Afdrukken

Het volkssprookje Hans en Grietje, zoals opgetekend door de gebroeders Grimm halverwege de 19e eeuw, is een van de bekendste in een lange reeks van tot de verbeelding sprekende vertellingen uit de tijd van de middeleeuwen. Volkssprookje, de naam zegt het al. Het is niet door één persoon bedacht, zoals de sprookjes van Andersen (1805-1875), maar ontstaan vanuit een volkse beleving. Die beleving van toen was nog dromerig, meer collectief dan individualistisch. Men was nog niet zo aards gericht en leefde gedeeltelijk met het hoofd in de wolken, zou je kunnen zeggen. Er was nog een sterke verbinding tussen hemel en aarde, tussen geest en materie.

In die beleving staat de vader voor de hemel, de plek waar men vandaan komt en weer, na een aards leven vol ervaringen, naar terug zal keren. De moeder staat voor de aarde, de plek waar al die levenservaringen opgedaan worden. Stiefmoeder aarde, blijkt het vaak te zijn. Een plek waar het hemelse kind zich niet direct thuis voelt.

In het verhaal van Hans en Grietje, model voor de mens die zowel een mannelijke als een vrouwelijke kant in zich draagt, worden de kinderen door hun ouders is het bos achtergelaten. Ze moeten het voortaan maar zelf uitzoeken. De vader ziet dit met pijn in het hart toe, de moeder is harder wat dit betreft. In eerste instantie redt Hans (de man!) de situatie door, heel slim, witte steentjes op het pad uit te strooien, zodat ze de weg naar huis makkelijk terug kunnen vinden. Maar een volgende keer, wanneer hij geen toegang heeft tot de steentjes omdat de deur ’s nachts op slot zit, probeert hij het met stukjes brood. Deze worden echter door de vogels opgegeten.

Hans en Grietje raken verdwaald in het grote bos. Ziehier de mens die het contact met zijn oorsprong kwijt is geraakt, eerst nog denkt door slim te zijn een uitweg te vinden, maar dan letterlijk het spoor bijster is. Dieper in het bos komen ze, verleid door een mooi sneeuwwit vogeltje, bij een huisje van brood gemaakt en bedekt met koek. Ze beginnen er meteen van te eten. Maar wat ze niet weten, dit huisje is eigendom van een heks. Deze doet in eerste instantie heel vriendelijk. ‘Kom maar binnen en blijf bij mij, er zal jullie geen kwaad geschieden,’ zegt ze. Maar in werkelijkheid heeft ze het helemaal niet goed voor met de kinderen. Ze wil ze vetmesten en uiteindelijk opeten.
Ziehier de verdwaalde mens die gevangen door hebzucht en materialisme in de macht van het kwaad terecht komt. En uiteindelijk ten onder zal gaan.

Ook hier is Hans de heks aanvankelijk te slim af. Hij steekt steeds een botje door de tralies van zijn kooi in plaats van zijn vinger. De slechtziende heks denkt dat zijn vinger maar niet dikker wil worden. Tenslotte verliest ze haar geduld en besluit Hans dan toch maar te slachten, te koken om hem daarna op te eten. Grietje echter weet de heks de oven in te duwen, waar deze ellendig verbrandt en aan haar einde komt.
Een prachtig beeld, dat van die oven. Hoe de geest in de mens (het vuur, denk aan het feest van Pinksteren) het kwaad overwint en de mens weer vrij maakt. Het is het vrouwelijke element (Grietje) in de mens dat dit voor elkaar krijgt.
En bevrijd zijn ze. Opeens vinden ze met gemak hun weg naar huis terug, nog wel geholpen door een witte eend (een engel?) die hen een groot water over brengt. Thuis aangekomen is de vader ontzettend blij zijn kinderen weer terug te zien. De moeder is echter gestorven. De kinderen hebben het aardse achter zich gelaten en zijn voorgoed in de vrede en harmonie van de hemel opgenomen. Ze hebben hun eindbestemming bereikt. Ze zijn terug in de geest.

Dit zijn even simpele als diepe beelden. Je voelt ze aan of niet. Kinderen in de kleuterleeftijd kunnen nog helemaal in dit soort beelden opgaan. Juist omdat zij nog niet cognitief ‘geïnfecteerd’ zijn. Zodra ze schoolrijp zijn en steeds meer kennis tot zich nemen, verliezen ze de gevoeligheden voor dit soort beelden. Die zullen ze al snel afdoen als flauw en kinderlijk. Net zoals de meeste volwassenen de volkssprookjes tegenwoordig zien. Deze worden dan ook steeds minder voorgelezen.

Dat is jammer, want de aangeboden beeldenrijkdom in de kleutertijd kan een plek van innerlijke ruimte in het denken en voelen hebben laten ontstaan van de mens in zijn volwassenheid. Wat zeker nodig is in een zich voornamelijk cognitief ontwikkelende wereld, vol techniek en andere mannelijke slimmigheden. Met een toenemende hebzucht en materialisme als gevolg.
Ja, we hebben onze vrouwelijke kant nodig, meer dan ooit. De kant die verbinding zoekt, die ons weer in harmonie met onszelf en de ons omringende natuur laat leven.
Wat prachtig dat dit volkssprookje van Hans en Grietje ons daar nadrukkelijk op wijst. Voor wie de tekens kan en wil lezen.