinneringsbrief. Wie daar niet op reageert wordt automatisch in het Donorregister geregistreerd als 'geen bezwaar' tegen orgaandonatie en weefseldonatie.
Het lijkt mij de omgekeerde wereld. Dat de overheid over jouw lichaam mag beslissen, tenzij je daartegen bezwaar maakt. Dat je zelf in actie moet komen om jezelf veilig te stellen. Alsof de autonomie van je lichaam geen vanzelfsprekendheid meer is.
Voor mijzelf spelen hiet twee zaken een rol. Ten eerste vind ik de bemoeienis van de overheid ethisch niet te verantwoorden. Dat anderen zomaar over mijn lichaam kunnen beschikken, ik doe daar niet aan mee. Aan mijn lijf geen polonaise. Ten tweede is in mijn beleving orgaandonatie zoals dat in de praktijk plaats vindt regelrechte foltering.  Ik zou dat niemand toewensen. De bewustwording hieromtrent is minimaal, in mijn ogen. Daar zou de discussie over moeten gaan, wanneer is iemand dood en wanneer nog niet.

Om op dit laatste punt in te gaan: v
roeger zei men dat wanneer iemand zijn laatste adem uitgeblazen had, dat dan de dood was ingetreden. Tot voor kort werd deze zienswijze algemeen ervaard. Orgaandonatie was niet mogelijk, omdat de organen door de ingetreden dood niet meer bruikbaar waren. Voor orgaandonatie is een nog levend lichaam nodig. De moderne wetenschap, die graag gebruik maakt van orgaandonatie omdat daarmee veel levens gered kunnen worden, paste haar inzichten aan. Men kwam tot de vaststelling dat het bewustzijn van de mens louter in de hersenen zetelde. Neurologen toonden dat immers aan. Dus, concludeerde men, wanneer de hersenen niet meer werken, is het bewustzijn weg en is men dood. Vanaf het jaar 1968 is voor artsen die de dood moeten vaststellen dit de officieel gehanteerde visie. Het feit dat het lichaam zelf dan nog functioneert, via ademhaling en andere processen, doet niet ter zake. Iemand is dood wanneer hij of zij hersendood is. Punt uit.

Maar, zeg ik, de wetenschap ziet alleen een stoffelijk omhulsel, lichaam genaamd. Meer bestaat er niet. Ziel en geest zijn verzinsels van mensen uit tijden dat men nog niet zo veel van het menselijk lichaam afwist. Zelfs gevoelens blijken te ontstaan door molecuulprocessen in de hersenen, vanuit de materie dus. Dat kun je wetenschappelijk aantonen. Er komen stofjes vrij in de hersenen en deze veroorzaken jouw beleving van vreugde of verdriet. De hersenen sturen alles aan, zij bepalen hoe, wie en wat je bent. Wanneer de hersenfuncties uitvallen, is de mens dood. Ook al blijft ie ademen en ook al blijven alle andere lichaamsfuncties intact, zoals een kloppend hart en bloed dat door het lichaam circuleert.

Wanneer je ervan uitgaat (zoals ik doe) dat de mens niet alleen een fysiek lichaam is, wordt de zaak gecompliceerder. Er is ook nog zoiets als levenskracht, een ziel en een diep verankerd ik-bewustzijn. De functie van de levenskracht is ervoor te zorgen dat het lichaam niet uit elkaar valt. De ziel is het gebied dat onze gedachten, gevoelens en emoties omvat. Het ik-bewustzijn is ons innerlijk besturingssysteem, de kapitein op het schip die de verschillende wezensdelen bij elkaar houdt. Het ik-bewustzijn bestaat niet uit één ik, daar zit een gelaagdheid in, vergelijkbaar met de grondtoon en verschillende boventonen bij een snaar van een gitaar. Het bevindt zich ook niet op één plek in het lichaam, het doordringt al onze organen. Het kan er zelfs buiten treden.

Voor mij persoonlijk is het criterium van overlijden: wanneer de levenskracht uit het lichaam wegvloeit, dan is iemand dood. Het hart stopt met pompen, het bloed stroomt niet meer door het lichaam. Het lichaam desintegreert. De samenwerking tussen alle lichaamsfuncties valt in één keer weg. De atomen en moleculen herkennen elkaar niet meer en vallen in brokstukken uit elkaar. Dit kun je waarnemen bij het moment van overlijden. Je ziet de levenskracht uit het lichaam wegfloepen, in één tel, als een wolkje dat snel in de ruimte vervliegt. Mensen die veel aan stervensbegeleding hebben gedaan, kennen die ervaring.

Dit doortrekkend, wanneer iemand alleen maar hersendood is en zijn lichaam verder nog functioneert, is hij als mens niet dood. Zijn ziel en ik-bewustzijn zijn nog aanwezig, overal in zijn lichaam en met name in zijn organen. Ondanks dat er geen directe verbinding meer is met de buitenwereld. Want daar zorgen de hersenen voor. Zolang de levenskracht verbonden is met het lichaam leeft de mens nog. Pas wanneer het levensdraadje is doorgeknipt, is iemand dood. Concreet gebeurt dit wanneer de ademhaling stopt. De ziel en het ik-bewustzijn zijn dan voor het eerst 'vrij' van het lichaam.

Heeft deze visie consequenties? Jawel, het maakt orgaantransplantatie bijvoorbeeld tot een ingewikkelde zaak. Niet dat ikzelf per se voor- of tegenstander ben van orgaantransplantatie, daar gaat het niet om. Iedereen moet dat voor zichzelf uitmaken. Maar het besef dringt zich op wat bij zo'n ingreep in het nog ademhalende lichaam gebeurt. Dit lichaam blijkt zich in de praktijk heftig te verzetten, vandaar dat het stevig moet worden vastgebonden bij een orgaantransplantatie. De medische wereld noemt dit stuiptrekkingen. Ikzelf zie dit als een sterke weerstand die de ziel en ik-bewustzijn via de levenskracht bieden tegen een ingreep van buitenaf. De mens wil dit niet, die wil blijven leven. Wat ontstaat is een heftige doodsstrijd.

Ja maar, met orgaantransplantatie red je toch andere levens? Dus waarom zou je er tegen zijn? Antwoord: ik persoonlijk ben er niet tegen. Maar het offer is groot. Er is sprake van een ongelooflijk lijden. Dat we ons hiervan bewust zijn. Het is uitermate ruimhartig van degene die ervoor kiest zijn organen aan een ander af te staan. Een grotere daad van liefde en menselijkheid kun je niet verrichten. Maar oei, wat een strijd, wat een pijn. Snijden in een levend lichaam. Een lichaam waarin de levenskracht nog functioneeert, waarin de ziel en het ik-bewustzijn nog aan vastgeklonken zitten.